ECLI:NL:RBOBR:2024:481

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
01-332796-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke bewezenverklaring van poging tot afpersing en volledige bewezenverklaring van medeplegen van brandstichting en vernieling

Op 13 februari 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing, brandstichting en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedeeltelijk schuldig is aan de poging tot afpersing en volledig aan het medeplegen van brandstichting en vernieling. De feiten vonden plaats tussen oktober en november 2021, waarbij de verdachte via sms en WhatsApp dreigende berichten heeft gestuurd naar de slachtoffers, met als doel hen te dwingen tot het betalen van een geldbedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte brand heeft gesticht in meerdere voertuigen, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar met zich meebracht. De verdachte is vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, waaronder het vernielen van een ruit. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.332796.22
Datum uitspraak: 13 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1974] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 december 2023.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 oktober 2021 tot en met 1 december 2021 te Riel en/of Hapert en/of Goirle, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n)
- per sms en/of via Whatsapp een of meerdere berichten heeft gestuurd naar die [slachtoffer 2] met de inhoud:

"als je normaal had betaald, dan was het allang opgelost. En ik beloof jou 1 ding, dat je gewoon betaalt en inderdaad je bent gewoon een klootzak. Jij hebt dit veroorzaakt maar het komt goed" en/of

- per sms en/of via Whatsapp een of meerdere berichten heeft gestuurd naar die [slachtoffer 1] met onder andere de inhoud:
"Hee gluiperd waar ben jij mee bezig die smerige kut streken ben ik beu kom zo wel ff lans" en/of
"geef je de tijd om vandaag de oorzaak van dit probleem op te bellen en te zorgen dat mijn geld gestort word vandaag zo niet ken ik het woord netjes niet meer" en/of
"morgen geen geld laat ik het ophalen door een leuke dame bij jou thuis smerige kakerlak" en/of
"tot 1800 voor die 1100 euro anders een spannend weekeinde" en/of
"blijkbaar zijn woorden niet genoeg voor jou maar besef dat jij deze keer niets te beslissen hebt en dat geld is ook van mn zoon dus wie niet horen wil moet maar voelen sukkel" en/of
"morgen niet voor 5 uur 1100 euro ben jij de volgende" en/of daarbij een foto van een (mans)persoon met een bloedende wond op diens voorhoofd en/of
"de helft van de week is voorbij. En onthoud waarom jij mij benaderd hebt niemand in dit laf kut land doe mij iets maar ik jou wel. Jij hebt mij goede kansen ontnemen dat zet jij recht beloof ik jou lafzak" en/of
- een vuurwerkbom heeft gegooid, althans heeft laten gooien, naar de woning/deur van de buurman van die [slachtoffer 1] en/of
- een of meerdere auto's, te weten een [Mercedes, type Sprinter] (met [kenteken 1] ) en/of een [Mercedes, type Vito] (met [kenteken 2] en/of een [Mercedes, type C klassen estate] (met [kenteken 3] , welke eigendom zijn van, althans in gebruik/beheer zijn bij, die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] en/of geparkeerd stonden bij de woning van die [slachtoffer 2] en/of het bedrijf van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in brand heeft laten steken door een ander en/of heeft gestoken en/of
- een brief met de inhoud "He prater broeders for life beter betaal je of nog 1600 problemen bij en verhuizen gluiperd en ik ben gelukkig geen [verdachte] voor jou" op de oprit, althans bij de woning, van die [slachtoffer 1] heeft gelegd en/of
- een ruit van de woning van die [slachtoffer 1] heeft vernield,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 14 oktober 2021 te Riel, gemeente Goirle, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
T.a.v. feit 3 primair:
hij op of omstreeks 15 oktober 2021 te Hapert, gemeente Bladel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een of meerdere auto’s, te weten een [Mercedes, type Sprinter] (met [kenteken 1] en/of een [Mercedes, type Vito] (met [kenteken 2] en/of een [Mercedes, type C klassen estate] (met [kenteken 3] welke geparkeerd stonden aan de [adres 2] , althans met een brandbare stof (benzine),
ten gevolge waarvan voornoemde auto’s geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de in de nabijheid staande goederen en/of nabijgelegen woning(en) en/of pand(en) en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten voor de zich in (de) belendende woning(en) en/of pand(en) bevindende personen

te duchten was;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
[medeverdachte] in/op een perceel gelegen aan de [adres 2] , opzettelijk brand heeft gestichtdoor open vuur in aanraking te brengen met een of meerdere auto’s, te weten een[Mercedes, type Sprinter] (met [kenteken 1] ) en/of een [Mercedes, type Vito](met [kenteken 2] en/of een [Mercedes, type C klassen estate] (met [kenteken 3] welke geparkeerd stonden aan de [adres 2] , althans met een brandbare stof (benzine), ten gevolge waarvan voornoemde auto’s geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, inelk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de in de nabijheid staande goederen en/of nabijgelegen woning(en) en/of pand(en) en/of- levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten voor dezich in (de) belendende woning(en) en/of pand(en) bevindende personen te duchten was,tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door- (ongeveer) een half uur voor de brandstichting per Whatsapp en/of sms, althans telefonisch, opzettelijk de straatnaam en/of het huisnummer en/of de gegevens met betrekking tot de plaats waar die voornoemde auto's doorgaans geparkeerd stond(en) door te geven aan die [medeverdachte] en/of- een of meermalen telefonisch contact op te nemen/hebben (kort) voor en/of rondom het tijdstip van de brandstichting met die [medeverdachte] ;
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Riel, gemeente Goirle, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen ten aanzien van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 een partiële vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de overige feiten heeft de verdediging volledige vrijspraak bepleit.

Het oordeel van de rechtbank.

Partiële vrijspraak feit 1 en vrijspraak feit 2.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1, het derde en vijfde gedachtestreepje (het gooien met een vuurwerkbom respectievelijk het op de oprit leggen van een brief), en feit 2 (het vernielen van een deur en/of een ruit) is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Ook volgt vrijspraak voor wat betreft het bericht
"morgen geen geld laat ik het ophalen door een leuke dame bij jou thuis smerige kakerlak".De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Vaststaat dat er op 14 oktober 2021 in Riel een vuurwerkbom tegen de voordeur van aangever [slachtoffer 3] is gegooid, waardoor de ruiten in deze voordeur zijn vernield. Aan aangever is gevraagd of hij een conflict heeft met iemand, wat door aangever ontkennend werd beantwoord. De buurman van [slachtoffer 3] , de heer [slachtoffer 1] , heeft een zakelijk conflict met verdachte, waarbij reeds vóór 14 oktober 2021 bedreigingen waren geuit richting die [slachtoffer 1] . De politie verdenkt verdachte ervan dat hij bij wijze van vergissing een vuurwerkbom tegen de voordeur van de buurman van [slachtoffer 1] heeft gegooid. De politie ziet hiervoor bevestiging in de omstandigheid dat de telefoon van de verdachte een zendmast in de buurt van de woning van [slachtoffer 3] heeft aangestraald rondom het tijdstip waarop de vuurwerkbom werd gegooid.
Naar het oordeel van de rechtbank staat echter niet buiten redelijke twijfel vast dat de vuurwerkbom door de verdachte is gegooid. Verdachte heeft verklaard dat hij heel goed weet waar [slachtoffer 1] woont, zodat het naar zijn zeggen onzin is om uit te gaan van een vergissing. De rechtbank kan niet vaststellen of de vuurwerkbom inderdaad bij wijze van vergissing door of voor verdachte naar het huis van [slachtoffer 3] is gegooid. Dat de telefoon van verdachte een telefoonmast in de buurt van die woning heeft aangestraald, acht de rechtbank bij gebrek aan andere concrete aanwijzingen voor de betrokkenheid verdachte niet van doorslaggevende betekenis. Dit brengt de rechtbank ertoe verdachte vrij te spreken van dit onderdeel van de ten laste gelegde afpersing onder feit 1 en de ten laste gelegde vernieling onder feit 2.
Ten aanzien van het achterlaten van een dreigbrief op de oprit van de woning van [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank dat, hoewel het handschrift gelijkenissen vertoont met het handschrift van verdachte, niet met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat verdachte degene is die de brief heeft geschreven en bij de woning heeft achtergelaten. De rechtbank acht dat onderdeel van de ten laste gelegde afpersing onder feit 1 daarom niet bewezen.
Voor wat betreft het bericht
"morgen geen geld laat ik het ophalen door een leuke dame bij jou thuis smerige kakerlak", overweegt de rechtbank dat dit niet kan worden aangemerkt als een bedreiging met geweld.

Bewijs.

Het oordeel van de rechtbank.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Nadere bewijsoverwegingen.
De rechtbank stelt vast dat er ten tijde van de ten laste gelegde feiten onder 1, 3 en 4 een conflict bestond tussen verdachte enerzijds en aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] anderzijds. Verdachte verklaart hierover dat hij werkzaamheden heeft verricht voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en dat hij voor deze werkzaamheden nog geld van hen te goed had.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij uit frustratie naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meerdere dreigende berichten heeft gestuurd, teneinde zijn geld te krijgen. Verdachte heeft die berichten gestuurd in de periode van 9 oktober 2021 tot en met 1 december 2021. De rechtbank overweegt dat de berichten die door de verdachte zijn verzonden de aard van het conflict laten zien en qua inhoud erop neerkomen dat verdachte het niet bij woorden zal laten. In die context past dat verdachte op 15 oktober 2021 (feit 3) en 20 november 2021 (feit 4) de daad bij het woord heeft gevoegd.
De rechtbank overweegt meer specifiek dat verdachte enkele dagen voorafgaand aan de brandstichting op 15 oktober 2021 aan de [adres 2] te Hapert dreigende berichten heeft gestuurd naar aangevers. Op 11 oktober 2021 heeft verdachte een bericht gestuurd naar zijn zoon, [medeverdachte] , met als inhoud “als hij morgen niet alles oplost gaan we”. Op 15 oktober 2021 om 02:53 uur heeft verdachte naar [medeverdachte] een bericht gestuurd met als inhoud “Loonde weg”. Kort daarna is op meerdere momenten telefonisch contact geweest tussen beiden.
Op 15 oktober 2021 omstreeks 03:30 uur heeft vervolgens een brand plaatsgevonden op het adres [adres 2] te Hapert, voor de kantoorruimte van [bedrijf van slachtoffer 2] , waarbij leaseauto’s van [slachtoffer 2] en een auto van [slachtoffer 1] in brand waren gezet. De zendmastgegevens plaatsen (de telefoon van) [medeverdachte] op die datum en rond dat tijdstip nabij de locatie van de brand. Op het Instagramaccount
[medeverdachte], dat toebehoort aan [medeverdachte] , zijn diezelfde nacht een aantal foto’s geplaatst, waarop locaties in de buurt van Hapert staan vermeld en een foto waarop brand te zien is. Tevens heeft [medeverdachte] een foto geplaatst waarop zijn hand met een tatoeage met “013” zichtbaar is. Op basis daarvan concludeert de rechtbank dat de zoon van verdachte deze foto’s heeft gemaakt en geplaatst op zijn Instagramaccount. Verdachte zelf was volgens de zendmastgegevens die nacht in de buurt van Hapert.
Verdachte heeft verklaard dat zijn zoon in de nachtelijke uren van 15 oktober 2021 met hem aan het vissen was en dat zij telefonisch contact hadden, alleen omdat zijn zoon aan de overkant van de visvijver zat. De rechtbank acht die verklaring, gelet op het voorgaande, ongeloofwaardig. Het gegeven dat verdachte precies rond het tijdstip van de brand in de buurt van de visvijver was – die veel dichterbij Hapert was dan bij Goirle waar verdachte woonde – en daar kennelijk ook een foto heeft gemaakt, ziet de rechtbank eerder als een poging om een alibi te creëren, althans een motief voor hun beider aanwezigheid nabij Hapert.
Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zijn zoon [medeverdachte] heeft betrokken in zijn conflict met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , samen met zijn zoon verhaal zou gaan halen en het plan voor de brandstichting heeft bedacht en inlichtingen heeft verschaft voor het plegen van de brandstichting op de [adres 2] te Hapert. Verdachte heeft kort voor de brand het adres gestuurd en heeft rond het tijdstip van de brand contact onderhouden met zijn zoon.
Verdachte heeft, gelet op het voorgaande, een substantiële intellectuele bijdrage geleverd aan de brandstichting, welke door de medeverdachte, zijn zoon, is uitgevoerd. Hierdoor is er volgens de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte.
De rechtbank overweegt dat bij de brand sprake was voor gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor letsel, omdat de nabijgelegen woning en het nabijgelegen pand door de autobranden ook vlam konden vatten. In de woning bevonden zich op het tijdstip van de brand ook personen. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het medeplegen van brandstichting.
Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte op 20 november 2021 om 03:21 uur en 03:31 uur twee berichten heeft verzonden aan [slachtoffer 1] met als inhoud “He praatjesmaker iemand die jij hebt benaderd doe mij niets alleen zeggen dat ze met mij geen probleem willen hebben, maar jij krijgt ze wel kk flikker doe ik graag zelf gluiperd.” en “Gij bent over een grens gegaan nu leer je mij kennen, smerige bloedhond. Denk jij dat [persoon] jou kan helpen. Hij durft niet in mijn buurt te komen niet voor niets. Eerlijkheid duurt het langst klootzak.”.
Diezelfde nacht omstreeks 04:44 uur zijn twee stenen door het raam van de woning van [slachtoffer 1] gegooid, dus vlak nadat verdachte deze berichten heeft gestuurd. Aangever [slachtoffer 1] is direct nadat deze stenen door het raam zijn gegooid in de auto gestapt op zoek naar de dader. Vervolgens zag hij een persoon fietsen, die hij herkende als zijnde verdachte. Op de camerabeelden van de woning is te zien dat een man met witte Nike sneakers tweemaal met kracht een voorwerp richting de woning gooit. De rechtbank overweegt dat deze sneakers grote gelijkenissen vertonen met de sneakers op de foto die verdachte op zijn Facebookpagina heeft geplaatst in de nacht van 15 oktober 2021 en dat hij dezelfde soort sneakers droeg bij zijn insluiting in maart 2022.
Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 4 ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt dat het doel van verdachte was dat beide aangevers hem geld zouden betalen. Daarvoor heeft hij bedreigingen geuit in sms- dan wel WhatsAppberichten en heeft hij daad bij het woord gevoegd door zich schuldig te maken aan het medeplegen van brandstichting en aan vernieling. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot afpersing, zoals hierna in de bewezenverklaring is opgenomen.
De verweren van de verdediging worden weerlegd door de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 9 oktober 2021 tot en met 1 december 2021 te Riel en Hapert en Goirle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag,
- per sms en/of via Whatsapp een bericht heeft gestuurd naar die [slachtoffer 2] met de inhoud:

"als je normaal had betaald, dan was het allang opgelost. En ik beloof jou 1 ding, dat je gewoon betaalt en inderdaad je bent gewoon een klootzak. Jij hebt dit veroorzaakt maar het komt goed" en

- per sms en/of via Whatsapp een of meerdere berichten heeft gestuurd naar die [slachtoffer 1] met onder andere de inhoud:
"Hee gluiperd waar ben jij mee bezig die smerige kut streken ben ik beu kom zo wel ff lans" en
"geef je de tijd om vandaag de oorzaak van dit probleem op te bellen en te zorgen dat mijn geld gestort word vandaag zo niet ken ik het woord netjes niet meer" en
"tot 1800 voor die 1100 euro anders een spannend weekeinde" en
"blijkbaar zijn woorden niet genoeg voor jou maar besef dat jij deze keer niets te beslissen hebt en dat geld is ook van mn zoon dus wie niet horen wil moet maar voelen sukkel" en
"morgen niet voor 5 uur 1100 euro ben jij de volgende" en daarbij een foto van een (mans)persoon met een bloedende wond op diens voorhoofd en
"de helft van de week is voorbij. En onthoud waarom jij mij benaderd hebt niemand in dit laf kut land doe mij iets maar ik jou wel Jij hebt mij goede kansen ontnemen dat zet jij recht beloof ik jou lafzak" en
- meerdere auto's, te weten een Mercedes, type Sprinter met [kenteken 1] en een Mercedes, type Vito met [kenteken 2] en een Mercedes, type C klasse estate met [kenteken 3] , welke eigendom zijn van, althans in gebruik/beheer zijn bij, die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] en/of geparkeerd stonden bij de woning van die [slachtoffer 2] en/of het bedrijf van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , in brand heeft gestoken en
- een ruit van de woning van die [slachtoffer 1] heeft vernield,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3 primair.

op 15 oktober 2021 te Hapert, gemeente Bladel, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met meerdere auto’s, te weten een Mercedes, type Sprinter met [kenteken 1] en een Mercedes, type Vito met [kenteken 2] en een Mercedes, type C klasse estate met [kenteken 3] , welke geparkeerd stonden aan de [adres 2] , althans met een brandbare stof (benzine),
ten gevolge waarvan voornoemde auto’s gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de in de nabijheid staande goederen en nabijgelegen woning en pand en
- levensgevaar en gevaar voor lichamelijk letsel voor anderen, te weten voor de zich in de belendende woning bevindende personen,

te duchten was;

4.
op 20 november 2021 te Riel, gemeente Goirle, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de rechtbank gevorderd om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de 4 dagen die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest met daarbij een voorwaardelijke straf en een taakstraf. Ten aanzien van de hoogte daarvan refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, het medeplegen van brandstichting en het vernielen van een ruit. Dit zijn zeer ernstige feiten, omdat er niet alleen schade wordt veroorzaakt bij de slachtoffers, maar deze feiten ook zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid. Dat de schade bij met name de brandstichting beperkt is gebleven tot materiële schade, is niet te danken aan het handelen van verdachte. Immers bevonden de voertuigen die in brand zijn gestoken zich niet ver van een woonruimte af waar zich op dat moment ook personen bevonden. Dit rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
Verdachte had een zakelijk conflict met aangevers en heeft daarin voor eigen rechter gespeeld om hen te bewegen om hem geld te betalen. Verdachte heeft bedreigingen richting aangevers geuit en de daad bij het woord gevoegd. Dit is niet de manier om een conflict op te lossen. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook aan,temeer nu verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en naar de ander blijft wijzen.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte zijn zoon, tevens medeverdachte, betrokken heeft in zijn conflict en heeft aangemoedigd tot ernstig strafbaar handelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 december 2023 betreffende verdachte. De rechtbank constateert dat verdachte eerder is veroordeeld voor bedreiging en overtreding van de Wet wapens en munitie. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Een taakstraf zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde en is een te geringe straf, nu verdachte al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij ten aanzien van minder feiten tot een bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
Tevens weegt de rechtbank mee dat het einddossier in augustus 2022 was afgerond, maar er pas in december 2023 is overgegaan tot dagvaarden. In de periode daartussen heeft er geen onderzoek meer plaatsgevonden. Daarnaast hebben de aan verdachte ten laste gelegde feiten plaatsgevonden in 2021. De rechtbank acht gelet op deze omstandigheden termen aanwezig om de straf te matigen.
Alles overziend zal de rechtbank aldus aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank stelt vast dat verdachte 4 dagen in verzekering is gesteld. Dit zal door de rechtbank in mindering worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de straf.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de restwaarde van de Mercedes Vito van € 311,00 in mindering te brengen op het totaalbedrag van de vordering. Voor het overige verzoekt de officier van justitie om de vordering toe te wijzen en daarbij de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Ten aanzien van de schade aan de Mercedes Vito verzoekt de officier van justitie om verdachte hoofdelijk aansprakelijk te stellen naast de medeverdachte.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft gevorderd om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu de verdediging vrijspraak heeft bepleit.
Beoordeling.
Door aangever [slachtoffer 1] is een vordering ingediend van € 4.612,72, bestaande uit materiële schade. Een deel van deze vordering is gedaan uit naam van [bedrijf van slachtoffer 1] , te weten de schade aan de Mercedes Vito en de schorsing van het kenteken van dat voertuig. De andere schadepost bedraagt schade aan de ruit van de woning van [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten materiële schadevergoeding van de ruit van de woning, € 692,92, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de schadeposten die zien op de schade aan de Mercedes Vito en de schorsing van het kenteken daarvan, niet-ontvankelijk verklaren. [slachtoffer 1] heeft dit deel van de vordering namens een rechtspersoon ingediend, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat [slachtoffer 1] daartoe bevoegd was.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 36f, 45, 47, 57, 63, 157, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde;
verklaart het onder feit 1, feit 3 primair en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
poging tot afpersing;
t.a.v. feit 3 primair:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, medeplegen;
t.a.v. feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:
t.a.v. feit 1, feit 3 primair, feit 4:
* een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
beveelt dat de tijd, die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, te weten 4 dagen, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf,
groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op de grond dat verdachte zich voor het einde van
een proeftijd van 2 jarenéén of meer van de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
legt op de volgende
maatregel:
* een
maatregel van schadevergoeding van € 692,92, te vervangen door
13 dagen gijzeling;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 692,92 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 13 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit vergoeding voor materiële schade. De vergoeding voor materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 692,92 euro, bestaande uit vergoeding van materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.A.E.M. Rampaart, voorzitter,
mr. R. van den Munckhof en mr. N. Noortmann, leden,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.P.H. Kirkels, griffier,
en is uitgesproken op 13 februari 2024.