ECLI:NL:RBOBR:2024:4588

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
24/1965
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhaving verzoek tegen geluid- en stofoverlast door derde-partij

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 4 oktober 2024, is het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek tot handhaving van geluids- en stofoverlast door een derde-partij ongegrond verklaard. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. G.T. van de Weerdt, hadden bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne, dat hun verzoek om handhaving had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had besloten om handhavend optreden te weigeren, mede gezien de opgelegde maatwerkvoorschriften die inmiddels van kracht waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in zijn besluit van 12 maart 2024 het bezwaar van eisers gegrond had verklaard, maar desondanks bij de afwijzing van de aanvraag was gebleven. Tijdens de zitting op 20 augustus 2024, waar ook een geluidsdeskundige aanwezig was, zijn de beroepsgronden van eisers besproken. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit en dat het college voldoende had onderbouwd dat er concreet zicht op legalisatie bestond door de maatwerkvoorschriften.

De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de eisers niet opkwamen tegen de afwijzing van het verzoek om handhaving vanwege stofoverlast, en dat het college in het bestreden besluit geen handhavend optreden heeft overwogen voor deze overlast. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de zaak in detail besproken, inclusief eerdere verzoeken om handhaving en de relevante wetgeving. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eisers geen griffierecht terugkrijgen en ook geen proceskosten vergoed krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1965

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 oktober 2024 in de zaak tussen

[eisers] , uit [woonplaats] , eisers,

(gemachtigde: mr. G.T. van de Weerdt),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne, het college,
(gemachtigden: E.L.A. Kramer, ing. A. van den Nieuwenhof en L. Beimans).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[belanghebbende]uit [vestigingsplaats]
(gemachtigde: mr. R. Deuss).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek tot handhavend optreden tegen geluid- en stofoverlast van [belanghebbende] aan de [adres] te [vestigingsplaats] .
1.1.
Het college heeft deze aanvraag in het primaire besluit van 23 augustus 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 maart 2024 op het bezwaar van eisers heeft het college het bezwaar gegrond verklaard maar is het bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2024 op zitting behandeld, gelijktijdig met de zaak SHE 24/2775. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van het college, G. van Hoorn en A.W. van Hoorn namens de derde-partij, de gemachtigde van derde-partij en de heer R. Alferink als geluidsdeskundige. Eisers en hun gemachtigde zijn (met bericht van verhindering) niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de weigering van het college tot handhavend optreden aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. In de bijlage bij deze uitspraak zijn wettelijke bepalingen opgenomen die in deze uitspraak worden genoemd. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
De feiten en omstandigheden
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
  • De woning van eisers aan de [adres] staat op circa 45 meter ten noordoosten van het bedrijf van derde-partij.
  • De derde-partij exploiteert op de locatie [adres] in [vestigingsplaats] een bedrijf dat gespecialiseerd is in geconditioneerd vervoer, voornamelijk in de sierteeltsector. Met haar wagenpark verzorgt zij het transport van bloemen, planten en boomkwekerijproducten door heel Nederland. Daarnaast vindt transport van stukgoed plaats, indien het in de sierteelt rustig is.
  • Op 19 november 2015 hebben eisers bij het college een verzoek om handhaving ingediend wegens overschrijding van de normen voor geluid en stof. Dit verzoek is afgewezen. Het college heeft het hiertegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard op 23 december 2016. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld bij deze rechtbank.
  • Eisers hebben op 25 juli 2019 aan het college verzocht om handhavend op te treden tegen de overtreding van de op 19 april 2019 vastgestelde maatwerkvoorschriften door [belanghebbende] te [vestigingsplaats] . Bij brief van 22 januari 2020 hebben eisers beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit van het college op hun verzoek van 25 juli 2019.
  • Bij uitspraak van 5 augustus 2021 (zaaknummer 20/262) heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek om handhaving gegrond verklaard en het college opgedragen om zo nodig nog een beslissing op bezwaar te nemen. Op dezelfde dag heeft de rechtbank het bestreden besluit van 23 december 2016 vernietigd.
  • Op 12 juni 2023 hebben eisers een hernieuwd verzoek om handhaving ingediend, omdat zij geluids- en stofoverlast ondervonden. Het verzoek van eisers tot handhaving is bij primair besluit van 23 augustus 2023 afgewezen. Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt.
  • Op 1 februari 2024 heeft het college het voornemen uitgesproken om voor de nachtperiode als maatwerkvoorschrift een norm voor het maximale geluidsniveau van 64 d(B)A voor de woningen [adres] en [adres] vast te stellen. Eisers hebben naar aanleiding van dit voornemen zienswijzen ingediend.
  • Bij besluit van 16 mei 2024 heeft het college een besluit genomen tot intrekking van bestaande maatwerkvoorschriften en het stellen van nieuwe maatwerkvoorschriften voor het adres [adres] . Eisers hebben hiertegen, met instemming van het college, rechtstreeks beroep ingesteld. Bij uitspraak van heden heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en maatwerkvoorschrift 5 verbeterd. De rechtbank heeft de overige maatwerkvoorschriften ongewijzigd in stand gelaten.
Beoordeling
4. Volgens eisers heeft het college geen gevolg gegeven aan de uitspraak van de rechtbank van 5 augustus 2021. Daarom hebben eisers zich genoodzaakt gezien een derde verzoek tot handhaving in te dienen. Eisers zijn van mening dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat er geen gedegen onderzoek ten grondslag ligt aan de vraag of sprake is van één of meer overtredingen van de geluidsvoorschriften. Er is alleen verwezen naar een herhaaldelijk aangepast akoestisch onderzoek dat is opgesteld ten behoeve van het opstellen van maatwerkvoorschriften. Op basis van dit onderzoek kan niet worden uitgesloten dat de geluidsgrenswaarden in het Activiteitenbesluit milieubeheer kúnnen worden overschreden. Het is eisers ook niet duidelijk waarom de stelling dat - gelet op het overige verkeer in de omgeving - zich hogere pieken voordoen op de betreffende woningen kan bijdragen aan de overweging dat terecht niet handhavend is opgetreden tegen de aanhoudende overschrijdingen van de geluidsnorm door [belanghebbende] . In het voornemen tot het vaststellen van maatwerkvoorschriften zien eisers geen concreet zicht op legalisatie.
4.1.
In het primaire besluit heeft het college eerst aangegeven dat een aanvullend onderzoek moet plaatsvinden naar de vermeende overtredingen inzake stof en geluid met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank van 5 augustus 2021. Daarna zal opnieuw een afweging worden gemaakt over handhaving. In het bestreden besluit verwijst het college naar het uitgevoerde akoestisch onderzoek in opdracht van de derde-partij en het voornemen tot het vaststellen van maatwerkvoorschriften Het college ziet concreet zicht op legalisatie, door het voornemen tot het vaststellen van maatwerkvoorschriften. Daarom wordt het verzoek tot handhaving afgewezen.
4.2.
In het bestreden besluit staat niets meer over handhavend optreden vanwege stofoverlast. De rechtbank houdt het ervoor dat het college in het bestreden besluit blijft bij de afwijzing van het verzoek om handhaving vanwege stofoverlast. De rechtbank stelt ook vast dat eisers in het beroepschrift niet opkomen tegen de afwijzing van het verzoek om handhaving vanwege stofoverlast.
4.3.
De rechtbank begrijpt het bestreden besluit aldus dat het college een mogelijke overtreding vanwege het toegelaten maximaal geluidsniveau van 60 dB(A) niet kan uitsluiten en dat sprake is van een klaarblijkelijke dreiging van het gevaar voor een overtreding. In zoverre behoeven de beroepsgronden van eisers over de zorgvuldige voorbereiding van het besluit, dan wel de aan- of afwezigheid van een overtreding, geen bespreking. De bevoegdheid van het college om handhavend op te treden is immers niet in geschil.
4.4.
Het college heeft er in het bestreden besluit van afgezien om (al dan niet preventief) handhavend op te treden, omdat er concreet zicht op legalisatie bestaat door het voornemen tot het vaststellen van maatwerkvoorschriften. Voordat het bestreden besluit werd genomen had het college een voornemen tot het stellen van maatwerkvoorschriften kenbaar gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college dit voornemen terecht betrokken bij het bestreden besluit, gelet op de in artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde verplichting tot een volledige heroverweging in bezwaar. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat ten tijde van het bestreden handhavingsbesluit op voorhand duidelijk was dat het besluit tot herziening van de maatwerkvoorschriften geen rechtskracht zou verkrijgen. De rechtbank merkt overigens op dat het gros van de uiteindelijk opgelegde maatwerkvoorschriften in stand blijft in de uitspraak hierover van heden. De hierin opgenomen verbetering van maatwerkvoorschrift 5 leidt niet tot een ander oordeel. Gelet op deze uitspraak is de rechtbank van oordeel dat het college af heeft kunnen zien van handhaving.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. D.J. de Lange en mr. J.H.G. van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2024.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:1
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.
Artikel 4:2
1. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de aanvrager;
b. de dagtekening;
c. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.
2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Activiteitenbesluit milieubeheer (oud)

Artikel 2.1
1.Degene die een inrichting drijft en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door het in werking zijn dan wel het al dan niet tijdelijk buiten werking stellen van de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, voorkomt die gevolgen of beperkt die voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.
2. Onder het voorkomen of beperken van het ontstaan van nadelige gevolgen voor het milieu als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:
a. t/m e. (..);
f. het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van geluidhinder;
g. + h. (..)
i. het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van stofhinder;
j. t/m q. (..).
Artikel 2.17
1.Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a.de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17a
07:00–19:00 uur 19:00–23:00 uur 23:00–07:00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige
Gebouwen 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige
gevoelige gebouwen 35 dB(A) 30 dB(A) 25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoe-
lige gebouwen 70 dB(A) 65 dB(A) 60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige
gevoelige gebouwen 55 dB(A) 50 dB(A) 45 dB(A)
Artikel 2.20
1. In afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax vaststellen.
2. Het bevoegd gezag kan slechts hogere waarden vaststellen dan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, indien binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd.
3. De in het tweede lid bedoelde etmaalwaarde is niet van toepassing indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen.
4. Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen over de plaats waar de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, voor een inrichting gelden.
5. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen.
6. t/m 9. (..).