ECLI:NL:RBOBR:2024:4701

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
C/01/406019 / HA ZA 24-413
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voeging afgewezen; geen verknochtheid tussen zaken

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 9 oktober 2024 een tussenuitspraak gedaan in het incident tot voeging. De eiseres, aangeduid als [eiseres] B.V., heeft zich verzet tegen de vordering van de gedaagden, die voeging van deze zaak met een andere aanhangige zaak vorderden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering tot voeging op grond van artikel 222 Rv moet worden afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van verknochtheid tussen de twee zaken, aangezien de juridische geschilpunten in beide zaken niet identiek zijn en er geen risico op tegenstrijdige beslissingen bestaat. De rechtbank heeft de gedaagden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 792,-. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. E.J.C. Adang en de zaak zal op 23 oktober 2024 opnieuw op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/406019 / HA ZA 24-413
Vonnis in incident van 9 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [plaats] ,
hierna te noemen: [eiseres] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in incident,
advocaat: mr. S.A.L.L. Caris,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
te [plaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
3.
[gedaagde 3],
te [plaats] ,
4.
[gedaagde 4] B.V.,
te [plaats] ,
hierna samen te noemen: [gedaagden] (mannelijk, enkelvoud),
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
[gedaagde 2] eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in incident,
advocaat: mr. A.J. van den Hoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- een herstelexplot,
- de conclusie van eis in het incident tot voeging tevens conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie in de hoofdzaak,
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging,
- beslagstukken, te weten een deurwaardersexploot conservatoir eigenbeslag, een verlof beslag en een verzoekschrift tot het leggen van conservatoir eigenbeslag,
- de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
Vervolgens is bepaald dat vonnis in het incident zal worden gewezen.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[gedaagden] vordert voeging van de onderhavige zaak met de zaak die bij deze rechtbank aanhangig met zaak/rolnummer 405819 HA ZA 24-405. Volgens [eiseres] moet deze vordering worden afgewezen.
2.2.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.3.
[gedaagden] doet een beroep op artikel 222 Rv dat bepaalt dat voeging kan worden gevorderd als voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Van verknochtheid is sprake wanner feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere zaak dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen dat een zo groot mogelijke consistentie van de uitspraken wenselijk is.
2.4.
Anders dan [gedaagden] heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat aan genoemde voorwaarde voor artikel 222 Rv niet is voldaan. Dat het in beide zaken om dezelfde feitelijke of juridische geschilpunten gaat is niet gebleken. De zaak 405819 HA ZA 24-405 gaat, kort gezegd, om de vraag of een bepaalde handeling (de verkoop en levering van aandelen in [A] B.V. ( [A] )) vernietigd kan worden, omdat het een paulianeuze handeling is, terwijl de onderhavige zaak, kort gezegd, gaat om de vraag of [gedaagden] aansprakelijk is voor schade aan [A] op grond van een onrechtmatige daad. Dat zijn twee andere (rechts)vragen. Niet is gebleken (en niet is onderbouwd) dat er een risico is op tegenstrijdige beslissingen, zodat consistentie van de uitspraken wenselijk is, of dat afzonderlijke behandeling van de zaken dubbel werk met zich mee zal brengen.
2.5.
De vordering tot voeging zal op grond van het voorgaande worden afgewezen.
2.6.
[gedaagden] wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in dit incident (inclusief nakosten). De proceskosten van [eiseres] worden begroot op € 614,- aan salaris advocaat (1,0 punt x tarief II) en € 178,- aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).

3.De beoordeling

in het incident
3.1.
wijst de vordering van [gedaagden] af,
3.2.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 792,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als hij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten in het incident als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart de onderdelen 3.2. en 3.3. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
23 oktober 2024voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.