ECLI:NL:RBOBR:2024:462

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
23/2865 en 23/2866
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening tegen projectplan Esperloop onder de Waterwet en de Omgevingswet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld van eiser tegen het projectplan Esperloop, vastgesteld door het dagelijks bestuur van Waterschap AA en Maas. De voorzieningenrechter heeft op 12 februari 2024 uitspraak gedaan op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak met de nummers 23/2865 en 23/2866. Eiser heeft op 5 november 2023 beroep ingesteld tegen het projectbesluit dat op 19 september 2023 is vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 29 januari 2024, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van het waterschap aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het projectplan onder het oude recht blijft vallen, omdat het ontwerp daarvan voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser heeft aangevoerd dat de publicatie van het projectplan niet voldoet aan de wettelijke eisen en dat hij vreest voor schade aan zijn teeltmogelijkheden. Het dagelijks bestuur heeft echter betoogd dat de publicatie correct is en dat de maatregelen geen negatieve gevolgen voor eiser zullen hebben.

De voorzieningenrechter concludeert dat de publicatie van het projectplan voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht en dat eiser niet in zijn belangen is geschaad. De voorzieningenrechter wijst erop dat de gevolgen van de stuw voor de waterhuishouding van eiser beperkt zijn en dat er geen aanleiding is voor een voorlopige voorziening. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 23/2865 en 23/2866
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 februari 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Het dagelijks bestuur van Waterschap AA en Maas (het dagelijks bestuur)

(gemachtigden: mr. ing. E.H.J. van Laarhoven en ing. J. Janssen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen het projectplan Esperloop. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.1.
Bij besluit van 19 september 2023 heeft het waterschap het projectbesluit vastgesteld.
1.2.
Eiser heeft op 5 november 2023 heeft tegen het projectbesluit beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
1.3.
Het waterschap heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het waterschap.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
3. De voorzieningenrechter beoordeelt de vaststelling van het projectplan Esperloop. Hij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd en ingetrokken. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 4.62, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet, volgt dat in deze procedure nog de Waterwet van toepassing is, omdat het ontwerp-projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van afdeling 5.1 van de Ow.
5. Op grond van de Crisis- en herstelwet (Chw) in samenhang met de Waterwet, is de Chw van toepassing op besluiten die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling of verwezenlijking van bepaalde categorieën van ruimtelijke of infrastructurele projecten. Een van deze besluiten is het besluit tot vaststelling van een projectplan dat nodig is voor de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk. Een waterstaatswerk is volgens de Waterwet: een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk.
5.1.
Gelet op de in het projectplan beschreven inrichtingsmaatregel, namelijk het vervangen van een stuw, is sprake van het aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk. Op de vaststelling van het projectplan is dan ook de Chw van toepassing. Uit artikel 4.62, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet volgt dat ook de Chw op dit beroep van toepassing blijft. Steun voor deze opvatting kan worden gevonden in de memorie van toelichting bij de Invoeringswet Omgevinsgwet (zie Kamerstukken II 2017/18, 34986, nr. 3, blz. 449-450 en blz. 496-497).
Vooraf
6. Het waterschap heeft na vernietiging van een eerder projectplan voor het deelgebied Esperloop op 19 september 2023 een nieuw projectplan vastgesteld dat voorziet in het vervangen van een bestaande stuw in de Nieuwe loop waardoor het peil bovenstrooms van de stuw beter gereguleerd kan worden. Het projectplan heeft van 27 september 2023 tot en met 8 november 2023 ter inzage gelegen. Tot en met zes weken na de datum van publicatie kon beroep worden ingesteld tegen het projectplan. Eiser heeft percelen die grenzen aan de Esperloop.
Beroepsgronden
7. Eiser voert aan dat in de publicatie van het projectplan Esperloop wordt verwezen naar het projectplan Groenesteeg en Pandelaarse Kampen en dat de bekendmaking niet voldoet aan de bepalingen van de Awb en beginselen van behoorlijk bestuur. Het is volgens eiser niet duidelijk waarop het project betrekking heeft omdat het waterschap heeft nagelaten de plaats te vermelden waar de maatregel wordt genomen. Om nog meer schade en risico voor eiser, zijn bedrijf de teelt-en teeltmogelijkheden te voorkomen, verzoekt eiser om het projectplan te schorsen totdat de bekendmaking correct is gedaan en de procedure regelconform doorlopen is.
8. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat in de publicatie met als kop “Projectplan Esperloop Vastgesteld” wordt verwezen naar het projectplan Groenesteeg en Pandelaarse Kampen, wat inderdaad een ander projectplan is. Het dagelijks bestuur betreurt het als dit tot verwarring bij eiser heeft geleid, maar anders dan eiser stelt zijn bij de bekendmaking van zowel het ontwerpprojectplan als het definitieve projectplan wel de juiste bijlagen gevoegd.
9. De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 3:42 van de Awb de publicatie van een projectplan geschiedt op de in artikel 6 van de Bekendmakingswet vermelde wijze. Het dagelijks bestuur heeft de vaststelling van het projectplan gepubliceerd in het waterschapsblad van 27 september 2023. In de publicatie staat waar en hoe lang de stukken ter inzage liggen. Daarmee heeft dagelijks bestuur voldaan aan artikel 3:42 van de Awb en artikel 6 van de Bekendmakingswet. Dat in de kop van de publicatie het projectplan Esperloop wordt genoemd in het vervolg wordt verwezen naar het projectplan Groenesteeg en Pandelaarse Kampen kan niet, zoals eiser kennelijk meent, leiden tot een vernietiging van het projectplan, maar hooguit tot een verschoonbare termijnoverschrijding.
De voorzieningenrechter stelt echter vast dat eiser tijdig gemotiveerd beroep heeft ingesteld tegen het projectplan zodat hij door de wijze van publicatie niet in zijn belangen is geschaad.
10. Eiser voert verder aan dat hij vreest voor schade en risico’s voor zijn bedrijf en de teeltmogelijkheden daarvan. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij nu reeds op zijn percelen geen schorseneren als wisselteelt meer kan telen maar alleen nog maar mais. Op een klein deel van zijn percelen heeft hij nog asperges maar daar is het perceel door alle reeds door het dagelijks bestuur getroffen maatregelen eigenlijk te nat voor. Eiser vreest dat door het plaatsen van de stuw en het eventueel overstromen daarvan meer en langduriger wateroverlast op zijn perceel zal krijgen.
11. Het dagelijks bestuur stelt dat eiser niet onderbouwt welke schade en risico de maatregel voor zijn teelt en teelmogelijkheden betekent. Zijn percelen liggen benedenstrooms en het vervangen van de huidige stuw door een klepstuw zal benedenstrooms geen gevolgen hebben op het grondwater en ook niet op het peil in de Esperloop. Door de uitvoering van het projectplan wordt eiser niet in zijn belangen geschaad. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is volgens het dagelijks bestuur geen aanleiding omdat van onverwijlde spoed geen sprake is nu aanbesteding van het vervangen van de stuw nog niet heeft plaatsgevonden en niet hoeft te worden gevreesd voor onomkeerbare gevolgen.
12. De voorzieningenrechter overweegt dat in deze procedure alleen de vervanging van de stuw bovenstrooms van het perceel van eiser ten beoordeling voorligt. De stuw is bedoeld om bovenstrooms water vast te houden. Het dagelijks bestuur heeft gemotiveerd uiteen gezet dat de afname van watertoevoer tot de Esperloop beperkt zal zijn en dat behoudens calamiteiten het streefpeil van de Esperloop binnen een bandbreedte van 20 cm naar boven en beneden gehandhaafd blijft. Dat betekent dat bij het neerlaten van de stuw het waterpeil bij het perceel van eiser niet meer dan 20 cm zal stijgen, zoals ook zonder de stuw het geval is. Het dagelijks bestuur heeft tijdens zitting laten weten dat de stuw alleen door medewerkers van het dagelijks bestuur zal kunnen worden bediend.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding het dagelijks bestuur hierin niet te volgen. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat eiser geen concrete aanknopingspunten heeft aangevoerd die aanleiding zijn om de beoordeling van de gevolgen van de stuw op de Esperloop niet te volgen.
13. Naast de stuw wijst eiser ook op de gevolgen van andere maatregelen in de omgeving van zijn perceel, maar die staan los van het projectplan en zijn al gerealiseerd en zijn daarom hier niet aan de orde.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Huijben, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
12 februari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.
Dit betekent dat in het beroepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen de gronden niet meer worden aangevuld

Bijlage

Crisis- en herstelwet
Artikel 1.1 (voor zover relevant):
1.Afdeling 2 is van toepassing op:
alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten;
[…]
In bijlage I, onder 7 is in categorie 7.3 de aanleg of wijziging van waterstaatswerken als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet opgenomen.
Waterwet
Artikel 1.1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder: waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk.
Artikel 5.4
1. De aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk wordt gelijkgesteld de uitvoering van een werk tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam.
2. Het plan bevat ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. (..)
Invoeringswet Omgevingsrecht
Afdeling 4.1. Algemene overgangsbepalingen lopende procedures besluiten
Artikel 4.1. (toepassingsbereik afdeling 4.1 besluiten)
Deze afdeling is, tenzij bij of krachtens dit hoofdstuk anders is bepaald, van toepassing op besluiten op grond van:
a. of met toepassing van de Crisis- en herstelwet,
b (...)
Artikel 4.62. (projectplan waterschap artikel 5.4 Waterwet)
1. Een projectplan van een waterschap als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet dat onherroepelijk is, geldt voor zover de in het projectplan omschreven activiteit onder de Omgevingswet vergunningplichtig is, als een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3 van de Omgevingswet voor die activiteit.
2 Als een projectplan niet onherroepelijk is, blijft het oude recht daarop van toepassing als een ontwerp daarvan voor de inwerkingtreding van afdeling 5.1 van de Omgevingswet ter inzage is gelegd.