ECLI:NL:RBOBR:2024:4759

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
01-073475-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op onderzoekswensen in strafzaak met betrekking tot PGP-accounts

Op 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd in P.I. Arnhem. Deze beslissing volgde op een regiezitting die op 3 oktober 2024 heeft plaatsgevonden, waarbij de raadsman van de verdachte verschillende onderzoekswensen heeft ingediend. De rechtbank heeft deze wensen beoordeeld, waarbij het vooral ging om het horen van getuigen die gebruik maakten van PGP-accounts waarmee de verdachte in contact zou zijn geweest. De rechtbank heeft geoordeeld dat het horen van bepaalde getuigen niet noodzakelijk is, omdat zij eerder al uitgebreid zijn gehoord en er geen nieuwe relevante informatie te verwachten valt. Echter, de rechtbank heeft wel het belang van de verdediging erkend bij het horen van getuigen die mogelijk belastende verklaringen hebben afgelegd over de verdachte.

Daarnaast heeft de rechtbank besloten dat de verdediging recht heeft op inzage in bepaalde BOB-dossiers van andere onderzoeken en Signal-berichten, en dat de officier van justitie deze informatie moet verstrekken. De rechtbank heeft ook de procedure uiteengezet voor het indienen van verzoeken tot het opnemen van delen van het dossier in het strafdossier. De beslissing om de voorlopige hechtenis van de verdachte niet op te heffen, is ook bevestigd, omdat er nog steeds ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan. De rechtbank heeft de stukken met betrekking tot deze beslissing in handen van de officier van justitie gesteld, zodat verdere stappen kunnen worden ondernomen in het onderzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01/01.073475. [verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.073475.24
Datum beslissing: 10 oktober 2024
Beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [1988] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Arnhem.

1.Inleiding.

Deze beslissing wordt gegeven naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2024, van welke zitting afzonderlijk proces-verbaal is opgemaakt. Dit betrof een regiezitting in het onderzoek Rookkwarts. Voorafgaand aan deze regiezitting heeft de raadsman onderzoekswensen bij de rechtbank ingediend (d.d. 18 september 2024), waarop de officier van justitie schriftelijk heeft gereageerd (d.d. 2 oktober 2024). Deze schriftelijke stukken zijn aan deze beslissing gehecht.
Op de regiezitting hebben de raadsman en de officier van justitie hun reeds schriftelijk ingenomen standpunten nader toegelicht. Na beraadslaging beslist de rechtbank als volgt.

2.Beslissingen op de onderzoekswensen.

Door de raadsman zijn verschillende onderzoekswensen ingediend. De onderzoekswensen bestaan in de kern uit verzoeken tot het horen van getuigen (2.2), tot verstrekking/ toevoeging/inzage van (bob-)dossiers van andere onderzoeken (2.3) en tot inzage in Signal-berichten (2.4). De rechtbank maakt eerst een inleidende opmerking (2.1), daarna worden de verzoeken besproken.
2.1
Inleidende opmerking.
De overwegingen die hierna volgen en alle beslissingen die daaruit voorvloeien
zijn voorlopig van aard, gelet op de functie die ze hebben binnen deze strafzaak en het moment waarop deze beslissingen zijn genomen. De beslissingen met betrekking tot de voorlopige hechtenis gelden tot de eerstvolgende (pro forma-)zitting.
2.2
Horen getuigen A. tot en met E. m.b.t. ZD3 (p. 2 onderzoekswensen).
De rechtbank ziet niet hoe het horen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] in redelijkheid kan bijdragen aan de beantwoording van de vragen ex artt. 348 en 350 Wetboek van Strafvordering (“Sv”). Zij zijn allen uitgebreid gehoord, met name ter zake de vraag of al dan niet sprake was van te duchten levensgevaar / gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer personen. Niet is concreet aangegeven op welke punt(en) een aanvullende bevraging, mede gelet op het tijdsverloop, thans in redelijkheid nog zinvolle aanvullende relevante informatie zal kunnen opleveren. Bij dit alles heeft tevens te gelden dat naar vaste jurisprudentie het toetsingskader is of het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting
naar algemene ervaringsregels voorzienbaarmoet zijn geweest.
[getuige 6] heeft (mogelijk) belastend verklaard over verdachte aangaande zijn betrokkenheid bij de brandstichting. Om die reden is er een verdedigingsbelang om deze getuige te kunnen horen.
2.3
Verstrekken (BOB-)dossiers onderzoek Dougherty en onderzoek Draf.
De verdediging wenst de verstrekking van het BOB-dossier van onderzoek Dougherty en het volledige strafdossier (inclusief het BOB-dossier) van onderzoek Draf. De officier van justitie heeft ter zitting toegezegd dat (i) aan de verdediging het BOB-dossier van onderzoek Dougherty wordt verstrekt, en (ii) de verdediging inzage kan nemen in het volledige strafdossier van onderzoek Draf. Daarnaast zou hij toestemming vragen aan zijn collega-OvJ of de verdediging een kopie kan ontvangen van het overzichtsproces-verbaal van onderzoek Draf. Door deze toezeggingen hoeft de rechtbank geen beslissing meer te geven op deze verzoeken van de verdediging.
Indien de verdediging bepaalde gedeelten uit het dossier onderzoek Draf opgenomen wil zien in dit strafdossier, is de procedure als volgt. De raadsman dient (per deel) binnen 6 weken na inzage gemotiveerd aan te geven waarom hij het deel van het dossier opgenomen wil zien. De officier van justitie beslist en motiveert indien hij bepaalde verzoeken niet volgt. De raadsman kan zich binnen 4 weken na een eventuele weigering door de officier van justitie wenden tot de voorzitter. De raadsman dient alsdan toe te lichten waarom hij zich niet kan vinden in de weigering en zet daarbij uiteen wat volgens de verdediging het belang is bij opneming van het betreffende deel van het dossier, een en ander in relatie tot de beantwoording van de vragen ex artt. 348 en 350 Sv.
2.4
Horen gebruikers tegenaccounts PGP-gesprekken (getuigen G en H m.b.t. ZD3 (p. 2 onderzoekswensen) en getuigen 1 tot en met 16 m.b.t. ZD1 en ZD2 (p. 6 onderzoekswensen)).
Een van de kenmerken van een eerlijk proces is de (grond)regel dat “
the core of evidence adversarial” moet zijn, dus dat de verdediging de mogelijkheid moet hebben gehad dit bewijsmateriaal te onderzoeken. De toepassing en uitwerking is, naar aanleiding van onder andere het EHRM-arrest in de zaak [naam] , nader vorm gegeven door de Hoge Raad. Dit toetsingskader geldt ook in deze zaak.
De door de verdediging gevraagde getuigen, de gebruikers die (ten dele) – in de ogen van het openbaar ministerie – zijn aangeduid als gebruikers van een aantal PGP-accounts, hebben (in elk geval tot heden) niet belastend verklaard over de verdachte.
De verdachte beperkt zich ter zake de PGP-accounts die door het openbaar ministerie aan hem worden toegeschreven tot een (kale) ontkenning ter zitting, en gaat daarbij – tot nu toe – niet in op de bevindingen van de politie. In eerdere verhoren, zowel door de politie als door rechters, heeft de verdachte zich (nagenoeg) integraal beroepen op zijn zwijgrecht. Hij heeft daarbij niet inhoudelijk willen reageren op vragen die zien op (de inhoud van) de processen-verbaal die direct of indirect betrekking hebben op de – volgens het dossier – identificatie van de verdachte als de gebruiker van een aantal PGP-accounts.
Het is in beginsel niet aan de rechtbank om te bepalen op welke wijze de verdediging haar werk behoort te doen. Wel kan de rechtbank vaststellen of er in redelijkheid een of meer andere manieren zijn aan te wijzen waarop de verdediging in deze zaak de inhoud van het strafdossier zou kunnen toetsen.
De verdediging heeft het recht om het gehele bronmateriaal te onderzoeken en – vanuit verdedigingsperspectief – te beoordelen of de selectie die tot op heden is opgenomen in het dossier aanvulling behoeft. De verdediging kan dan, voorzien van een onderbouwing, de officier van justitie verzoeken bepaalde gedeelten van de communicatie of dossiergegevens toe te voegen aan dit strafdossier.
Indien de verdediging en de officier van justitie het ter zake dergelijke aanvullingsverzoeken het niet eens worden, zal de voorzitter of de rechtbank beslissen.
Het is de taak van de rechter om te waken dat het dossier in redelijkheid volledig en evenwichtig kan worden genoemd. Na de behandeling ter zitting dient de rechtbank vervolgens te bepalen of het aanwezige bewijs, na inhoudelijke bespreking ter zitting en requisitoir en pleidooi, afdoende is voor een veroordeling voor een of meer feiten op de tenlastelegging. Het politieonderzoek levert een eerste selectie in het dossier, waarbij de verdediging het recht heeft te onderzoeken of die selectie, afgezet tegen het beschikbare bronmateriaal van het betreffende account, een evenwichtig beeld geeft. Juist vanuit die gedachte heeft de verdediging het recht het bronmateriaal te bestuderen dat ter beschikking is gesteld aan het onderzoeksteam in dit strafrechtelijk onderzoek.
De rechtbank ziet het – in meer algemene zin – belang van de verdediging bij het horen van eventueel geïdentificeerde gebruikers van de betreffende PGP-accounts waarmee de in het dossier aan de verdachte toegeschreven PGP-accounts contact hebben gehad. De verdachte ontkent de gebruiker te zijn geweest van deze accounts en het is in het belang van de verdediging om de tegencontacten daarover te kunnen bevragen. De verdediging kan de tegencontacten – in het kader van het ten laste gelegde ‘medeplegen’ – daarnaast bevragen over de rol die de verdachte mogelijk heeft gespeeld en de verdere inhoud van deze gesprekken. Het onderzoeksbelang in andere strafzaken brengt met zich dat de identiteit niet behoeft te worden gemeld indien de betreffende persoon daaromtrent nog niet als verdachte is gehoord.
De verdediging zal in de gelegenheid worden gesteld om ten aanzien van
(ten hoogste)zesaccounts die de verdediging nader zal kunnen aanwijzen nader onderzoek (te laten) doen zoals hierna omschreven. Deze opgave zal de verdediging uiterlijk binnen 4 weken na verstrekking van de aanvullende informatie van de officier van justitie kunnen doen aan de rechter-commissaris, en beperkt zich tot de hierna te noemen (gebruikers van) accounts die voldoen aan de hierna door de rechtbank te geven kaders.
Van de
door de verdediging genoemde 17 accounts [1] geeft de rechtbank de officier van justitie de opdracht om na te (laten) gaan
ofde personen die achter deze ID’s zitten –waarmee de genoemde aan de verdachte toegeschreven ID’s contact hebben gehad – (inmiddels) zijn geïdentificeerd.
Slechts indien de persoon achter een of meer van de genoemde account(s) zelf in een strafzaak of strafrechtelijk onderzoek
is geïdentificeerd en is gehoordomtrent de
verdenkingdat
hij/zij de gebruiker was van het door de verdediging aangewezen account, deelt de officier van justitie aan de verdediging en de rechtbank de identiteit van de betreffende persoonmede en zullen (maximaal) zes van die personen bij de rechter-commissaris als getuige kunnen worden gehoord.
2.5
Inzage Signal-berichten.
Gelet op de toezegging van de officier van justitie dat hij zal zorgdragen dat de raadsman de gelegenheid krijgt de verzochte Signal-berichten in te zien, zal de rechtbank op dit verzoek van de verdediging geen beslissing meer nemen. De rechtbank gaat ervan uit dat de raadsman en de officier van justitie omtrent de daadwerkelijke uitvoering hiervan met elkaar in contact treden.

3.Voorlopige hechtenis.

De rechtbank heeft op de terechtzitting van 3 oktober 2024 beslist dat zij ook thans nog ernstige bezwaren en gronden aanneemt. Het dossier is qua ernstige bezwaren inhoudelijk niet veranderd. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere beslissingen van de rechter-commissaris, raadkamer en rechtbank op dit punt. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is door de rechtbank afgewezen. De nadere motivering van deze beslissingen zijn opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting.
De beslissing.
De rechtbank:
-
wijst toehet horen als getuige van:

[getuige 6], geboren op [1996] , destijds woonachtig te Eindhoven aan de [adres 2] ;
-
verwijstde zaak naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde bovengenoemde getuige te horen.
-
verzoektde rechter-commissaris verder alleen die nadere onderzoekshandelingen te verrichten die redelijkerwijs van belang zijn in het belang van het onderzoek (halfopen verwijzing);
  • steltde stukken met dat doel in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank;
  • draagtde officier van justitie
    opde persoonsgegevens te verstrekken aan de raadsman en de rechtbank van de PGP-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] , [accountnaam 4] , [accountnaam 5] , [accountnaam 6] , [accountnaam 7] , [accountnaam 8] , [accountnaam 9] , [accountnaam 10] , [accountnaam 11] , [accountnaam 12] , [accountnaam 13] , [accountnaam 14] , [accountnaam 15] , [accountnaam 16] en [accountnaam 17] , maar
    uitsluitendindien de persoon op wie de identificatie betrekking heeft omtrent die verdenking als verdachte is gehoord;
-
verstaatdat de raadsman
binnen drie weken na verstrekking van deze gegevensbij de rechter-commissaris aangeeft welke (maximaal) zes personen op welke onderwerpen als getuige gehoord moeten worden;
-
verstaatdat de officier van justitie het BOB-dossier van onderzoek Dougherty aan de verdediging zal verstrekken;
-
verstaatdat de officier van justitie en de raadsman in overleg treden over het toevoegen van / de inzage in (gedeelten van) het dossier van onderzoek Draf;
-
verstaatdat de officier van justitie ervoor zal zorgen dat de verdediging inzage krijgt in de verzochte Signal-berichten;
-
steltde stukken met dat doel in handen van de officier van justitie;
-
wijst afde overige verzoeken van de verdediging, waaronder het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Deze beslissing zal via e-mail worden verstuurd aan de officier van justitie en de raadslieden, en zal tevens worden gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 oktober 2024.
Deze beslissing is op 10 oktober 2024 gegeven door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. W.M.T. Keukens en mr. A.W.E. de Rooij, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.I.A. Aarts, griffier.

Voetnoten

1.PGP-account [accountnaam 1] komt voor op twee plaatsen: p. 2 en p.6 van de verzoeken.