ECLI:NL:RBOBR:2024:4806

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
01.124444.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor mishandeling en voorhanden hebben van vuurwapens met recidive

Op 15 oktober 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn partner heeft mishandeld en in het bezit was van drie vuurwapens. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De mishandeling vond plaats op 10 april 2024 in Oss, waar de verdachte zijn levensgezel heeft vastgepakt en haar keel dichtgedrukt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook vuurwapens van categorie III in zijn bezit had, maar spreekt hem vrij van de beschuldiging dat hij deze wapens heeft overgedragen, omdat er onvoldoende bewijs was dat het om verboden wapens ging. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft eerder een gevangenisstraf van 45 maanden gekregen voor het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid vuurwapens. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ADHD en een persoonlijkheidsstoornis, en heeft besloten tot een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling door een zorgverlener.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.124444.24
Datum uitspraak: 15 oktober 2024.
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1992] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 juli 2024, 17 september 2024 en 1 oktober 2024 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juni 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 september 2024 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 10 april 2024 te Oss, in elk geval in Nederland,
zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door de keel van die [slachtoffer] dicht te drukken en/of een vinger in haar mond te duwen en/of het lichaam van die [slachtoffer] vast te pakken en een woning in te trekken;
T.a.v. feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 10 april 2024 te Oss en/of elders in Nederland, een of meer wapens van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool heeft overgedragen;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 10 april 2024 te Oss, in elk geval in Nederland,
een of meer wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten :
een revolver, Tula Arsenal Izhevsk, type Nagant 1939, model 1895, kaliber 7.62 nagant (goed 2192697, AARE5181NL) en/of
een (semi automatisch) pistool, Fabrique Nationale, model 1900, kaliber 7,62 mm (goed 2192698, AAOZ9555NL) en/of
een (semi automatisch) pistool, Ceska Zbrojovka, model 27, kaliber 7,65 mm (goed 2192700, AARE5159NL),
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool,
voorhanden heeft gehad;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 10 april 2024 ontving de politie een melding dat [slachtoffer] (hierna: aangeefster) in hun gezamenlijke woning aan de [adres] te Oss mishandeld was door haar partner [verdachte] (hierna: verdachte). Verdachte werd in de woning aangehouden en van aangeefster werd ter plaatse een aangifte van mishandeling opgenomen (
feit 1). Door de verbalisant belast met het opnemen van de aangifte werd een zwarte (naar later bleek: Huawei) telefoon die in de woning lag in beslag genomen nadat hij hierop een WhatsAppbericht met een foto van een vuurwapen had gezien. Op 11 april 2024 werd de Huawei mobiele telefoon handmatig uitgekeken. De inhoud van enkele WhatsApp gesprekken gaf aanleiding de woning van verdachte te doorzoeken op grond van de Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM). Tijdens de doorzoeking werden onder andere, in een kluis in de schuur bij de woning, drie vuurwapens aangetroffen
(feit 3). In het politieonderzoek dat volgde werden voornoemde Huawei telefoon en een bij de fouillering van verdachte aangetroffen Samsung telefoon uitgelezen. Op beide telefoons werden meerdere WhatsAppgesprekken over (vuur)wapens en vele foto’s van (vuur)wapens aangetroffen die erop duidden dat verdachte zich mogelijk bezig hield met de handel in wapens (
feit 2).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich – op gronden als verwoord in haar op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat alle drie aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging.
Door de verdediging is - op gronden zoals verwoord in het schriftelijke pleidooi - betoogd dat de gang van zaken met betrekking tot het ontdekken van de foto van het vuurwapen op de Huawei telefoon in strijd met de waarheid is geverbaliseerd. Het bewijs dat uit het betreffende proces-verbaal is voortgevloeid dient daarom te worden uitgesloten en daarmee het gehele onderzoek naar vuurwapens. Dit heeft tot gevolg dat er ten aanzien van de wapens onvoldoende bewijs resteert. De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot feit 1.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Het verzoek tot bewijsuitsluiting.
De rechtbank begrijpt het verweer van de verdediging aldus dat een beroep wordt gedaan op schending van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Volgens de verdediging is het proces-verbaal met betrekking tot het aantreffen van de foto van een vuurwapen op de Huawei telefoon in strijd met de waarheid opgemaakt hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting van dit proces-verbaal en alles wat hieruit is voortgevloeid.
Van de verdediging die een beroep doet op schending van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv wordt verlangd, dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de factoren genoemd in artikel 359a, tweede lid, Sv – te weten: het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt – wordt aangegeven tot welk in art. 359a Sv omschreven rechtsgevolg het vermeende vormverzuim dient te leiden.
De rechtbank constateert dat het verweer van de raadsman niet aan voorgaande vereisten voldoet en dat de raadsman aldus geen uitdrukkelijk onderbouwd verweer heeft gevoerd. Desondanks zal de rechtbank toch (ambtshalve) kort ingaan op hetgeen is aangevoerd. Aangeefster heeft bij de politie op 13 april 2024 verklaard dat zij zelf de foto van een vuurwapen heeft laten zien aan de politie waarna de politie haar heeft gevraagd de telefoon af te geven. Ten overstaan van verbalisant [verbalisant 1] heeft aangeefster ten tijde van de doorzoeking verklaard dat de telefoon geopend op tafel lag en ten overstaan van de rechter-commissaris dat zij niet meer precies weet hoe het is gegaan maar dat zij de politie heeft verteld van de foto en dat de politie daarna in haar bijzijn in de telefoon heeft gekeken. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij de foto met de tekst “900 euro” in de telefoon heeft gezien toen deze op tafel lag. Hoewel de precieze gang van zaken uit voorgaande niet kan worden afgeleid komt het er in de kern op neer dat het aangeefster was die verbalisant [verbalisant 2] attent heeft gemaakt op het bestaan van de foto in de telefoon, deze verbalisant vervolgens de foto heeft waargenomen waarna hij de telefoon in beslag heeft genomen. Op basis van WhatsAppgesprekken aangetroffen in de (niet beveiligde) telefoon is vervolgens de verdenking met betrekking tot de overtreding van de Wet Wapens en Munitie door verdachte ontstaan. De rechtbank ziet in het betoog van de raadsman geen aanwijzingen dat het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] bewust valselijk is opgemaakt noch dat er sprake is van enige andere onrechtmatigheid. Het verweer faalt.
De bewijsvraag.
De rechtbank zal hierna per feit bespreken of de ten laste gelegde feiten naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden.
T.a.v. feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , voorzien van proces-verbaalnummer PL2100-2024076826-4, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 10 apr 2024, p. 72 -78, voor zover inhoudende:Vandaag, 10 april 2024, omstreeks 18:15 uur wilde ik naar de sportschool gaan. Echter kreeg ik toen ruzie met mijn vriend, [verdachte] . Dit was bij ons thuis aan de [adres] te Oss.
Ik was de auto ingestapt en op het moment dat ik de auto wilde starten trok [verdachte] de portier aan de bestuurderszijde van de auto open en boog over mij heen en trok de sleutel uit het contact. Ik schrok hier erg van en heb hem weggeduwd.
Toen ik uit de auto was gestapt en aan [verdachte] vroeg om de sleutel zag en voelde ik dat hij mij met één hand bij mijn keel greep. Hierbij voelde ik dat hij een vinger in mijn mond deed. Op deze wijze sleurde hij mij de woning terug in. Dit deed pijn en hierbij heb ik letsel opgelopen. Ik heb rode plek in mijn nek en een dikke lip overgehouden.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer PL2100-2024076826-7, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 11 april 2024 , p. 82-90, voor zover inhoudende:
V: Wat kun jij verklaren over het geweld dat jij hebt gebruikt?
A. Actie reactie het is niet correct.
(…)
Ik stap naar buiten en pak de sleutel uit het contact (…). En op een of ander moment had ik haar gezicht vast en mijn duim in haar mond. Letsel in haar nek komt dan denk ik van het vastpakken, mijn vinger zat toen in haar mond, mijn duim.
Ik wilde haar wegweren maar dit ging allemaal erg snel.
(…)
V: Daarna zou jij haar op deze wijze de woning in sleuren, wat kun jij hierover verklaren?
A: Ik heb haar van de deur naar de woonkamer getrokken.
V: Hoe deed jij dit volgens jou?
A: Zoals ik haar vasthad op dat moment, bij haar nek en in haar mond.
Een proces-verbaal van aanhouding verdachte, proces-verbaalnummer PL 2100-2024076826-2, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 2] d.d. 11 april 2024, p. 34-36, voor zover inhoudende:
Naar aanleiding van een melding van een huiselijk conflict aan de [adres] te Oss, gingen wij ter plaatse, wij troffen hier [verdachte] en [slachtoffer] . Ik, [verbalisant 4] , hoorde dat zij een relatie met elkaar hadden en samenwoonden op bovengenoemd adres. Ik [verbalisant 4] hoorde dat [slachtoffer] tegen mij zei dat ze ruzie hadden en [verdachte] haar bij haar keel had gegrepen. Ook hoorde ik dat ze zei dat hij zijn vingers in haar mond stak en haar zo naar zich toe had getrokken. Ik [verbalisant 4] zag verwondingen rondom haar hals en aan haar lip.
T.a.v. feit 2:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Hierbij overweegt de rechtbank als volgt.
Aan verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 10 april 2024 zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 31 WWM, kortgezegd het overdragen van vuurwapens van de categorie II en/of III. Onder overdragen in de zin van de WWM wordt verstaan het aan een ander doen overgaan van de feitelijke macht (artikel 1 aanhef en onder 11˚ WWM) en omvat ook verkoop op afstand.
Door de rechtbank dient allereerst te worden vastgesteld dat er in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van een of meer afgeronde/voltooide transacties waarbij (een) vuurwapen(s) werd(en) overgedragen. Daarnaast dient te worden vastgesteld welk(e) categorie vuurwapen(s) dit betrof.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de WhatsAppgesprekken in het dossier aanleiding geven te veronderstellen dat er diverse transacties tussen verdachte en een ander hebben plaatsgevonden. Verdachte zelf heeft ook verklaard dat er transacties met betrekking tot (vuur)wapens hebben plaatsgevonden.
Nu het dossier met betrekking tot feit 2 echter uitsluitend bestaat uit WhatsAppgesprekken afkomstig van de beide telefoons van verdachte kan niet worden vastgesteld welke categorie of categorieën vuurwapen(s) dit betrof(fen). Een proces-verbaal waarin de vuurwapens op basis van de WhatsAppgesprekken en/of de foto’s door een ter zake kundig verbalisant wordt gecategoriseerd of beschreven ontbreekt. Evenmin zijn de bijvoorbeeld ook tegencontacten van verdachte gehoord. Bij haar oordeel betrekt de rechtbank tevens de omstandigheid dat op de foto’s die in de bewuste WhatsAppgesprekken worden meegezonden meerdere oude, mogelijk onklaar gemaakte of onbruikbare, vuurwapens te zien zijn waarvan niet zonder meer kan worden vastgesteld dat het hier gaat om verboden vuurwapens van de categorie II of III.
Verdachte zelf heeft verklaard dat de door hem bedoelde transacties zagen op historische/antieke danwel onklaar gemaakt wapens.
De rechtbank ziet dan ook onvoldoende aanknopingspunten in het dossier op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte vuurwapens van de categorieën II en III heeft overgedragen.
Dat bij verdachte drie categorie III vuurwapens in beslag zijn genomen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de conclusie te dragen dat het bij de voltooide transacties (eveneens) is gegaan om categorie II en/of categorie III vuurwapens.
T.a.v. feit 3:
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
een proces-verbaal van bevindingen, voorzien van proces-verbaalnummer PL2100-2024076935-11 , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] d.d. 13 apr 2024, p. 169-172, voor zover inhoudende:Op donderdag 11 april 2024 was ik, verbalisant, belast met een doorzoeking van een woning. Deze woning was gelegen aan de [adres] te Oss, gemeente Oss.
Bewoners van de woning:
De woning werd bewoond door verdachte [verdachte] en [slachtoffer] en hun beider kind van 1 jaar.
(…)
In de kluis in de schuur werden aangetroffen:
Drie handvuurwapens waarvan twee handvuurwapens in een lederen holster in plastic verpakt. Het derde vuurwapen lag los in de kluis.

Een kennisgeving van inbeslagneming, p. 17-22, voor zover inhoudende:

Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [1992]
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Nederland
Volgnummer 1
Goednummer : PL2100-2024076935-2192697
Categorie omschrijving : Wapens/munitie/springstof
Object : Vuurwapen (Revolver)
Merk/type : Nagant 1939
Spoor identificatienr. : AARE5181NL
Kaliber : 7,62 nagant
Volgnummer 2
Goednummer : PL2100-2024076935-2192698
Categorie omschrijving : Wapens/munitie/springstof
Object : Vuurwapen (Pistool)
Merk/type : Fn 1900
Spoor identificatienr. : AAOZ9555NL
Kaliber : 7,65mm
Volgnummer 3
Goednummer : PL2100-2024076935-2192700
Categorie omschrijving : Wapens/munitie/springstof
Object : Vuurwapen (Pistool)
Merk/type : Cz 27
Spoor identificatienr. : AARE5159NL
Kaliber : 7,65mm
Een proces-verbaal onderzoek wapen en munitie voorzien van proces-verbaalnummer PL2100-2024076935-38 , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] d.d. 10 juni 2024, p. 7024-7062, voor zover inhoudende:
Op 23 april 2024 werden door mij, [verbalisant 5] , opgeleid en bevoegd tot het juridisch omschrijven van (vuur)wapens en munitie, de genoemde voorwerpen nader onderzocht, en werd het volgende bevonden en waargenomen:
Nagant
Het in beslag genomen voorwerp voorzien van Goednummer: PL2100-2024076935-2192697 en sin AARE5181NL betreft een centraalvuur revolver van de Russische wapenfabrikant Tula Arsenal Izhevsk type Nagant, model 1895. Het kaliber van deze revolver is 7.62 Nagant (7.62x38R).
Het is een voorwerp bestemd en geschikt om projectielen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie. Derhalve is dit voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder I van de Wet wapens en munitie.
FN1900
Het in beslag genomen voorwerp voorzien van Goednummer: PL2100-2024076935-21
92698 en sin : AAOZ9555NL betreft een semi-automatisch centraalvuur pistool van de Belgische wapenfabrikant Fabrique Nationale (FN) model 1900.
Het kaliber van dit pistool betreft 7.65 millimeter.
Het is een voorwerp bestemd en geschikt om stoffen en projectielen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie. Derhalve is dit voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder I van de Wet wapens en munitie.
CZ27
Het in beslag genomen voorwerp voorzien van Goednummer: PL2100-2024076935-2192700 en sin AARE5159NL betreft een semi-automatisch centraalvuur pistool van de Tsjechische wapenfabrikant Ceska zbrojovka (CZ) model 27. Het kaliber van dit pistool betreft 7,65 millimeter.
Het is een voorwerp bestemd en geschikt om stoffen en projectielen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie. Derhalve is dit voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder I van de Wet wapens en munitie.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer PL2100-2024076935-26, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] d.d. 13 april 2024, p. 7072-7077, voor zover inhoudende:
V: Hoe zijn die handvuurwapens in de kluis terecht gekomen?
A: Die heb ik daar in gelegd nadat ik ze uit de doos had gehaald.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1:
op 10 april 2024 te Oss zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door een vinger in haar mond te duwen en het lichaam van die [slachtoffer] vast te pakken en een woning in te trekken.
T.a.v. feit 3:
op 10 april 2024 te Oss meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten :
een revolver, Tula Arsenal Izhevsk, type Nagant 1939, model 1895, kaliber 7.62 nagant (goed 2192697, AARE5181NL) en
een (semi automatisch) pistool, Fabrique Nationale, model 1900, kaliber 7,62 mm (goed 2192698, AAOZ9555NL) en
een (semi automatisch) pistool, Ceska Zbrojovka, model 27, kaliber 7,65 mm (goed 2192700, AARE5159NL),
zijnde vuurwapens in de vorm van een revolver of pistool,
voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Door de officier van justitie is gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6,5 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Artikel 63 Sr is volgens de officier van justitie niet van toepassing nu de veroordeling van 1 mei 2024 nog niet onherroepelijk is.
Het standpunt van de verdediging.
Voor zover het verzoek om vrijspraak door de rechtbank zou worden gepasseerd, is door de raadsman aangevoerd dat de bij verdachte aangetroffen vuurwapens al zijn meegenomen in de strafmaat van het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 mei 2024. In ieder geval is artikel 63 Sr van toepassing. De eis van de officier van justitie dient dan ook (sterk) naar beneden te worden bijgesteld.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft 3 vuurwapens van de categorie III van de WWM voorhanden gehad in een schuur bij zijn woning. Daarnaast heeft verdachte deze wapens te koop aangeboden. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn partner door haar vast te pakken, daarbij een vinger in haar mond te duwen en haar zo de woning in te trekken. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van huiselijk geweld, naast de fysieke pijn die zij ervaren, nog lange tijd na het gebeuren kampen met de emotionele gevolgen van de mishandeling. Uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer blijkt dat het incident veel stress voor haar heeft opgeleverd en dat zij zich gelet op het gedrag van verdachte zorgen maakt over de veiligheid van hun gezamenlijke dochtertje.
Persoonlijke omstandigheden
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in een andere zaak zeer recent (op 1 mei 2024) tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk werd veroordeeld wegens het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid vuurwapens. Artikel 63 Sr is daarom van toepassing. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd terwijl zijn voorlopige hechtenis in voormelde andere zaak was geschorst. Verdachte ziet kennelijk de ernst van zijn handelen niet of onvoldoende in of kan geen weerstand bieden tegen de drang vuurwapens te verzamelen. Dit ondanks het feit dat hij zich er van bewust is dat dit illegaal is. Het gedrag van verdachte baart de rechtbank zorgen. Dat er sprake is van een zorgwekkend gedragspatroon op het gebied van het langdurig verzamelen van wapens wordt ook beschreven door de reclassering in haar adviesrapport van 1 augustus 2024. Bij verdachte is sprake van ADHD en een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. Daarnaast is sprake van problemen op enkele praktische leefgebieden. Als belangrijkste criminogene factor ziet de reclassering verdachtes ADHD en het ten gevolge hiervan voornamelijk gestuurd worden door impulsen. Als beschermende factoren worden beschreven verdachtes dochter en zijn motivatie voor hulpverlening. De reclassering ziet voldoende aanknopingspunten en mogelijkheden voor (verdere) begeleiding en behandeling en daarmee voor interventies vanuit de reclassering. De reclassering adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt dit advies over en zal aan verdachte een deels voorwaardelijke straf opleggen.
De straf
Voor wat betreft de strafsoort en de hoogte van de straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten (LOVS). Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Met betrekking tot partnermishandeling kent de LOVS geen afzonderlijk oriëntatiepunt anders dan dat er in beginsel geen geldboete voor wordt opgelegd. Voor wat betreft het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, onder 1, in een woning geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden onvoorwaardelijk, per wapen. De rechtbank ziet, mede gelet op de recidive van verdachte, geen aanleiding een andersoortige straf op te leggen dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met oplegging van een straf gelijk aan de duur van het voorarrest zoals door de raadsman is betoogd. Daarbij merkt de rechtbank op dat het dossier en voornoemd vonnis geen aanknopingspunten bieden te veronderstellen dat de wapens die verdachte voorhanden heeft gehad reeds meegewogen zijn in de strafmaat van de veroordeling van 1 mei 2024.
De rechtbank legt hiermee een lichtere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank uitgaat van een aanzienlijk beperktere bewezenverklaring dan de officier van justitie, artikel 63 Sr wel van toepassing acht en voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank oplegt de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van de Samsung telefoon gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft om teruggave van de inbeslaggenomen telefoon verzocht.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen telefoon vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is waarvan de inhoud van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 57, 63, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 van de Wet Wapens en Munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel
T.a.v. feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 3:
Een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Leger des Heils op het adres Dr. Cuyperslaan 80 te Eindhoven of op het telefoonnummer 088 090 1140. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd laat behandelen door PJ Professionals of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed, te weten:
1. STK telefoon
(Omschrijving: PL2100-2024076935-2192328, Samsung)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.E. de Kryger, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. J.H.P.G. Wielders, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. Nuyens, griffier,
en is uitgesproken op 15 oktober 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, teamrecherche Team Maasland, genummerd PL 2100-2024077256.