Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.GEMEENTE ASTEN,
2.
GEMEENTE DEURNE,
3.
GEMEENTE GEMERT-BAKEL,
4.
GEMEENTE HELMOND,
5.
GEMEENTE LAARBEEK,
6.
GEMEENTE SOMEREN,
REGIONAAL AUTISME CENTRUM,
1.De procedure
2.De zaak in het kort
3.De feiten
Overeenkomst Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Begeleiding” (de Overeenkomst Begeleiding). In die overeenkomst is onder meer bepaald:
Hoofdstuk 2 Eisen aan de aanbieder, opdrachtverstrekking en levering
activiteiten van niet-uitvoerenden (leidinggevenden, staf, administratie, management);
opstellen/bijhouden Cliëntdossier of ondersteuningsplan;
reistijd;
bijscholing, collegiale consultatie, coaching;
overdracht en werkoverleg;
voorbereiding en administratie.
is verantwoordelijk voor de controle van het recht op zorg;
is verantwoordelijk voor controle van declaraties;
richt een proces in voor de controle op de levering, bijvoorbeeld via de Cliënt of via de verwijzer.
voert registratie van uitgevoerde werkzaamheden die de basis vormen voor declaratie;
borgt in de administratieve organisatie dat declaratie plaatsvindt conform het geldende tarief en aansluit bij uitgevoerde werkzaamheden;
levert, indien gevraagd, volledige en juiste productieverantwoording en geeft hierover, indien gevraagd, toelichting aan de Gemeente;
verleent op verzoek van Gemeente medewerking aan bestandsvergelijking en/of materiële controle, eventueel door bevoegde (externe) professional om bovenstaande op dossierniveau te controleren.
Overeenkomst inzake Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015, Beschermd wonen en Begeleiding Plus” (de Overeenkomst Begeleiding Plus). De voor deze zaak relevante artikelen uit die overeenkomst met betrekking tot het toekennen van opdrachten, de (registratie van de) tijdsinzet en de declaratiewijze zijn gelijkluidend aan de daarmee samenhangende artikelen uit de Overeenkomst Begeleiding.
4.Het geschil
gemeente Astenvan een bedrag van € 77.410,25 (€ 40.506,63 voor het jaar 2018 en € 36.903,62 voor het jaar 2019),
gemeente Deurnevan een bedrag van € 73.561,76 (€ 45.340,48 voor het jaar 2018 en € 28.221,28 voor het jaar 2019),
gemeente Gemert-Bakelvan een bedrag van € 40.299,78 (€ 23.602,58 voor het jaar 2018 en € 16.697,20 voor het jaar 2019),
gemeente Helmondprimair van een bedrag van € 1.045.889,36 (€ 511.271,66 voor het jaar 2018 en € 534.617,70 voor het jaar 2019) en subsidiair van een bedrag van € 534.617,70,
gemeente Laarbeekvan een bedrag van € 24.668,42 (€ 16.253,16 voor het jaar 2018 en € 8.415,26 voor het jaar 2019),
gemeente Somerenvan een bedrag van € 24.446,40 (€ 20.050,08 voor het jaar 2018 en € 4.396,32 voor het jaar 2019),
5.De beoordeling
standpuntingenomen, dat RAC ten aanzien van deze verplichting is tekortgeschoten in de nakoming. Voor zover de Gemeenten RAC verwijten dat zij eerder in overleg had moeten treden in verband met het op- of afschalen van verschillende indicaties, merkt de rechtbank op dat de Gemeenten dat standpunt niet als toerekenbare tekortkoming aan haar vordering ten grondslag hebben gelegd (en dat standpunt dus ook niet concreet onderbouwd hebben). Ook is er geen koppeling tussen dat standpunt en de gestelde schade. De gestelde schade is immers gebaseerd op het verschil tussen de (maandelijkse) vergoeding voor de geïndiceerde begeleiding en die voor de feitelijk geleverde begeleiding, zonder dat daarbij rekening is gehouden met een bepaalde periode waarbinnen de zorginzet nog buiten de bandbreedte mag vallen in aanloop naar een op- of afschaling van die zorginzet. De Gemeenten hebben op de mondelinge behandeling nog wel gesteld dat een aanpassing van een indicatie met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. Dat standpunt laat echter onverlet dat volgens de Gemeenten pas afschaling aan de orde is wanneer er structureel minder uren nodig zijn, dit een inschatting van de zorgaanbieder is en in overleg gaat. Tegen die achtergrond is niet, althans niet voldoende, onderbouwd dat met terugwerkende kracht gedeclareerd moet worden conform een met terugwerkende kracht aangepaste indicatie. Het enkele feit dat in bepaalde gevallen in bepaalde maanden minder uren zorginzet zijn geleverd dan het minimum aantal uren van de afgegeven indicatie maakt, gelet op het voorgaande, niet dat sprake is van onverschuldigde betaling of wanprestatie. Daarbij is ook van belang dat volgens zowel de Gemeenten als RAC een zorgverlener vanwege het geautomatiseerde betalingssysteem van de declaraties, zolang de indicatie niet is aangepast, niet een ander (lager of hoger) tarief kán declareren dan de op dat moment afgegeven indicatie. Zelfs niet als feitelijk meer of minder uren zijn geleverd dan de indicatie aangeeft als minimum of maximum.