Op 16 oktober 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting. De verdachte heeft op 18 juni 2024 in Vught een auto in brand gestoken door een brandend voorwerp op het rechtervoorwiel van het voertuig te leggen. Hierdoor is de auto volledig uitgebrand en was er gemeen gevaar voor andere geparkeerde voertuigen en nabijgelegen gebouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en heeft in zijn voordeel meegewogen dat hij tijdens de zitting oprecht spijt heeft betuigd aan de slachtoffers.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht, behandeling bij Novadic-Kentron, en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de brandstichting en de impact op de gemeenschap in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft erkend de brand te hebben gesticht, maar de verdediging heeft betoogd dat er twijfels zijn over de opzet en de toerekenbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn voor een verminderde toerekeningsvatbaarheid en dat de verdachte volledig verantwoordelijk is voor zijn daden.