Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Vught, de heffingsambtenaar
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
. [3]
Rechtbank Oost-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 4 oktober 2024, in de zaak met nummer 23/3136, werd de WOZ-waarde van een woning in Vught beoordeeld. Eiser, eigenaar van de woning, stelde dat de heffingsambtenaar een te hoge waarde van € 412.000 had vastgesteld voor het kalenderjaar 2023. De heffingsambtenaar had deze waarde bepaald met een taxatierapport, waarin de vergelijkingsmethode was toegepast. Eiser betwistte de vastgestelde waarde en stelde dat de gemiddelde prijs per m² te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank volgde de argumenten van de heffingsambtenaar en wees de stellingen van eiser af, onder andere omdat de gehanteerde m²-prijs lager was dan die van de vergelijkingsobjecten. Eiser had ook aangevoerd dat de heffingsambtenaar artikel 40 van de Wet WOZ had geschonden door bepaalde gegevens niet te verstrekken, maar de rechtbank oordeelde dat deze gegevens al bekend waren bij eiser. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekende dat eiser geen gelijk kreeg en geen proceskostenvergoeding of terugbetaling van het griffierecht ontving.