ECLI:NL:RBOBR:2024:4824

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
C/01/389281 / HA ZA 23-49
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering door gemeenten van onverschuldigd betaalde bedragen aan zorgaanbieder wegens onvoldoende geleverde begeleiding

In deze zaak vorderen een aantal gemeenten de terugbetaling van bedragen die zij te veel aan de zorgaanbieder, Autismebegeleiding.nl B.V. (RAC), hebben betaald. De gemeenten stellen dat RAC niet het afgesproken minimum aantal uren begeleiding heeft geleverd aan cliënten, zoals vastgelegd in de overeenkomsten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank heeft de vorderingen van de gemeenten afgewezen, omdat zij niet hebben aangetoond dat RAC contractueel verplicht was om altijd het minimum aantal uren te leveren. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomsten een outputgerichte uitvoeringsvariant bevatten, waarbij de zorgaanbieder niet per se op uren wordt afgerekend. De gemeenten hebben niet voldoende onderbouwd dat RAC tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomsten. De rechtbank concludeert dat de gemeenten in het ongelijk zijn gesteld en veroordeelt hen tot betaling van de proceskosten aan RAC.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/389281 / HA ZA 23-49
Vonnis van 16 oktober 2024
in de zaak van

1.GEMEENTE ASTEN,

te Asten,
2.
GEMEENTE DEURNE,
te Deurne,
3.
GEMEENTE GEMERT-BAKEL,
te Gemert,
4.
GEMEENTE HELMOND,
te Helmond,
5.
GEMEENTE LAARBEEK,
te Beek en Donk,
6.
GEMEENTE SOMEREN,
te Someren,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: de Gemeenten,
advocaat: mr. D. van Tilborg,
tegen
AUTISMEBEGELEIDING.NL B.V.,
tevens handelend onder de naam
REGIONAAL AUTISME CENTRUM,
te Helmond,
gedaagde partij,
hierna te noemen: RAC,
advocaat: mr. M.F. van der Mersch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 januari 2023, tevens houdende een incidentele vordering tot afschrift bescheiden ex artikel 843a Rv (met prod. 1 t/m 34)
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van antwoord in het incident van RAC van 1 maart 2023 (met prod. 1 t/m 25)
- de akte uitlaten producties van de Gemeenten van 22 maart 2023
- het vonnis in incident van 19 april 2023, waarin de incidentele vordering van de Gemeenten is afgewezen
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte overlegging producties van de Gemeenten (met prod. 35 t/m 47)
- de gewijzigde productie 34 van de Gemeenten die op de mondelinge behandeling van 25 juni 2024 is overgelegd
- de mondelinge behandeling van 25 juni 2024 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
De Gemeenten moeten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (verder: Wmo 2015) ondersteuning bieden aan inwoners die beperkingen ondervinden in de zelfredzaamheid of de participatie. De Gemeenten mogen bij de uitvoering van de Wmo 2015 derden inschakelen. In dat kader hebben de Gemeenten met RAC overeenkomsten gesloten. Zij hebben daarin afgesproken dat RAC begeleiding zal leveren aan cliënten. De betreffende inwoners (cliënten) kunnen jegens de Gemeenten aanspraak maken op een maatwerkvoorziening. Bij toekenning staat in de beschikking een voor die inwoner/cliënt geïndiceerd product met een bijbehorend minimum en maximum aantal uren begeleiding (de bandbreedte). Gelijktijdig verstrekken de Gemeenten dan voor die cliënt een met de beschikking overeenstemmende opdracht aan RAC.
2.2.
De Gemeenten hebben op een gegeven moment bij RAC de urenregistraties voor de jaren 2018 en 2019 opgevraagd en deze heeft RAC verstrekt. Volgens de Gemeenten hebben zij toen geconstateerd dat RAC aan een grote groep cliënten structureel minder uren aan ondersteuning heeft geleverd dan is overeengekomen. De betaalde declaraties zijn volgens de Gemeenten dan ook (deels) onverschuldigd betaald, dan wel is er sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten. De Gemeenten vorderen dat de over de jaren 2018 en 2019 onverschuldigd betaalde bedragen respectievelijk de geleden schade door RAC wordt (terug)betaald.
2.3.
RAC betwist dat er te weinig ondersteuning aan cliënten is geleverd. Zij voert daarbij onder andere aan dat de Gemeenten geen juiste uitleg geven aan de afspraken in de overeenkomsten. De overeenkomsten bevatten volgens RAC voor haar niet de verplichting om minstens het minimumaantal uren van de bandbreedte aan begeleiding te leveren aan de betreffende cliënt. De overeenkomsten zijn namelijk vormgegeven op basis van een outputgerichte uitvoeringsvariant met een daarbij horende outputgerichte wijze van financiering. Er wordt dus niet gedeclareerd op basis van uren. Alleen de aangeleverde urenlijsten kunnen daarom niet dienen als verantwoording van de verleende begeleiding.
2.4.
Het belangrijkste geschilpunt tussen partijen betreft de vraag naar de uitleg van de overeenkomsten tussen de Gemeenten en RAC. Meer specifiek gaat het om de vraag of RAC is gehouden om steeds een minimum aantal uren begeleiding aan de cliënten te leveren, zoals de Gemeenten stellen, maar wat RAC betwist.
De rechtbank zal op dat punt RAC volgen en de vorderingen van de Gemeenten afwijzen. Hierna legt zij uit hoe zij tot dat oordeel komt.

3.De feiten

3.1.
De Gemeenten hebben met RAC op 8 december 2016 gesloten de “
Overeenkomst Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Begeleiding” (de Overeenkomst Begeleiding). In die overeenkomst is onder meer bepaald:

Hoofdstuk 2 Eisen aan de aanbieder, opdrachtverstrekking en levering
Artikel 2.1 Begripsbepalingen
1) Besluit: beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht afgegeven door de Gemeente aan Inwoner, waarmee inwoner in aanmerking komt voor Maatwerkvoorziening Begeleiding;
[…]
3) Individuele opdrachtverstrekking: opdracht van de Gemeente aan een Aanbieder om de Maatwerkvoorziening Begeleiding uit te voeren onder de Overeenkomst voor een Cliënt die daarvoor over een Besluit beschikt;
[…]
6) Maatwerkvoorziening Begeleiding: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een Inwoner afgestemd geheel van diensten voor Begeleiding ten behoeve van zelfredzaamheid en/of participatie en het daarvoor noodzakelijke vervoer […];
Artikel 2.2 Eisen aan Aanbieder
1 Aanbieder is verplicht om in opdracht van Gemeente de Maatwerkvoorziening begeleiding te verrichten onder de voorwaarden van deze Overeenkomst en haar bijlagen.
[…]
3 In het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning wordt een voorziening in elk geval veilig, doeltreffend, doelmatig en Cliëntgericht verstrekt. Dit betekent o.a. dat de Aanbieder de Maatwerkvoorziening Begeleiding:
a) uitvoert in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard waaronder begrepen het “Model basisset kwaliteitseisen Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers”. Dit betekent dat in ieder geval de voor Aanbieder geldende wettelijk vastgelegde kwaliteitsbepalingen worden nageleefd (Waaronder de bepalingen daaromtrent in hoofdstuk 3 van de Wmo 2015 alsook de bepalingen daaromtrent in de Verordening maatschappelijke ondersteuning en/of Nadere regels maatschappelijke ondersteuning);
[…]
d) afstemt op de reële behoefte van Cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die Cliënt ontvangt. Dit betekent ook dat Aanbieder zich in het toegangsproces van melding/aanvraag onthoudt van een onheuse beïnvloeding dat de Cliënt meer ondersteuning wordt toegekend dan feitelijk nodig is. Dit betekent ook dat Aanbieder (mede) gehouden is te voorkomen dat het sociale netwerk, een algemene voorziening of andere (goedkopere) oplossing niet of onvoldoende wordt ingezet waardoor de Gemeente hogere kosten heeft via inzet Maatwerkvoorziening dan noodzakelijk is;
Artikel 2.5 Uitvoering van de opdracht
1 De gemeente verstrekt, bij toekenning van een Maatwerkvoorziening Begeleiding, gelijktijdig een individuele opdracht aan Aanbieder. […]
2 Binnen het kader van resultaat, resultaatsgebieden en activiteiten zoals genoemd
door de Gemeente (artikel 2.3 en bijlage 7) worden in het Ondersteuningsplan de doelstellingen en activiteiten benoemd.
[…]
5 Aanbieder is verplicht om binnen de bandbreedtes van de opgedragen zorginzet
maatwerk te verlenen. Het is niet toegestaan om minder te leveren aan zorginzet dan waartoe de Aanbieder gehouden is ingevolge de opdrachtverstrekking.
[…]
7 Aanbieder heeft de verplichting tot informatievoorziening richting de Gemeente indien sprake is van relevant veranderingen in situatie van Cliënt waardoor de Maatwerkvoorziening Begeleiding c.q. de Individuele Opdrachtverstrekking mogelijk beëindigd of aangepast dient te/kan worden. De Gemeente beoordeelt vervolgens het verzoek van de Aanbieder en past – indien zij dat nodig acht – de individuele Opdrachtverstrekking aan.
Artikel 2.6 Omvang zorginzet
1 Aanbieder die een Individuele Opdrachtverstrekking van de Maatwerkvoorziening Begeleiding uitvoert, ontvangt voor die levering een vergoeding conform artikel 3.8.
2 Het tarief dat de Gemeente hanteert omvat directe en indirecte tijd met betrekking tot ondersteuning door Aanbieder van Cliënt.
- De directe tijd betreft het directe Cliëntcontact. Dit kan ook "op afstand" plaatsvinden (telefonisch, screen-to-screen). Ook het ten behoeve van de uitvoering van de opdracht noodzakelijke contact met iemand uit het sociale netwerk van de Cliënt betreft directe tijd.
- Onder indirecte inzet/tijd wordt in ieder geval verstaan:

activiteiten van niet-uitvoerenden (leidinggevenden, staf, administratie, management);

opstellen/bijhouden Cliëntdossier of ondersteuningsplan;

reistijd;

bijscholing, collegiale consultatie, coaching;

overdracht en werkoverleg;

voorbereiding en administratie.
3 De geïndiceerde inzet conform opdrachtverlening betreft louter directe tijd en dient feitelijk te worden geleverd aan de Cliënt. Indirect tijd is verwerkt in de hoogte van het tarief en mag de Aanbieder niet (separaat) declareren.
Artikel 3.2 Facturatie- en declaratieproces en betaling
1 Declaratie van geleverde prestaties vindt plaats door middel van het bericht 'Declaratie' (iWmo 303 D) waarbij partijen overeenkomen dat het bericht 'Declaratie' wederzijds beschouwd wordt als een factuur in de wettelijke zin van het woord. Daarbij komen partijen overeen dat het bericht 'Declaratie' beschouwd wordt als de enige geldige factuurvorm binnen deze overeenkomst. Dit betekent dat in het declaratieproces geen formele nazending van een papieren factuur aan de orde is.
2 In het declaratieproces is de taakverdeling als volgt:
De Gemeente:

is verantwoordelijk voor de controle van het recht op zorg;

is verantwoordelijk voor controle van declaraties;

richt een proces in voor de controle op de levering, bijvoorbeeld via de Cliënt of via de verwijzer.
De Aanbieder:

voert registratie van uitgevoerde werkzaamheden die de basis vormen voor declaratie;

borgt in de administratieve organisatie dat declaratie plaatsvindt conform het geldende tarief en aansluit bij uitgevoerde werkzaamheden;

levert, indien gevraagd, volledige en juiste productieverantwoording en geeft hierover, indien gevraagd, toelichting aan de Gemeente;

verleent op verzoek van Gemeente medewerking aan bestandsvergelijking en/of materiële controle, eventueel door bevoegde (externe) professional om bovenstaande op dossierniveau te controleren.
3 Aanbieder declareert de geleverde prestaties binnen 30 kalenderdagen na afloop van de kalendermaand waarop de prestaties betrekking hebben door middel van het bericht 'Declaratie'. Dit bericht is de enige declaratie die Aanbieder aan Gemeente stuurt voor geleverde Zorg.
Artikel 3.8 Prijzen/tarieven en productcodes
Aanbieder die een Individuele Opdrachtverstrekking van de Maatwerkvoorziening Begeleiding ontvangt van de Gemeente en op basis daarvan ondersteuning levert aan een Cliënt, ontvangt voor die levering een vergoeding. Zie daartoe bijlage 3.
3.2.
De gemeente Helmond heeft daarnaast in januari 2017 met RAC gesloten de “
Overeenkomst inzake Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015, Beschermd wonen en Begeleiding Plus” (de Overeenkomst Begeleiding Plus). De voor deze zaak relevante artikelen uit die overeenkomst met betrekking tot het toekennen van opdrachten, de (registratie van de) tijdsinzet en de declaratiewijze zijn gelijkluidend aan de daarmee samenhangende artikelen uit de Overeenkomst Begeleiding.

4.Het geschil

4.1.
De Gemeenten vorderen, samengevat, veroordeling van RAC:
tot betaling aan
gemeente Astenvan een bedrag van € 77.410,25 (€ 40.506,63 voor het jaar 2018 en € 36.903,62 voor het jaar 2019),
tot betaling aan
gemeente Deurnevan een bedrag van € 73.561,76 (€ 45.340,48 voor het jaar 2018 en € 28.221,28 voor het jaar 2019),
tot betaling aan
gemeente Gemert-Bakelvan een bedrag van € 40.299,78 (€ 23.602,58 voor het jaar 2018 en € 16.697,20 voor het jaar 2019),
tot betaling aan
gemeente Helmondprimair van een bedrag van € 1.045.889,36 (€ 511.271,66 voor het jaar 2018 en € 534.617,70 voor het jaar 2019) en subsidiair van een bedrag van € 534.617,70,
tot betaling aan
gemeente Laarbeekvan een bedrag van € 24.668,42 (€ 16.253,16 voor het jaar 2018 en € 8.415,26 voor het jaar 2019),
tot betaling aan
gemeente Somerenvan een bedrag van € 24.446,40 (€ 20.050,08 voor het jaar 2018 en € 4.396,32 voor het jaar 2019),
steeds te vermeerderen met rente en met veroordeling van RAC in de proceskosten.
4.2.
De Gemeenten leggen hieraan het volgende ten grondslag.
Uit beide overeenkomsten volgt dat RAC binnen de bandbreedtes van de geïndiceerde zorginzet (of “producten”) maatwerk moet leveren. Zij mag daarbij volgens de Gemeenten niet minder zorginzet leveren dan de minimale zorginzet in uren die in de betreffende opdracht voor die cliënt is vermeld. De Gemeenten betalen per maand een standaardtarief aan RAC dat hoort bij het betreffende geïndiceerde product.
Op basis van de geïndiceerde producten (waarbij voor elk product een minimum en maximum aantal begeleidingsuren is gegeven), de door RAC maandelijks ingediende declaraties en de controle van de urenregistraties van RAC, is gebleken dat RAC structureel minder dan het minimum aantal uren hulp aan een grote groep cliënten heeft geboden. RAC heeft in veel gevallen feitelijk het aantal uren begeleiding geleverd, dat hoort bij een lager product met een bijbehorend lager tarief.
De Gemeenten hebben dus in de jaren 2018 en 2019 per cliënt maandelijks te veel betaald aan RAC. De te veel betaalde bedragen moeten wegens onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW) worden terugbetaald.
Subsidiair stellen de Gemeenten dat de te veel betaalde bedragen als schadevergoeding wegens wanprestatie (artikel 6:74 BW) aan de Gemeenten moeten worden terugbetaald. RAC heeft immers niet aan de overeenkomsten voldaan, want zij heeft te weinig uren zorginzet geleverd.
Door minder uren begeleiding te leveren dan de geïndiceerde begeleiding, handelt RAC bovendien niet doelmatig en RAC heeft dan ook niet de voorziening geleverd die is afgestemd op de behoeften van de cliënt.
De Gemeenten vorderen (zowel primair als subsidiair) de te veel betaalde bedragen aan declaraties terug. Die te veel betaalde bedragen hebben de Gemeenten berekend door de daadwerkelijk aan RAC betaalde declaraties te vergelijken met de bedragen die RAC volgens de Gemeenten had mogen declareren, gelet op de minder geleverde uren aan zorginzet.
4.3.
RAC brengt - samengevat - de volgende verweren naar voren.
Artikel 2.5 lid 5 van de overeenkomsten moet anders worden uitgelegd dan de Gemeenten doen. De overeenkomsten en de wijze van financieren gaan immers uit van een zogenoemde outputgerichte systematiek. Dit in tegenstelling tot een inspanningsgerichte systematiek, waarbij afrekening plaatsvindt op basis van een concreet aantal uren maal een uurtarief. RAC moet vooraf vastgelegde resultaten behalen en de kwaliteits- en controlebepalingen zien uitsluitend op de toetsing dáárvan en de financiering sluit dáárbij aan. Een redelijke uitleg van de overeenkomst brengt dat met zich, aldus RAC.
Subsidiair stelt RAC onder meer dat de Gemeenten niet op grond van alleen de door RAC aangeleverde urenregistratie tot de conclusie kunnen komen dat te weinig uren zijn geleverd, omdat die niet een volledig beeld geeft van de feitelijk door RAC geleverde uren. Ook moet dan rekening gehouden worden met verrekening van ten onrechte niet verkregen betalingen van de bóven de bandbreedte geregistreerde uren ondersteuning.
Overigens is het niet aan RAC te wijten dat er minder uren zijn geregistreerd dan de ondergrens van de bandbreedte. Het minimum aantal uren is niet altijd te halen, door omstandigheden waar RAC geen invloed op heeft.
4.4.
Wat partijen verder hebben aangevoerd, zal waar nodig hierna nader aan de orde komen.

5.De beoordeling

5.1.
De vorderingen van de Gemeenten steunen volledig op hun stelling dat RAC op grond van de overeenkomsten verplicht was om gedurende de periode van begeleiding van een cliënt elke maand binnen de bandbreedte te leveren en dus - meer specifiek - om elke maand in elk geval het minimale aantal uren begeleiding van het betreffende product aan de cliënt te bieden. Dit hebben de Gemeenten in de dagvaarding ook aan de berekening van de gevorderde hoofdsommen ten grondslag gelegd.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat de Gemeenten hier tijdens de mondelinge behandeling in wezen zelf op zijn teruggekomen. Zij hebben tijdens de mondelinge behandeling namelijk gesteld dat een indicatie moet worden aangepast als er structureel buiten de bandbreedte begeleiding wordt geleverd door een zorgaanbieder. Het is aan de zorgaanbieder om de indicatie te monitoren. In het geval dat het aantal uren zorginzet bij een cliënt moet worden op- of afgeschaald kan én moet de zorgaanbieder om aanpassing van de indicatie vragen, waarna de zorginzet indien nodig wordt op- of afgeschaald. Bij een aanpassing van de indicatie wordt de door de zorgaanbieder bij de Gemeenten te declareren vergoeding voor de begeleiding van de betreffende cliënt aangepast. Zolang de indicatie niet is aangepast, kán een zorgaanbieder niet een ander (lager of hoger) tarief declareren, zelfs niet als feitelijk meer of minder uren zijn geleverd dan de indicatie aangeeft als minimum of maximum.
Een vaste termijn waarbinnen een zorgaanbieder om aanpassing van de indicatie moet vragen, is er volgens de Gemeenten echter niet. Ook hebben de Gemeenten daar desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling geen concrete handvatten voor gegeven. Zij wijzen er daarbij op dat de deskundigheid bij de zorgaanbieders ligt, dat de zorgaanbieders weten wat de cliënten nodig hebben en dat de Gemeenten daarop moeten kunnen vertrouwen. De Gemeenten verwachten van zorgaanbieders dus dat zij met hen in gesprek gaan over het – indien nodig – aanpassen (op- of afschalen) van de indicatie.
5.3.
RAC heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat bij het structureel leveren van begeleiding buiten de geïndiceerde brandbreedte in gesprek moet worden gegaan met de Gemeenten over eventuele op- of afschaling van de indicatie, maar betwist dat zij niet of niet tijdig aan de bel zou hebben getrokken. Zij heeft erop gewezen dat zij dat overleg met de Gemeenten weldegelijk heeft (op)gezocht, maar dat besluiten vanuit de Gemeenten daarover nog wel eens lang op zich lieten wachten. Dat er ten onrechte niet of niet tijdig zou zijn op- of afgeschaald in bepaalde dossiers, blijkt nergens uit en is ook niet het standpunt van de Gemeenten, aldus RAC.
5.4.
De rechtbank leidt uit de stellingen van de Gemeenten op de mondelinge behandeling af dat het kennelijk ook voor de Gemeenten nooit de bedoeling is geweest (en dus geen harde contractuele verplichting was) dat RAC strikt iedere maand de onderkant van de bandbreedte aan uren begeleiding aan de cliënt moest leveren. Wel rust op RAC dus kennelijk een contractuele verplichting om met de Gemeenten in overleg te treden in geval er (mogelijk) aanleiding is om de indicatie van een cliënt op- of af te schalen, maar – volgens de stellingen van de Gemeenten – pas als over een bepaalde periode de zorginzet buiten de bandbreedte valt.
Zoals gezegd, hebben de Gemeenten tijdens de mondelinge behandeling niet concreet aangegeven hoe lang die periode dan is. De Gemeenten hebben bovendien niet het
standpuntingenomen, dat RAC ten aanzien van deze verplichting is tekortgeschoten in de nakoming. Voor zover de Gemeenten RAC verwijten dat zij eerder in overleg had moeten treden in verband met het op- of afschalen van verschillende indicaties, merkt de rechtbank op dat de Gemeenten dat standpunt niet als toerekenbare tekortkoming aan haar vordering ten grondslag hebben gelegd (en dat standpunt dus ook niet concreet onderbouwd hebben). Ook is er geen koppeling tussen dat standpunt en de gestelde schade. De gestelde schade is immers gebaseerd op het verschil tussen de (maandelijkse) vergoeding voor de geïndiceerde begeleiding en die voor de feitelijk geleverde begeleiding, zonder dat daarbij rekening is gehouden met een bepaalde periode waarbinnen de zorginzet nog buiten de bandbreedte mag vallen in aanloop naar een op- of afschaling van die zorginzet. De Gemeenten hebben op de mondelinge behandeling nog wel gesteld dat een aanpassing van een indicatie met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. Dat standpunt laat echter onverlet dat volgens de Gemeenten pas afschaling aan de orde is wanneer er structureel minder uren nodig zijn, dit een inschatting van de zorgaanbieder is en in overleg gaat. Tegen die achtergrond is niet, althans niet voldoende, onderbouwd dat met terugwerkende kracht gedeclareerd moet worden conform een met terugwerkende kracht aangepaste indicatie. Het enkele feit dat in bepaalde gevallen in bepaalde maanden minder uren zorginzet zijn geleverd dan het minimum aantal uren van de afgegeven indicatie maakt, gelet op het voorgaande, niet dat sprake is van onverschuldigde betaling of wanprestatie. Daarbij is ook van belang dat volgens zowel de Gemeenten als RAC een zorgverlener vanwege het geautomatiseerde betalingssysteem van de declaraties, zolang de indicatie niet is aangepast, niet een ander (lager of hoger) tarief kán declareren dan de op dat moment afgegeven indicatie. Zelfs niet als feitelijk meer of minder uren zijn geleverd dan de indicatie aangeeft als minimum of maximum.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van de Gemeenten moeten worden afgewezen.
5.6.
De Gemeenten zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van RAC worden begroot op:
- griffierecht
8.519,00
- salaris advocaat
8.714,00
(2 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
17.411,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van de Gemeenten af,
6.2.
veroordeelt de Gemeenten in de proceskosten van € 17.411,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de Gemeenten niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Maarschalkerweerd, mr. I. Boekhorst en mr. A.A.M. Janssen en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.