In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 24 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een geitenstal met 800 dierplaatsen behandeld. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing door Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Noord-Brabant onvoldoende gemotiveerd is. Eiser had de aanvraag ingediend om het leefoppervlak van de geiten te vergroten zonder het aantal geiten te verhogen. Het college van burgemeester en wethouders steunde het plan van eiser, maar de vvgb (verklaring van geen bezwaar) werd door GS geweigerd. De rechtbank stelt vast dat GS niet duidelijk heeft gemaakt wat onder een 'uitzonderlijk belang' valt en waarom de belangen van dierenwelzijn en de economische belangen van eiser niet als zodanig kunnen worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging die GS heeft gemaakt niet deugdelijk is, omdat het algemeen belang van de volksgezondheid niet is afgewogen tegen de belangen van eiser. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes maanden opnieuw te beslissen op de aanvraag, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het griffierecht aan eiser vergoed en worden de proceskosten vastgesteld op € 1.750,-.