ECLI:NL:RBOBR:2024:4804

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
01.019295.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een verstandelijk en lichamelijk beperkte vrouw met vrijspraak voor bezit van kinderpornografie

Op 14 oktober 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de verkrachting van een 33-jarige vrouw met een verstandelijke en lichamelijke beperking. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht om een behandeling te ondergaan. De zaak kwam aan het licht na een melding van de begeleidster van het slachtoffer, die opmerkte dat er iets mis was met haar. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte, die zij als een vertrouwenspersoon beschouwde, haar naar zijn woning heeft gebracht en daar seksueel geweld heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer, die niet in staat was om zich te verzetten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan het opzettelijk in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte deze afbeeldingen opzettelijk in bezit had. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 3.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen computer onttrokken aan het verkeer, omdat daarop kinderpornografisch materiaal was aangetroffen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.019295.24
Datum uitspraak: 14 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1963] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 mei 2024 en 30 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 april 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 september 2024 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair:
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2023 tot en met 10 augustus 2023 te Bergeijk, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft verdachte zijn penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] naar een verlaten en/of geïsoleerde, althans rustige, locatie heeft gebracht, te weten zijn, verdachtes, woning en/of
- (met kracht) de hand(en) en/of arm(en), althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft meegetrokken (naar zijn, verdachtes, slaapkamer) en/of
- (met kracht) op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft geduwd (waardoor die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, bed viel/terechtkwam) en/of
- die [slachtoffer] heeft uitgekleed/ontkleed en/of zichzelf heeft ontkleed en/of
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen, waardoor die [slachtoffer] niet weg kon gaan en/of (daardoor) een situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken en/of
- de (boven)benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd/gehouden en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of
- deze handeling(en) onverhoeds heeft uitgevoerd en/of
- (terwijl die [slachtoffer] onder meer zei dat ze niet naar boven wilde gaan) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- misbruik heeft gemaakt van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, althans een fysiek en/of psychisch en/of feitelijk overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad, vanwege (onder meer) de verstandelijke en/of sociaal emotionele en/of lichamelijke beperking van die [slachtoffer] , en/of waarbij hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] een verstandelijke en/of sociaal emotionele en/of lichamelijke beperking had, waardoor die [slachtoffer] niet, in elk geval onvoldoende in staat is geweest weerstand te bieden aan hem, verdachte, en/of
- (aldus) een situatie heeft doen ontstaan, waarin die [slachtoffer] zich niet, althans onvoldoende, aan voornoemde seksuele handeling(en) kon onttrekken en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2023 tot en met 10 augustus 2023 te Bergeijk, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het ontkleden van die [slachtoffer] en/of zichzelf en/of
- het duwen/brengen en/of houden en/of (heen en weer) bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] .
Feit 2:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 23 januari 2024 te Bergeijk, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
afbeeldingen, te weten foto's - en/of een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen, te weten een desktop computer (merk/type Fujitsu LI-8200, goednummer OBRBC23166_802311),-
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft
verworven,
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met
gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis vaginaal penetreren van het lichaam van
een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog
niet had bereikt
(afbeelding 6, omschrijving op p. 255 van het procesdossier)
en/of
het met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(afbeelding 1, omschrijving op p. 254 van het procesdossier)
(afbeelding 2, omschrijving op p. 255 van het procesdossier)
(afbeelding 3, omschrijving op p. 255 van het procesdossier)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze
persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert
in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(afbeelding 4, omschrijving op p. 255 van het procesdossier)
(afbeelding 5, omschrijving op p. 255 van het procesdossier).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Niet kan worden vastgesteld dat de op de computer van verdachte aangetroffen afbeeldingen voor hem toegankelijk waren, zodat niet kan worden bewezen dat verdachte die afbeeldingen opzettelijk in bezit heeft gehad.

Bewijs

Inleiding
Verdachte wordt verdacht van de verkrachting van een 33-jarige lichamelijk en verstandelijk beperkte vrouw, functionerend op het niveau van een zeer jong kind, dan wel van het hebben van gemeenschap met deze wilsonbekwame vrouw.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair tenlastegelegde verkrachting. De betrouwbaar te achten verklaring van het slachtoffer wordt volgens de officier van justitie in voldoende mate ondersteund door ander bewijsmateriaal, waaronder de inhoud van de verschillende zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen, de in de bijlage bij de vordering benadeelde partij door [naam zorginstelling] beschreven gedragsverandering van het slachtoffer na het uitstapje naar de toeristenmarkt, waarna de verkrachting aldus het slachtoffer heeft plaatsgevonden en de door het slachtoffer gegeven treffende beschrijving van de slaapkamer van verdachte. Uit de bewijsmiddelen volgt niet alleen dat de door het slachtoffer beschreven seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar ook dat zij daartoe is gedwongen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde bepleit wegens het ontbreken van toereikend wettig bewijs. De aangifte dient volgens de raadsvrouw als onbetrouwbaar te worden aangemerkt. Daarbij is gewezen op het taxatiegesprek van [naam zorginstelling] met het slachtoffer waaruit is geconcludeerd dat het slachtoffer niet consistent heeft verklaard. Die aangifte wordt ook onvoldoende ondersteund door ander bewijsmateriaal. Het bewijsmateriaal vindt immers steeds in essentie haar oorsprong in de verklaring van het slachtoffer. Tot slot kan uit de bewijsmiddelen niet volgen dat sprake is geweest van dwang.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsoverwegingen.
De rechtbank is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer tot vrijspraak van het 1 primair tenlastegelegde wordt weerlegd door de in de bewijsbijlage gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het vrijspraakverweer van de raadsvrouw overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
1.
Juridisch kader
De rechtbank stelt het volgende voorop. Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het feit dat zij zich voordoen in een situatie waarbij slechts twee personen zijn betrokken: een verondersteld slachtoffer en een veronderstelde dader. Indien de veronderstelde dader de seksuele handelingen ontkent of zich beroept op zijn zwijgrecht, leidt dit er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer het wettig bewijs vormen. In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de zogenaamde bewijsminimumregel opgenomen. Deze regel houdt in dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige (het veronderstelde slachtoffer). De Hoge Raad heeft het belang van deze bepaling bij herhaling onderstreept door te overwegen, dat deze regel strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat hij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad zijn verklaringen van getuigen die niet meer inhouden dan hetgeen zij van het veronderstelde slachtoffer over het tenlastegelegde hebben gehoord (een zogenaamde de auditu verklaring) in beginsel niet toereikend om als steunbewijs te dienen. Dergelijke verklaringen zijn immers afkomstig uit één en dezelfde bron: het veronderstelde slachtoffer.
De vraag die de rechtbank dan ook moet beantwoorden is of de verklaringen van het slachtoffer voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen, hetgeen samenhangt met de vraag of die verklaring als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Voordat het steunbewijs zal worden besproken, zal de rechtbank eerst stilstaan bij de verklaringen van het slachtoffer. Tot slot zal de rechtbank kort ingaan op de procesopstelling van verdachte.
2.
De (de auditu) verklaringen van het slachtoffer
Het slachtoffer woont in een zorginstelling. Op 22 augustus 2023 bemerkte de begeleidster van het slachtoffer dat er iets was met het slachtoffer. Zij heeft het slachtoffer uitgenodigd voor een gesprek en tijdens dat gesprek vertelde het slachtoffer voor het eerst dat de buurman van haar vader een paar weken geleden aan haar had gezeten. Het slachtoffer was daarbij zeer emotioneel, huilde en wilde verder niet vertellen wat er precies was gebeurd. Het slachtoffer heeft eensluidend met haar begeleidster verklaard over hoe zij met het verhaal naar buiten is gekomen. Het slachtoffer heeft verteld dat zij aan haar begeleidster als eerste heeft verteld dat er iets is gebeurd en dat dit was nadat de begeleidster zag dat het slachtoffer niet lekker in haar vel zat.
Op 1 september 2023 vond een taxatiegesprek plaats tussen het slachtoffer en een Gz-psycholoog van [naam zorginstelling] . Tijdens dit gesprek heeft het slachtoffer herhaald dat de buurman van haar vader, verdachte, aan haar had gezeten. Het slachtoffer vindt het moeilijk om te vertellen wat er precies is voorgevallen, maar na doorvragen heeft het slachtoffer verteld dat zij is verkracht door de buurman en dat hij zijn leuter in haar vagina heeft gebracht. Dit is voorgevallen na de toeristenmarkt in Eersel begin augustus. Verdachte heeft haar gevraagd om mee naar boven te gaan en eenmaal boven op de slaapkamer haar kleren uitgetrokken. Nadat ze heeft verteld dat ze door de buurman is misbruikt, begint het slachtoffer te huilen.
Op 14 september 2023 heeft het slachtoffer aan haar vader en moeder verteld wat er was gebeurd. Haar moeder heeft verklaard dat het slachtoffer vertelde dat [verdachte] , verdachte, aan haar had gezeten. Op de vraag van moeder of hij met zijn lul in haar kut had gezeten, antwoorde het slachtoffer bevestigend. Het slachtoffer huilde tijdens dit gesprek en vertelde verder niks over het misbruik omdat ze dichtklapte. De moeder van het slachtoffer heeft op 21 september 2023 namens haar aangifte gedaan.
Op 11 oktober 2023 heeft er een studioverhoor plaatsgevonden. Tijdens dat studioverhoor heeft het slachtoffer wederom verklaard dat zij na de toeristenmarkt begin augustus in Eersel door verdachte is gevraagd mee naar boven te gaan, op de slaapkamer door verdachte is uitgekleed en dat hij vervolgens zijn piemel in haar vagina heeft gestopt. Ook tijdens dit verhoor is het slachtoffer emotioneel als zij over de verkrachting wordt bevraagd en geeft meermaals aan dat zij het moeilijk vindt om daarover te praten. Desondanks weet het slachtoffer ook details te benoemen. Zo heeft zij verklaard over het condoomgebruik, de plaats waar verdachte deze vandaan haalde en dat hij het condoom na gebruik in de prullenbak gooide.
De rechtbank zal de verklaringen van het slachtoffer nu er sprake is van een één op één situatie en gelet op de cognitieve beperking van het slachtoffer met de nodige voorzichtigheid beschouwen. In het bijzonder omdat zij in die verklaringen op onderdelen - bijvoorbeeld daar waar het gaat over de wijze waarop zij door verdachte naar de slaapkamer is gebracht (de trap op gesleurd of bij de hand/arm genomen) - wisselend heeft verklaard. Dat brengt echter niet mee, zoals door de verdediging is betoogd, dat deze verklaringen in hun geheel als onwaar of onbetrouwbaar terzijde dienen te worden gesteld. Integendeel. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van het slachtoffer daar waar het de geslachtsgemeenschap betreft, het essentiële onderdeel waarop de bewezenverklaring van verkrachting is gestoeld, nauwkeurig en op wezenlijke onderdelen, zoals ook blijkt uit de hierboven weergegeven verklaringen, consistent zijn. Op geen enkele wijze is gebleken dat zij haar verklaringen heeft aangedikt en het slachtoffer geeft in het studioverhoor ook duidelijk aan als ze zaken niet meer weet. [1]
Bovendien vindt de rechtbank die verklaringen authentiek. Zo heeft het slachtoffer tegen haar begeleidster, met wie zij als eerste over het tenlastegelegde sprak, gezegd dat het ‘wéér’ was gebeurd. Uit een vonnis van 2 december 2016 volgt dat het slachtoffer eerder seksueel is misbruikt en dat de dader daarvoor is veroordeeld. Bij de beoordeling van de authenticiteit van de verklaringen van het slachtoffer komt voorts betekenis toe aan de emoties die zij bij voortduring heeft laten zien zodra haar vragen worden gesteld over het tenlastegelegde.
Dat het slachtoffer tijdens het taxatiegesprek onsamenhangend en niet helder heeft verklaard, past naar het oordeel van de rechtbank bij de beperking van het slachtoffer die moeilijk praat over hetgeen haar is overkomen en het lastig vindt om woorden te geven aan seksuele handelingen.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer wordt versterkt door het gegeven dat niet valt in te zien waarom het slachtoffer verdachte vals zou beschuldigen van het tenlastegelegde. Het slachtoffer en verdachte hadden immers een jarenlange goede band. Zij zag hem als een tweede vader. De rechtbank vermag niet in te zien waarom het slachtoffer die goede band op het spel zou zetten door verdachte - uit het niets - te betichten van een seksueel misdrijf. Bovendien, zo volgt uit de verklaring van de begeleidster van het slachtoffer, heeft het slachtoffer ermee geworsteld om haar verhaal te vertellen met name ook omdat zij haar vader, die er immers een goede vriendschapsrelatie met verdachte op nahield, geen pijn wilde doen. Daarmee heeft het slachtoffer er ook blijk van gegeven de mogelijke impact van haar relaas te kunnen overzien. Het voorgaande versterkt, tezamen met het uitblijven van een logische andere verklaring voor de beschuldiging, de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer en past, gegeven het hierna te bespreken steunbewijs, bij het scenario zoals omschreven in de tenlastelegging.
3.
Het steunbewijs
De verklaringen van het slachtoffer vinden naar het oordeel van de rechtbank, zoals hiervoor reeds is overwogen, voldoende steun in ander bewijs. Dit bewijs, dat ook in de bewijsmiddelenbijlage is opgenomen, zal de rechtbank hieronder bespreken.
a.
De gedragsverandering bij het slachtoffer
De begeleidster van het slachtoffer bemerkte bij terugkomst van haar vakantie direct dat er iets mis was met het slachtoffer, hetgeen heeft geresulteerd in het hierboven genoemde gesprek van 22 augustus 2023 waarin het slachtoffer heeft verteld wat haar was overkomen. Ook de moeder van het slachtoffer heeft een gedragsverandering bij het slachtoffer waargenomen. Zij heeft verklaard dat het slachtoffer vanaf begin augustus erg stil en moe was. Volgens de vader van het slachtoffer begon zij na de toeristenmarkt meer te klagen over hoofdpijn, werd ze ingetogener en leek het alsof ze steeds banger werd. Ook uit de bij de vordering van de benadeelde partij gevoegde bijlage van [naam zorginstelling] volgt dat het slachtoffer in deze periode teruggetrokken gedrag liet zien en lichamelijke klachten had zoals buikpijn, hoofdpijn en misselijkheid. Deze waargenomen gedragsverandering ondersteunt de verklaring van het slachtoffer nu die gedragsverandering past bij een gebeurtenis met de nodige impact, zoals de door het slachtoffer omschreven verkrachting.
b.
De gedragsverandering bij verdachte
Uit het dossier volgt echter niet alleen dat het gedrag van het slachtoffer kort na de periode waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden veranderde. Ook het gedrag van verdachte veranderde. Verdachte had, zo blijkt uit de verklaring van de vader van het slachtoffer, een zeer goede band met de familie van het slachtoffer. De vader van het slachtoffer omschrijft die band als een welhaast familiaire relatie. Verdachte en hij zijn buren en verdachte kwam bijna dagelijks bij hem over de vloer, ze aten regelmatig samen en hadden de sleutel van elkaars woningen. Na de toeristenmarkt kwam verdachte eigenlijk niet meer op bezoek. Eerst minder frequent en later kwam verdachte helemaal niet meer. Ter terechtzitting is verdachte voorgehouden dat het opmerkelijk is dat hij daar, gegeven de goede band met zijn buren, na de toeristendagen niet of nauwelijks meer over de vloer kwam. Volgens verdachte was hij en ook de buurman meer uren gaan werken waardoor het contact is verwaterd. De vader van het slachtoffer echter vindt (aanvankelijk) de vermindering van het contact opvallend, zo blijkt uit zijn verhoor. Deze door verdachte gegeven verklaring acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunt deze vermijding van contact door verdachte met de vader van het slachtoffer de verklaring van het slachtoffer nu dit past bij een gebeurtenis waardoor verdachte zijn buren niet meer onder ogen wil komen, zoals de door het slachtoffer omschreven verkrachting.
c.
De emotie bij het slachtoffer
Verder komt betekenis toe aan de emoties die het slachtoffer heeft laten zien zodra haar vragen worden gesteld over het tenlastegelegde. De begeleidster van het slachtoffer heeft verklaard dat het slachtoffer tijdens het gesprek op 22 augustus 2023 zeer emotioneel was en huilde. Verder staat in het verslag van het taxatiegesprek dat het slachtoffer meteen begon te huilen nadat ze had aangegeven dat de buurman haar heeft misbruikt. Ook de moeder van het slachtoffer heeft verklaard dat het slachtoffer huilde toen zij vertelde wat haar was overkomen. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen deze zelfstandige waarnemingen over de emotionele toestand van het slachtoffer ook de door het slachtoffer gegeven verklaringen.
4.
De procesopstelling van verdachte
Verdachte heeft in eerste instantie bij de politie op 23 januari 2024, 24 januari 2024 en 25 januari 2024 en bij de rechter-commissaris op 26 januari 2024 zich op vragen over de beschuldiging aan zijn adres op zijn zwijgrecht beroepen. Op 1 februari 2024 heeft de politie verdachte nogmaals gehoord omdat verdachte had aangegeven zijn kant van het verhaal te willen vertellen. Verdachte heeft toen bevestigd dat hij met het slachtoffer naar de toeristenmarkt is geweest en dat ze daarna naar zijn woning zijn gegaan. Verdachte heeft echter ontkend dat er seksuele handelingen met het slachtoffer hebben plaatsgevonden. Bij die ontkenning is verdachte gebleven. De rechtbank vermag echter niet in te zien dat verdachte, geconfronteerd met een dergelijke beschuldiging - terwijl hij nota bene eerder voor een zedenmisdrijf is veroordeeld - die beschuldiging niet direct heeft ontkracht of van nadere uitleg heeft voorzien. De door de raadsvrouw gegeven uitleg voor die procesopstelling, maakt dat niet anders. Het voorgaande heeft de rechtbank betrokken bij de weging en selectie van het bewijsmateriaal.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande en de voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaringen van het slachtoffer op hoofdlijnen betrouwbaar. Die verklaringen vinden bovendien steun in het overig bewijsmateriaal, zoals hiervoor ook is overwogen. Dat brengt mee dat de rechtbank van oordeel is dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de handelingen zoals in de tenlastelegging zijn beschreven – kort gezegd de geslachtsgemeenschap tussen het slachtoffer en verdachte – daadwerkelijk heeft plaatsgevonden kort nadat zij samen op de toeristenmarkt in Eersel zijn geweest. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte het slachtoffer tot seks heeft gedwongen.
Dwang
Van ‘dwang’ in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht is sprake wanneer een verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat een slachtoffer de handelingen tegen zijn/haar wil heeft verricht of ondergaan. Deze dwang kan worden veroorzaakt door (bedreiging met) geweld of (bedreiging met) andere feitelijkheden van verdachte richting het slachtoffer. Om te kunnen spreken van dwang in de zin van artikel 242 Sr moet de dwang van zodanig gewicht zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanige al dan niet bedreigende situatie is gebracht dat deze zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot de geslachtsgemeenschap door geweld of bedreiging met geweld. Het op bed duwen en met de handen uit elkaar duwen van de benen acht de rechtbank daartoe niet voldoende. Ook heeft het slachtoffer wisselend verklaard over de wijze waarop zij door verdachte is meegenomen naar diens slaapkamer. Enerzijds heeft zij verklaard dat zij door verdachte de trap op is gesleurd - hetgeen geweld impliceert -, maar anderzijds dat verdachte haar bij de hand heeft gepakt en haar vroeg om mee naar boven te gaan. Deze laatste handeling beoordeelt de rechtbank als geweldloos. Nu hierover onduidelijkheid bestaat, zal de rechtbank ten voordele van verdachte uitgaan van het laatste scenario. Een of meerdere geweldshandelingen acht de rechtbank daarom niet bewezen. Ook in onderling verband en samenhang bekeken leveren die omstandigheden niet op dat verdachte het slachtoffer met geweld of door het creëren van een bedreigende situatie tot seks heeft gedwongen.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte het slachtoffer daartoe door andere feitelijkheden heeft gedwongen. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank relevant dat het slachtoffer verstandelijk en lichamelijk beperkt is, terwijl verdachte hiervan op de hoogte was. Uit het ondersteuningsplan in het dossier volgt onder meer dat het slachtoffer, naast haar fysieke problemen, op verschillende gebieden functioneert als een zeer jong kind. Ze voegt zich naar de wensen van haar omgeving en is niet in staat zelf haar grenzen te bewaken. Gegeven deze beperking bevond het slachtoffer zich in een afhankelijkheidsverhouding ten opzichte van verdachte, die zij als tweede vader zag. Gegeven de gedragingen van verdachte zoals omschreven in de tenlastelegging en terwijl het slachtoffer zich in een voor haar niet vertrouwde omgeving (de slaapkamer van verdachte) bevond, kon van het slachtoffer niet worden verwacht dat zij zich tegen de gedragingen van verdachte zou verzetten. Wel heeft zij duidelijk aangegeven niet met verdachte mee naar boven te willen gaan. Verdachte is hieraan voorbij gegaan en heeft daarmee vanuit het psychisch en uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat:
Feit 1 primair:
hij inof omstreeksde periode van 27 juli 2023 tot en met 3 augustus 2023 te Bergeijk,althans in Nederland,
doorgeweld of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of een anderefeitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan vaneen of meer
handelingen diebestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft verdachte zijn penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of(heen en weer)bewogen,
en bestaandedat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/ofdieanderefeitelijkhe(i)d(en)hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] naar eenverlaten en/of geïsoleerde, althansrustige,locatie heeft gebracht, te weten zijn, verdachtes, woning en/of
-(met kracht)de hand(en) en/of arm(en), althans het lichaamvan die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/ofvastgehouden en/of (vervolgens)die [slachtoffer] heeft meegenomen(naar zijn, verdachtes, slaapkamer)en/of
-(met kracht) op/tegen het(boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft geduwd(waardoor die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, bedviel/terechtkwam)en/of
- die [slachtoffer] heeft uitgekleed/ontkleeden/ofzichzelf heeft ontkleed en/of
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen, waardoor die [slachtoffer] niet weg kon gaan en/of (daardoor)een situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken en/of
- de(boven)benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd/gehoudenen/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeftgeduwd/gebracht en/of
- deze handeling(en)onverhoeds heeft uitgevoerd en/of
-(terwijl die [slachtoffer] onder meer zei dat ze niet naar boven wilde gaan)voorbij is gegaan aan het verbaleen/of non-verbalesignaal vanverzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- misbruik heeft gemaakt van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,althans een fysiek en/of psychisch en/of feitelijk overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad,vanwege(onder meer)de verstandelijke en/ofsociaal emotionele en/oflichamelijke beperking van die [slachtoffer] , en/ofwaarbij hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] een verstandelijke en/ofsociaal emotionele en/oflichamelijke beperking had, waardoor die [slachtoffer]niet, in elk gevalonvoldoende in staat is geweest weerstand te bieden aan hem, verdachte, en/of
-(aldus)een situatie heeft doen ontstaan, waarin die [slachtoffer] zichniet, althansonvoldoende, aan voornoemde seksuele handeling(en)kon onttrekkenen/of
- (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van zesendertig maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient daar van af te worden getrokken. De officier van justitie acht daarnaast van belang dat aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals door de reclassering zijn geadviseerd, waaronder het volgen van een verplichte ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod ten behoeve van het slachtoffer.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (38z Sr) op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft verzocht een straf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur die verdachte al in voorarrest heeft gezeten. Op die manier kan verdachte zijn woning en sociale netwerk behouden. Verdachte is bereid zich aan de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te houden. Naast een gevangenisstraf heeft de raadsvrouw oplegging van een taakstraf in overweging gegeven.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van de lichamelijk en verstandelijk beperkte dochter van zijn buurman. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijk zedenmisdrijf ernstige impact kan hebben op het leven van het slachtoffer. Dat dat ook in dit geval is geweest, volgt uit de namens het slachtoffer voorgedragen slachtofferverklaring en de beschrijving van [naam zorginstelling] over de manier waarop het bewezenverklaarde het welzijn van het slachtoffer heeft beïnvloed. Beschreven is onder meer dat het slachtoffer zich eenzaam heeft gevoeld en teruggetrokken gedrag liet zien omdat zij aanvankelijk niemand over de verkrachting durfde te vertellen, dat haar gevoel van basisveiligheid in de voor haar vertrouwde omgeving is aangetast en zij structureel overvraagd is geweest onder meer omdat zij keer op keer haar traumatische ervaring heeft moeten vertellen. Het slachtoffer is aangemeld voor EMDR-therapie om haar in de toekomst te ondersteunen in de verwerking.
Daarbij komt dat het slachtoffer afhankelijk is van haar netwerk voor hulp en zorg. Door traumatische ervaringen in het verleden heeft het slachtoffer een gebrek in vertrouwen in anderen. Anderen die zij juist zo hard nodig heeft. Dat het slachtoffer in het verleden misbruikt is door een persoon die zij jarenlang kende, maakt het extra wrang dat ook ditmaal haar vertrouwen is beschaamd door iemand uit haar directe omgeving. Iemand die zij al jarenlang kende en waar zij vertrouwen in stelde. Verdachte heeft misbruik gemaakt van dat vertrouwen, nota bene terwijl hij wist dat het slachtoffer reeds eerder slachtoffer was geweest van een zedenmisdrijf. Verdachte heeft niet alleen het vertrouwen van het slachtoffer beschaamd, maar ook dat van haar familieleden. Zij mochten er op vertrouwen dat het slachtoffer bij verdachte, die een goede band had met de familie, in goede handen was.
De rechtbank rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij de belangen van een juist in bescherming te nemen persoon heeft laten wijken voor zijn eigen lustgevoelens. Hij heeft in het geheel niet stilgestaan bij de mogelijk nadelige gevolgen van zijn handelen op het veiligheidsgevoel en geestelijk welzijn van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Als vertrekpunt voor de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunt van verkrachting. Bij een verkrachting met een beperkte mate van dwang, zoals in het onderhavige geval, geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van vierentwintig maanden.
De rechtbank zal daarbij ten nadele van verdachte rekening houden met de kwetsbaarheid van zijn slachtoffer en het misbruik van vertrouwen, zoals hierboven reeds overwogen. Voorts betrekt de rechtbank het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 28 maart 2024 in strafverzwarende zin bij de strafoplegging. Uit dat uittreksel volgt immers dat verdachte eerder, te weten op 14 juli 2004, ter zake een soortgelijk zedenfeit bij kwetsbare personen onherroepelijk is veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en zes maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Als voorwaarde is toen onder meer een ambulante behandeling opgelegd.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 17 juni 2024 en het psychologisch onderzoek pro justitia van 26 juni 2024. Uit het onderzoek van de psychiater volgt dat sprake is van persoonlijkheidsproblematiek die past bij een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vooral narcistische en afhankelijke trekken. Uit het advies van de psycholoog volgt dat waarschijnlijk sprake is van een autismespectrumstoornis.
Uit beide onderzoeken volgt dat de door de gedragsdeskundigen vastgestelde stoornissen aanwezig waren ten tijde van het delict. Zij kunnen, gegeven het feit dat verdachte het tenlastegelegde ontkend, echter niet antwoorden op de vraag of de stoornissen de gedragskeuzes van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde hebben beïnvloed. De gedragsdeskundigen doen dan ook geen uitspraken over de mate van toerekenbaarheid. Het recidiverisico wordt door de rapporteurs ingeschat als laag, hetgeen meebrengt dat er geen interventies worden geadviseerd.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande en bij gebreke van aanknopingspunten voor het tegendeel, uitgaan van volledige toerekenbaarheid.
Op 11 september 2024 heeft de reclassering op verzoek van de officier van justitie een reclasseringsadvies Tbs met voorwaarden opgesteld. Ook de reclassering schat de kans op recidive in als laag waarbij gebruik is gemaakt van een zeden specifiek risicotaxatie-instrument. De risico’s op onttrekking aan de voorwaarden worden eveneens ingeschat als laag. De reclassering acht een toezicht in het kader van een Tbs met voorwaarden technisch uitvoerbaar. Ook een regulier toezicht is uitvoerbaar. De reclassering heeft onder meer de volgende voorwaarden geadviseerd: een contactverbod, een locatieverbod, een meldplicht en een ambulante behandeling.
Met de raadsvrouw en de officier van justitie acht de rechtbank een Tbs met voorwaarden niet passend.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren aangewezen. De door de verdediging naar voren gebrachte persoonlijke belangen van verdachte maken dit niet anders. De rechtbank ziet aanleiding om aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te koppelen. Weliswaar is sprake van een laag recidiverisico, maar de rechtbank stelt ook vast dat dit de tweede keer is dat veroordeelde voor een zedenmisdrijf is veroordeeld, destijds eveneens een behandeling heeft opgelegd gekregen, maar daar klaarblijkelijk onvoldoende van heeft geprofiteerd. Tot slot heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Een nieuwe behandeling acht de rechtbank daarom aangewezen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Voor oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38z acht de rechtbank vanwege de lage recidivekansen, het gegeven dat verdachte een ambulante behandeling dient te ondergaan en de proeftijd van drie jaren geen termen aanwezig.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De vordering van de benadeelde partij
De wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft een bedrag gevorderd van in totaal € 5.000,- bestaande uit geleden immateriële schade. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd en is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich primair om het standpunt gesteld de vordering af te wijzen vanwege de door de verdedig bepleite vrijspraak. Subsidiair is bepleit het toe te wijzen bedrag te matigen tot een bedrag van € 2.500,- of € 3.000,-. Daarbij is door de raadsvrouw aangegeven dat de jurisprudentie die ter onderbouwing van de schade is overgelegd niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak.
Beoordeling.
De rechtbank acht - gelet op de onderbouwing van de vordering - toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een immateriële schadevergoeding ad € 3.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overige gedeelte van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Nader onderzoek naar de omvang van de vordering zou immers een uitgebreide nadere behandeling vereisen.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2024 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen computer vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, nu op die computer kinderpornografisch materiaal is aangetroffen. Dat brengt mee dat dat voorwerp als geheel van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Verdachte wordt ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit weliswaar vrijgesproken, maar naar het oordeel van de rechtbank is voldoende grond voor een onttrekking aan het verkeer op grond van artikel 36b, eerste lid, onder 3 van het Wetboek van Strafrecht.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
verkrachting
Strafbaarheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf
Legt op de volgende straf:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
waarvan 9 maanden voorwaardelijken een
proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in een straal van 150 meter rondom [naam zorginstelling] aan de [adres 2] ;
  • dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben -in welke vorm dan ook, ook niet via derden- met [slachtoffer] , geboren op [1990] te Eindhoven;
  • dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij deze instelling, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Omslag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering dit nodig acht. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook diagnostiek en/of delictanalyse en het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden (de politie treedt handhavend op ten aanzien van het contact- en locatieverbod) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Maatregelen
- Onttrekt aan het verkeer het inbeslaggenomen goed, te weten: 1 STK Computer.
- Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 3.000,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 3.000,- euro ter zake geleden immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.H. Schepers, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden,
in tegenwoordigheid van G.J.B. van Weegen, griffier,
en is uitgesproken op 14 oktober 2024.

Voetnoten

1.Vgl o.m. p. 98, 111, 119, 120 en 121 van het dossier.