ECLI:NL:RBOBR:2024:4973

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
10809730 EJ-nummer: 23-627
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake arbeidsovereenkomst en transitievergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 maart 2024 een tussenbeschikking gegeven in een geschil tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.A. Hoogendoorn, en verweerster Yellowstone Contract Management B.V., vertegenwoordigd door mr. S.A.J. van Riel. De zaak betreft de beëindiging van een arbeidsovereenkomst en de vraag of verzoeker recht heeft op een transitievergoeding. Verzoeker stelt dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd op 13 november 2022, zoals door Yellowstone is gesteld, maar pas op 25 september 2023, omdat er sprake zou zijn van een payrollovereenkomst. Yellowstone betwist dit en stelt dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd op de eerder genoemde datum, waardoor verzoeker niet-ontvankelijk zou zijn in zijn verzoek om betaling van de transitievergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst een uitzendovereenkomst betreft en dat de beëindiging op 13 november 2022 rechtsgeldig was. Hierdoor is het verzoek van verzoeker tot betaling van de transitievergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de termijn voor het indienen van een dergelijk verzoek was verstreken. De overige vorderingen van verzoeker zijn ook niet ontvankelijk verklaard, omdat deze niet via een verzoekschrift aanhangig gemaakt hadden moeten worden. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling van de nevenvorderingen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: : 10809730
EJ-nummer : 23-627
Beschikking van 27 maart 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoeker, hierna [verzoeker] genoemd,
gemachtigde: mr. M.A. Hoogendoorn,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Yellowstone Contract
Management B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
verweerster, hierna Yellowstone genoemd,
gemachtigde: mr. S.A.J. van Riel.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het volgende.
het verzoekschrift met producties;
het verweerschrift met producties;
de brief van mr. Hoogendoorn van 29 december 2023, met productie 26;
e brief van mr. Hoogendoorn van 2 januari 2024 ten behoeve van de mondelinge behandeling (kantonrechter; wijziging van eis);
de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 27 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn opgemaakt, met daaraan gehecht de pleitaanteke-ningen van de gemachtigden;
de akte overlegging productie na mondelinge behandeling van Yellowstone.
1.2.
De datum voor uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is in augustus 2022 benaderd door [naam 1] Limited, een Brits recruit-mentbureau (hierna [naam 1] genoemd), voor de functie van External Supply Manager Pharma bij [naam 2] B.V. (hierna [naam 2] genoemd).
[naam 2] wil [verzoeker] inhuren als zzp’er. Omdat [verzoeker] als werknemer aan de slag wil bij [naam 2] is Yellowstone ingeschakeld.
2.2.
Yellowstone en [verzoeker] hebben vervolgens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten, met ingang van 26 september 2022 (productie 16 van het verzoekschrift).
In de arbeidsovereenkomst staat het volgende, voor zover van belang, vermeld (citaat):
Artikel 1—Aard en duur van de arbeidsovereenkomst
1. Deze arbeidsovereenkomst is een uitzendovereenkomst ex artikel 7:690 BW, niet zijnde een payrollovereenkomst ex artikel 7:692 BW. Je bent door Yellowstone (mede) gealloceerd en er is sprake van een niet-exclusieve terbeschikkingstelling aan de (Eind)Client van Yellowstone. Je wordt ter beschikking gesteld aan de (Eind)cliënt van Yellowstone om onder leiding en toezicht van die (Eind)cliënt werkzaamheden te verrichten. Yellowstone heeft de bevoegdheid om jou aan een andere (Eind)Client ter beschikking te stellen. Je bent door Yellowstone geïnformeerd over jouw rechten en verplichtingen in het kader van deze Uitzendovereenkomst.
Je bent werkzaam in Fase A als bedoeld in de CAO.
2. Je wordt niet aangemerkt als vakantiewerker in de zin van de CAO.
3. Deze arbeidsovereenkomst wordt voor bepaalde tijd aangegaan voor de duur van het Project. Het Project wordt, voor zover mogelijk, nader geduid in het bij deze arbeidsovereenkomst gevoegde Schema. Dit schema maakt onderdeel uit van deze arbeidsovereenkomst.
4. In ieder geval eindigt de arbeidsovereenkomst uiterlijk voordat Fase B, zoals bedoeld in de CAO, wordt bereikt.
5. Deze arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege, zonder dat hiervoor enige opzeggingshandeling noodzakelijk is, na afloop van het Project respectievelijk na afloop van de periode zoals genoemd in lid 3 van dit artikel.
6. Het Project eindigt op het moment dat:
a. De (Eind)cliënt verklaart dat de opdracht/het werk is geëindigd;
b. De (Eind)cliënt verklaart dat je niet meer wordt toegelaten bij de (Eind)cliënt tot het verrichten van werkzaamheden om welke reden dan ook.
2.3.
In het schema behorend bij de arbeidsovereenkomst staat het volgende, voor zover van belang, vermeld (citaat):
3. Opdrachtgever Yellowstone: [naam 1] Limited
4. (Eind)cliënt: [naam 2]
[adres]
5. Standplaats: [adres]
6. Periode van het project: Van 26 september 2022 voor de duur van het project doch uiterlijk tot en met 25 september 2023
7. Omschrijving project: Het project houdt het navolgende in:
Kostenoptimalisatie van de toeleveringsketen, inclusief vermindering van voorraadvernietiging en algemene kostenoptimalisatie van SCM & klanten-service activiteiten in Zweden
2.4.
Bij brief van 23 november 2022 heeft Yellowstone te kennen gegeven dat de arbeids-overeenkomst per 13 november 2022 van rechtswege is afgelopen, omdat het project voor [naam 2] met ingang van die datum is beëindigd.
2.5.
Bij brief van 3 januari 2023 heeft de gemachtigde van [verzoeker] aangegeven dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd en Yellowstone gesommeerd [verzoeker] toe te laten tot de werkvloer, onder doorbetaling van zijn loon.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt, zoals schriftelijk ter mondelinge behandeling gewijzigd;
1. Yellowstone te veroordelen om binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking een vergoeding aan [verzoeker] te betalen ter zake van de (resterende) wettelijke transitiever-goeding van € 2.038,48 bruto;
2. Yellowstone te veroordelen om binnen veertien dagen na de dagtekening van de beschikking een bedrag van € 26.995,98 bruto, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, aan [verzoeker] te betalen ter zake van het achterstallig salaris onder vermeerdering met de wettelijke verhoging;
3. Yellowstone te veroordelen om binnen veertien dagen na de dagtekening van de beschik-king een bedrag van € 2.396,52 bruto, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, aan [verzoeker] te betalen ter zake van de opgebouwde doch niet genoten vakantie-uren onder vermeerdering met de wettelijke verhoging;
4. Yellowstone te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen vanaf het tijdstip van de opeisbaarheid tot aan de dag van de algehele voldoening;
5. Yellowstone te veroordelen om binnen tien dagen na dagtekening van de beschikking, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 1.495,89, ter
zake buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
6. Yellowstone te veroordelen in de kosten van onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde van [verzoeker] daaronder begrepen.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt [verzoeker] samengevat het volgende.
3.2.1.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is een payrollovereenkomst, omdat aan de twee vereisten van artikel 7:692 BW is voldaan, namelijk;
1. er is geen sprake van allocatiefunctie, waarbij de overeenkomst van opdracht tussen de werkgever (Yellowstone) en de derde ( [naam 1] ) tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. [naam 1] heeft [verzoeker] - in samenspraak met [naam 2] - gealloceerd, waarna Yellowstone is ingeschakeld;
2. er is wel sprake van exclusiviteit, omdat Yellowstone alleen met toestemming van [naam 1] bevoegd is [verzoeker] aan een ander ter beschikking te stellen.
3.2.2.
Er is sprake van backoffice payrolling, waarbij het uitzendbureau ( [naam 1] ) de werving en selectie van de werknemer ( [verzoeker] ) verricht en deze werknemer op grond van opdrachtovereenkomsten met enerzijds het payrollbedrijf (Yellowstone) en anderzijds een opdrachtgever ( [naam 2] ) gaat doorlenen aan die opdrachtgever. Ook in die situatie draait de kwalificatie van de rechtsverhouding om de allocatiefunctie en exclusiviteit van de terbe-schikkingstelling.
3.2.3.
Het gevolg van de kwalificatie als payrollovereenkomst is dat op grond van artikel 7:692a lid 1 BW het verlichte ontslagregime dat voor uitzendovereenkomsten geldt, niet van toepassing is op de payrollovereenkomst. Yellowstone heeft in haar brief van 23 november 2022 een beroep gedaan op het uitzendbeding, dat is opgenomen in artikel 1 van de arbeidsovereenkomst. Het beding is echter nietig, omdat er sprake is van een (backoffice) payrolling constructie in de zin van artikel 7:692 BW.
Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd op 13 november 2022 maar eerst op 25 september 2023. De arbeidsovereenkomst is op die datum van rechtswege geëindigd en op initiatief van Yellowstone niet voortgezet.
3.2.4.
Op grond van artikel 7:673 BW is Yellowstone aan [verzoeker] een transitievergoeding verschuldigd ten bedrage van € 2.038,48 bruto, waarop een al betaald bedrag van € 415,70 in mindering is gebracht.
3.2.5.
[verzoeker] is over de periode 13 november 2022 tot 6 maart 2023 beschikbaar geweest voor arbeid, zodat Yellowstone over die periode het loon verschuldigd is. Het maandsalaris bedraagt € 6.796,40 bruto, uitgaande van een bruto uurloon van € 39,21. Het loon over deze periode inclusief 8,33% vakantiegeld bedraagt daarom € 26.995,98 bruto. [verzoeker] maakt aanspraak op de maximale wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW.
3.2.6.
Over de periode 13 november 2022 tot 6 maart 2023 heeft [verzoeker] 61,12 niet-genoten vakantie-uren opgebouwd. Uitgaande van het uurloon van € 39,21 is Yellowstone een bedrag van € 2.396,52 bruto aan [verzoeker] verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
Yellowstone voert samengevat als volgt verweer.
Niet-ontvankelijkheid
4.2.
[verzoeker] is niet-ontvankelijk in zijn verzoeken. De arbeidsovereenkomst is immers van rechtswege geëindigd per 13 november 2022. Op grond van artikel 7:686a lid 4 sub b BW is het recht om betaling van de transitievergoeding te vorderen vervallen op 13 februari 2023. Voor zover de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd op 13 november 2022 is deze tussentijds opgezegd door Yellowstone. Het recht om vernietiging van deze tussentijdse opzegging te vorderen ex artikel 7:681 BW is op grond van artikel 7:686a lid 4 sub a eveneens verstreken en wel op 13 januari 2023. Het recht om betaling te vorderen van de samenhangende vorderingen is vervallen op 13 januari 2023.
4.3.
[verzoeker] is daarnaast niet ontvankelijk in de andere vorderingen dan de transitiever-goeding, omdat deze niet zijn gebaseerd op afdeling 9, titel 10 van boek 7 BW en daarom bij dagvaardingsprocedure moeten worden gevorderd. Omdat het recht op de hoofdvordering, in casus de transitievergoeding, is komen te vervallen, kunnen de overige vorderingen niet kunnen worden aangemerkt als nevenvorderingen als bedoeld in artikel 7:686a lid 3 BW.
Eindafrekening inclusief transitievergoeding
4.4.
Voor zover [verzoeker] wel ontvankelijk is, dient vastgesteld te worden dat Yellowstone aan al haar financiële verplichtingen heeft voldaan. Er heeft een correcte eindafrekening plaatsgevonden inclusief betaling van de transitievergoeding, uitgaande van een einddatum van de arbeidsovereenkomst van 13 november 2022. De arbeidsovereenkomst is namelijk een uitzendovereenkomst die van rechtswege is geëindigd op 13 november 2022.
De arbeidsovereenkomst was op grond van artikel 1.3 van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van een project aangegaan. Op grond van artikel 1.5 eindigt de arbeidsovereenkomst van rechtswege zonder opzegging, na afloop van het project. Op grond van artikel 1.6. eindigt het project op het moment dat a) de (eind)cliënt verklaart dat de opdracht/het werk is geëindigd en/of de (eind)cliënt verklaart dat werknemer niet meer wordt toegelaten bij de (eind)cliënt tot het verrichten van werkzaamheden, om welke reden ook.
Op 23 november 2022 heeft Yellowstone, op basis van voorgaande bepalingen, [verzoeker] geïnformeerd dat het project bij [naam 2] met ingang van 13 november 2022 was geëindigd. [verzoeker] heeft bij emailbericht van 18 november 2022 ook bevestigd dat de opdracht/het werk was geëindigd, omdat [naam 2] en [verzoeker] tot het inzicht waren gekomen dat de functie alleen dan te vervullen was als ongeveer twee weken per maand in Zweden verbleven kon worden. Omdat [verzoeker] dit niet kon heeft [naam 2] besloten de stekker eruit te trekken. Er is zodoende sprake van een rechtsgeldig einde van rechtswege van de arbeidsovereenkomst.
4.5.
Er is geen sprake van een payrollovereenkomst tussen partijen, omdat niet is voldaan aan de twee cumulatieve criteria van artikel 7:692 BW. Bovendien is in de arbeidsover-eenkomst overduidelijk overeengekomen dat sprake is van een uitzendconstructie en geen sprake is van een exclusieve terbeschikkingstelling. Het uitzendbeding in de uitzendover-eenkomst (artikel 1 lid 6) is op grond van artikel 7:691 lid 2 BW en de ABU-cao rechtsgeldig. Zelfs al zou er wel sprake zijn geweest van een payroll-overeenkomst, dan is het beding nog steeds een rechtsgeldige ontbindende voorwaarde.
4.6.
In het geval de kantonrechter van oordeel is dat er geen sprake is van een rechtsgeldig einde van rechtswege, geldt dat [verzoeker] de brief van Yellowstone van 23 november 2022 heeft opgevat of had moeten opvatten als een (tussentijdse) opzegging van de arbeidsovereenkomst. Dit blijkt ook uit een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 2 februari 2021. Met de ontvangst van de brief werd het [verzoeker] duidelijk dat en op welk moment Yellowstone de arbeidsovereenkomst wilde laten eindigen. Op grond van artikel 3:33 en 3:35 BW kwalificeert de mededeling dan ook als een tussentijdse opzegging, indien het beding niet rechtsgeldig zou zijn.
Bovendien was een tussentijdse opzegging ook voorzien in artikel 4 lid 3 van de Personeels-gids, die onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst.
4.7.
Op grond van artikel 4 lid 5 van de Personeelsgids is in Fase a volledige loonuitsluiting overeengekomen. Dat betekent dat, nu [verzoeker] vanaf 13 november 2022 geen werkzaam-heden meer voor Yellowstone heeft verricht, Yellowstone vanaf die datum geen loon meer verschuldigd is.
4.8.
Toewijzing van de vorderingen van [verzoeker] is in strijd met de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:2 en 6:248 BW. [verzoeker] heeft ook niet geklaagd over de (vermeende) onjuistheid van de overeengekomen toepasselijkheid van het uitzendregime (inclusief ABU-cao) ex artikel 6:89 BW.
4.9.
Yellowstone heeft een eindafrekening opgemaakt inclusief de reserveringen voor feestdagen, kort verzuim, vakantie-uren en vakantiegeld, uitgaande van de einddatum van 13 november 2022. De wettelijke transitievergoeding ten bedrage van € 415,70 bruto is betaald.
Bij de berekening is Yellowstone uitgegaan van een bruto maandsalaris van [verzoeker] van
€ 6.759,87. Yellowstone heeft hiermee aan haar verplichtingen als werkgever voldaan.

5.De beoordeling van het verzoek

Niet ontvankelijkheid
5.1.
Volgens Yellowstone is [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek omdat de arbeids-overeenkomst op 13 november 2022 van rechtswege is geëindigd, zodat de vervaltermijn wat betreft de vordering tot betaling van de transitievergoeding op 13 februari 2023 is verstreken. Volgens Yellowstone is [verzoeker] ten aanzien van de overige vorderingen eveneens niet-ontvankelijk, omdat deze in dat geval geen nevenvorderingen zijn en daarom bij dagvaardingsprocedure moeten worden ingesteld.
De kantonrechter zal hierna onder overweging 5.3. en verder beoordelen of er sprake is van een einde van rechtswege op 13 november 2022. Als hier sprake van is zal worden overwogen of de vervaltermijn voor wat betreft de vordering tot betaling van de transitie-vergoeding is verstreken en [verzoeker] ook ten aanzien van de overige vorderingen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5.2.
Yellowstone heeft daarnaast aangegeven dat [verzoeker] niet ontvankelijk is in zijn verzoek omdat [verzoeker] de brief van Yellowstone van 23 november 2022 heeft opgevat, althans had moeten opvatten, als een tussentijdse opzegging, van de arbeidsovereenkomst.
[verzoeker] heeft vervolgens verzuimd op voet van artikel 7:681 BW een verzoekschrift tot vernietiging van de opzegging of een billijke vergoeding in te dienen, waardoor deze mogelijkheid is komen te vervallen. Dit standpunt van Yellowstone kan niet slagen.
In de brief van 23 november 2022 heeft Yellowstone aangegeven dat het project is beëindigd en de arbeidsovereenkomst van rechtswege is afgelopen. Bij emailbericht van gelijke datum van Yellowstone aan [verzoeker] is onder meer het volgende aangegeven (citaat):
“Het project is aldus geëindigd per 12 november 2022 en daarmee is ook jouw uitzendover-eenkomst van rechtswege afgelopen
en niet door middel van een tussentijdse opzegging(productie 1 bij het verweerschrift). Hieruit leidt de kantonrechter af dat er geen sprake is geweest van een tussentijdse opzegging en [verzoeker] de brief ook niet heeft kunnen of moeten opvatten als zodanig.
Uitzendovereenkomst of payrollovereenkomst
5.3.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 13 november 2022 van rechtswege is geëindigd.
Volgens Yellowstone is hier sprake van omdat partijen een uitzendovereenkomst ex artikel 7:690 BW met een uitzendbeding ex artikel 7:691 lid 2 BW zijn overeengekomen, op grond waarvan de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd vanwege het eindigen van de opdracht op 13 november 2022. Volgens [verzoeker] betreft de uitzendovereenkomst een payrollovereenkomst ex artikel 7:692 BW betreft, zodat een uitzendbeding in de arbeidsover-eenkomst niet is toegestaan.
5.4.
In de arbeidsovereenkomst is uitdrukkelijk opgenomen dat partijen een uitzendovereenkomst zijn overeengekomen en geen payrollovereenkomst. Dat betekent nog niet zonder meer dat de arbeidsovereenkomst in feite een payrollovereenkomst betreft. Daarvoor zal er objectief en naar de achterliggende omstandigheden gekeken moeten worden. Kenmerkend bij de totstandkoming is geweest dat [verzoeker] , toen [naam 2] aangaf geen arbeidsovereenkomst te willen afsluiten, Yellowstone heeft aangedragen aan [naam 1] als eventuele tussenpartij en de onderhandelingen verder heeft overgelaten aan die partijen. Hij is door Yellowstone bij mail in kennis gesteld van de overeenkomst die hem werd aangeboden en daarin is verwezen naar de toepasselijkheid van de ABU CAO, die geldt voor uitzendwerk. [verzoeker] is kennelijk alleen ingegaan op de betalingswijze en heeft overigens geen opmerkingen gemaakt. Ook niet ten tijde van de vermelding van het einde. Eerst later is het beroep op een payrollovereenkomst opgekomen. Aldus kan worden vastgesteld dat in de onderlinge verhouding tussen partijen geen directe afspraken daarover zijn gemaakt en dat kennelijk tussen [naam 2] , [naam 1] en Yellowstone gekozen is voor een uitzendovereenkomst.
5.5.
Uit artikel 7:692 BW volgt dat er twee cumulatieve elementen zijn op basis waarvan de payrollovereenkomst wordt onderscheiden van de uitzendovereenkomst; er is geen allocatie-functie en er is sprake van exclusiviteit.
De kantonrechter is van oordeel dat aan het element van de exclusieve terbeschikkingstelling van [verzoeker] aan [naam 2] niet is voldaan. Er is sprake van exclusieve terbeschikkingstelling als de juridische werkgever de medewerker alleen bij de betreffende inlener ter beschikking mag stellen. Zonder toestemming van de betreffende inlener mag de medewerker dus niet bij andere inleners ter beschikking worden gesteld.
5.6.
Voor de bepaling van exclusieve terbeschikkingstelling zijn de volgende indicaties genoemd in de parlementaire behandeling van de WAB:
- Of er (al dan niet schriftelijk) afspraken tussen de (uitzend)werkgever en de inlener zijn gemaakt, zoals een exclusiviteitsbeding;
- Of de medewerker is medegedeeld dat hij/zij alleen maar bij die betreffende inlener mag werken en dit ook feitelijk heeft plaatsgevonden;
- Of de medewerker voorheen bij de inlener zelf (rechtstreeks) werkzaam is geweest en hoe lang de medewerker werkzaam is (geweest);
- Of de medewerker met de inlener praktische afspraken moet maken, zoals vakanties;
- Of de inlener bemoeienis heeft met het personeelsbeleid ten aanzien van de mede-werker, zoals functioneringsgesprekken.
5.7.
In artikel 2.6. van de opdrachtovereenkomst van 12 september 2022 tussen [naam 1] en Yellowstone is expliciet vermeld dat Yellowstone (= de contractor) bevoegd is om de Representative (= [verzoeker] ) te laten vervangen (productie 4 van Yellowstone).
Vastgesteld kan ook worden dat in artikel 1 van de arbeidsovereenkomst tussen partijen van 26 september 2022 is vermeld dat er sprake is van een
niet-exclusieve terbeschikkingstellingaan de (eind)cliënt van Yellowstone en Yellowstone de bevoegdheid heeft om [verzoeker] aan een andere (eind)cliënt ter beschikking te stellen. In de verhouding tot [naam 2] en [naam 1] moet dat in ieder geval worden aangenomen. Dit betekent dat aan de als eerste genoemde indicatie niet is voldaan,
5.8.
Gesteld noch gebleken is dat aan [verzoeker] is medegedeeld dat hij alleen maar (via [naam 1] ) bij [naam 2] mag werken. Hij heeft zichzelf ook niet uitdrukkelijk op die wijze naar Yellowstone geuit. Daarbij geldt dat hij zich in dit geval niet in eerste instantie tot Yellowstone gericht heeft maar Yellowstone is op hem geattendeerd door [naam 1] . De insteek voor de aard van de overeenkomst is daarmee ook niet van [verzoeker] afkomstig. [verzoeker] heeft verder met ingang van 26 september 2022 weliswaar feitelijk uitsluitend bij [naam 2] gewerkt, doch dit ziet slechts op een korte periode van minder dan 2 maanden en is geen bewijs voor exclusieve terbeschikkingstelling. Bovendien is [verzoeker] al in de periode 2018-2020 bij een zustervennootschap van Yellowstone in loondienst geweest, waarbij hij aan een andere client dan [naam 2] ter beschikking is gesteld. Er was al een fase van allocatie geweest. Dat betrof expliciet een arbeidsovereenkomst fase A waarop duidelijk de CAO voor Uitzendkrachten van toepassing was verklaard. [verzoeker] is ook niet eerder werkzaam geweest voor of bij [naam 2] , althans dat blijkt nergens uit. Er is daarom ook geen reden aan te nemen dat een oneigenlijke constructie bij de handelende partijen voor ogen heeft gestaan.
5.9.
Volgens [verzoeker] moesten de praktische zaken, zoals vakanties worden geregeld met [naam 1] en/of [naam 2] . Dit wordt door Yellowstone betwist. [verzoeker] verwijst naar het online portaal van [naam 1] , doch uit de door hem overgelegde handleiding volgt niet dat [verzoeker] dergelijke zaken bij [naam 1] en/of [naam 2] moest aanvragen.
[verzoeker] geeft aan dat zijn manager, de heer [A] van [naam 2] , de uren en vakantieaanvragen in het portaal van [naam 1] moest goedkeuren, maar dit blijkt nergens uit. [verzoeker] heeft ook geen verklaring hieromtrent van de heer [A] overgelegd.
5.10.
Op grond van de voorgaande feiten en omstandigheden is zodoende niet vast komen te staan dat er sprake is geweest van een exclusieve terbeschikkingstelling. Dat betekent dat, nu aan een van de twee cumulatieve elementen niet is voldaan, de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet een payrollovereenkomst betreft, maar een uitzendovereenkomst.
5.11.
Het element van de allocatiefunctie kan daarom verder onbesproken blijven. Hiervoor is volledigheidshalve al aangegeven dat er al eerder een registratie van tijdelijke arbeid van [verzoeker] bij Yellowstone was en daarop tussen partijen voortgegaan is. Ook heeft [verzoeker] geen direct contact opgenomen met Yellowstone maar is het contact door [naam 1] gezocht.
Transitievergoeding
5.12.
Nu aangenomen moet worden dat sprake is van een uitzendovereenkomst tussen partijen ex artikel 7:690 BW is het op grond van artikel 7:691 lid 2 BW toegestaan om hierin schriftelijk te bedingen dat die overeenkomst van rechtswege eindigt doordat de terbeschikkingstelling van de werknemer door de werknemer aan de derde ten einde komt.
Het beding dat partijen zijn overeengekomen in artikel 1.5. van de arbeidsovereenkomst is een rechtsgeldig uitzendbeding. Tussen partijen bestaat geen discussie of het project – een servicemanager vanuit Nederland te positioneren - was geëindigd, omdat [naam 2] dat had beëindigd en dat vanuit Zweden wilde gaan doen. Dit blijkt uit het emailbericht van Yellowstone aan [verzoeker] van 23 november 2023 en ook uit het emailbericht van [verzoeker] van 18 november 2022, waarin hij schrijft dat [naam 2] ‘de stekker eruit heeft getrokken’ (productie 1 van Yellowstone). [verzoeker] heeft zich hier ook bij neergelegd.
Dat betekent dat op grond van artikel 1.5 de arbeidsovereenkomst met ingang 13 november 2022 van rechtswege is geëindigd, zonder dat hiervoor een opzegging nodig is.
5.13.
Op grond van artikel 686a lid 4 sub b BW vervalt de bevoegdheid om een verzoekschrift tot betaling van de transitievergoeding in te dienen binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Het voorgaande betekent dat [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot betaling van de transitievergoeding, aangezien dit verzoek is vervallen op 14 februari 2023.
5.14.
[verzoeker] dient, nu hij niet ontvankelijk is in zijn verzoek tot betaling van de transitievergoeding, te worden veroordeeld in de proceskosten en in de nakosten.
5.15.
Voornoemde beslissingen zullen, vanwege de hierna genoemde overwegingen met betrekking tot de nevenverzoeken, worden aangehouden tot aan de einduitspraak.
Nevenverzoeken
5.16.
De vraag die vervolgens, zowel ambtshalve als vanwege het verweer dat is gevoerd, moet worden beantwoord is of de overige vorderingen onder sub 2 tot en met 5 van het gewijzigde petitum van [verzoeker] door middel van een verzoekschrift aanhangig gemaakt hadden moeten worden.
De vordering tot betaling van de transitievergoeding is immers komen te vervallen, omdat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in dat verzoek. Dat betekent dat er geen grondslag is om de overige vorderingen, die niet vallen onder afdeling 9 van titel 10 van boek 7, als nevenvordering op grond van artikel 7:686a lid 3 BW bij verzoekschrift in te leiden.
5.17.
De kantonrechter ziet echter in het verloop van de procedure reden om bij beschikking de zaak ten aanzien van de vordering 2 tot en met 5 af te doen nu inmiddels in wezen is voldaan aan de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. Partijen zullen zich daarover kunnen uitlaten en eventueel de inhoudelijke stellingen aanpassen.
5.18.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
met betrekking tot vordering 1
6.1.
houdt iedere verdere beslissing aan;
met betrekking tot vordering 2 tot en met 5
6.2.
bepaalt dat partijen zich uiterlijk 11 april 2024 kunnen uitlaten als in rechtsoverweging 5.17 opgenomen;
6.3.
stelt [verzoeker] daarbij in de gelegenheid zijn vordering desgewenst aan te passen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en op 27 maart 2024 in het openbaar uitgesproken.