Op 16 oktober 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in een incident uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiser] en STICHTING VIECURI, MEDISCH CENTRUM VOOR NOORD-LIMBURG. De rechtbank heeft de vordering van VieCuri om de zaak door te verwijzen naar de kantonrechter toegewezen. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst, en de rechtbank oordeelt dat deze onder de reikwijdte van artikel 93 aanhef en onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van [eiser] onlosmakelijk verbonden zijn met de arbeidsovereenkomst en de beëindiging daarvan. De rechtbank heeft [eiser] in het ongelijk gesteld en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 792,00. De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rolzitting van de kantonrechter op 31 oktober 2024, waarbij partijen niet hoeven te verschijnen. Tevens is hen meegedeeld dat zij in de verdere procedure niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.J.C. Adang.