ECLI:NL:RBOBR:2024:4514

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
01/187404-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting van een geparkeerd voertuig met gemeen gevaar voor goederen en personen

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 juli 2023 in Netersel opzettelijk brand heeft gesticht aan een geparkeerde auto. De rechtbank oordeelde dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen aanwezig was. De verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, had aanmaakblokjes aangestoken bij de achterband van de auto, wat leidde tot een volledige verbranding van het voertuig en schade aan de oprit, beplanting en brievenbussen. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden en verklaringen van getuigen, waaronder de eigenaar van de auto. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een taakstraf van 240 uren op en een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 346 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De verdachte moet zich ook laten behandelen door een zorgverlener en zich houden aan de voorwaarden van de reclassering. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ADHD en de invloed van anderen op zijn gedrag.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.187404.23
Parketnummer vordering: 02.291142.20
Datum uitspraak: 01 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 augustus 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juli 2023 te Netersel, gemeente Bladel
opzettelijk
brand heeft gesticht, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk aanmaakblokjes aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met aanmaakblokjes, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan een auto en/of oprit en/of beplanting en/of bovengrondse bewatering en/of brievenbussen gelegen aan de [adres 2] , van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd pand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te duchten was;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 02.291142.20 is aangebracht bij vordering van 2 juli 2024. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te Zeeland-West-Brabant van 8 juli 2021. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op zondag 2 juli 2023, omstreeks 05:30 uur, werd een auto, een witte Renault Megane, met het kenteken [kenteken] in brand gestoken. Deze auto stond op de oprit geparkeerd
van de woning aan de [adres 2] te Netersel. Tijdens het onderzoek naar de brand werden beelden van diverse camera’s uit de buurt opgevraagd en uitgekeken. Op de beelden was een persoon te zien die een handeling verrichtte bij het rechter achterwiel van de auto waarna rook en vuur te zien was. Het kenteken van het voertuig waarmee de verdachte persoon was gearriveerd op de plaats van de brandstichting bleek toe te horen aan de werkgever van [verdachte] (hierna: verdachte) die de verdachte tevens herkende op de camerabeelden. Na zijn aanhouding erkende verdachte de brand te hebben gesticht.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte partieel vrijgesproken dient te worden voor zover het het bestanddeel ‘gemeen gevaar voor goederen/personen’ betreft. In de visie van de verdediging stond de auto te ver van de woning om van een reëel gevaar voor overslaan te kunnen spreken.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] mede namens [slachtoffer 2] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] d.d. 11 juli 2023 (p. 14 e.v.) voor zover inhoudende:
Ik doe aangifte van brandstichting. Door de brandstichting is mijn auto, een witte Renault Megane met kenteken [kenteken] volledig uitgebrand. Het is niet mogelijk om nog gebruik te maken van mijn auto met kenteken [kenteken] .
Op vrijdag 30 juni 2023 omstreeks 21.00 uur parkeerde ik mijn auto, een witte Renault Megane met kenteken [kenteken] naast mijn woning gelegen aan [adres 2] te Netersel.
Op zondag 2 juli 2023 omstreeks 07.00 uur kwam de eigenaresse van de woning naar mij toe en ik hoorde haar zeggen dat mijn auto, een witte Renault Megane met kenteken [kenteken] in brand stond. Ik ben toen naar buiten gelopen en zag dat mijn auto in brand stond.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 26 juli 2023 (p. 64 e.v.) voor zover inhoudende:
Ik bekeek de camerabeelden welke afkomstig waren van de [adres 2] te Netersel.
Ik zag rechtsboven in beeld de datum staan, namelijk 02-07-2023 en het tijdstip 05.31.14.
Ik zag dat de camera zicht had op de voortuin van de [adres 2] te Netersel. Ik zag dat de camera ook zicht had op de oprit, deze lag links in beeld. Ik zag dat op deze oprit een witte auto geparkeerd stond.
Ik zag dat om 05.32.39 uur een voertuig rechts het beeld in reed. Ik zag dat dit voertuig op de openbare weg reed en dat dit voertuig voor het huis, en de geparkeerde
auto langs reed. Ik zag dat dit een lichtgrijze bestelauto betrof.
Ik zag dat om 05.34.44 uur het portier, aan de bestuurderszijde, van de bestelauto openging. Ik zag dat er één persoon uitstapte aan de bestuurderszijde.
Ik zag dat deze persoon om 05.35.33 de oprit opliep en recht op de geparkeerde, witte auto afliep.
Ik zag dat deze man rechtstreeks naar de witte, geparkeerde auto toe liep. Ik zag dat hij aan de rechterachterzijde bukte, en hierdoor uit zicht raakte, omdat hij achter de auto stond. Ik zag dat hij om 05.35.39 uur opstond en omdraaide. Ik zag dat hij hard richting de bestelauto rende.
Ik zag dat er toen aan de rechterachterzijde van de geparkeerde auto, rook ontstond. Ik zag dat dit steeds heviger werd en vervolgens overging in vlammen.
Ik bekeek toen het volgende camerabeeld. Dit beeld is opgenomen door de beveiligingscamera van de [adres 3] te Netersel.
Ik zag dat toen het beeld 53 seconden bezig was, een lichtgrijze bestelauto. Ik zag dat
deze bestelauto rechts het beeld in kwam rijden. Ik zag dat deze auto op de openbare
weg reed. Ik herkende deze auto als dezelfde, als hierboven omschreven.
Ik zag dat het beeld 2 minuten en 6 seconden bezig was. Ik zag dat er toen een
voertuig, links in beeld reed. Ik zag dat dit wederom een lichtgrijze bestelauto
betrof. Ik herkende deze auto als hierboven beschreven. Ik zag dat ter hoogte van de heg, het voertuig remde.
Ik zag dat het beeld 4 minuten en 27 seconden bezig was. Ik zag een persoon lopen. Ik zag dat deze persoon rechts in beeld kwam, achter de heg vandaan. Ik zag dat dit uit
dezelfde richting was, als waar de auto eerder remde.
Ik zag dat deze man richting de [adres 2] liep. Ik zag dat deze man een wit voorwerp in zijn linkerhand hield.
Ik zag dat de man naar de rechter achterzijde van de witte Renault liep. Ik zag dat hij bukte ter hoogte van de rechterachterband en ik zag dat hij het witte voorwerp, met zijn rechterhand, op de achterband legde. Ik zag dat de man toen direct omdraaide en wegrende.
Ik zag vervolgens dat er rook ontstond ter hoogte van het rechterachterwiel van de witte Renault. Ik zag dat deze rookontwikkeling steeds erger werd en ik zag dat dit veranderde in vlammen. Ik zag dat na een aantal minuten het voertuig in brand stond.
Een proces-verbaal brandonderzoek Forensische Opsporing, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 16 aug 2023 (p. 25 e.v.) voor zover inhoudende:
Op zondag 2 juli 2023 werd door ons een brandonderzoek ingesteld naar aanleiding van een autobrand bij de woning op het perceel [adres 2] Netersel, gemeente Bladel.
Als gevolg van de brandstichting kan de betrokken personenauto als verloren worden beschouwd en werd de ondergrond/bestrating van de oprit aangetast. Ook de beplanting en het bovengronds bewatering (druppelslang) en de brievenbussen bij de oprit werden door de stralingswarmte bij de autobrand aangetast.
Op zondag 2 juli 2023 om 11.10 uur werd door ons, verbalisanten, een sporen- en oorzaaksonderzoek ingesteld naar aanleiding van de autobrand.
Wij, verbalisanten, zagen dat als gevolg van de brand aan de personenauto de personenauto geheel vernield en onbruikbaar was geworden. Als gevolg van de brand was de schade aan/nabij de achterzijde (het achterste deel) van de personenauto het grootst en werden ook het gehele interieur en alle autoruiten vernield dan wel beschadigd.
Wij, verbalisanten, zagen schade aan
- de oprit onder/bij de personenauto;
- de beplanting nabij de geparkeerde personenauto;
- aangehaalde bovengrondse bewatering bij de beplanting;
- de brievenbussen rechts naast de oprit.
De schade als omschreven herkenden wij, verbalisanten, als schade die ontstaat door de inwerking van hitte en vuur bij een brand.
Tijdens het onderzoek werd gebruik gemaakt van elektronische apparatuur, een "MiniRae" PID meter (Photo Ionisatie Detector), voor het detecteren van vluchtige organische componenten, welke ook wel voorkomen in ontbrandbare vloeistoffen (VOC's). Omdat voorafgaande aan het ingestelde brandonderzoek aan de hand van camerabeelden werd vastgesteld dat nabij het rechterachterwiel door handelen van de dader de brand aan de personenauto ontstond werden hier middels de PID-meter metingen uitgevoerd. Ter hoogte van het rechterachterwiel werd op het wegdek een positieve indicatie gekregen op de aanwezigheid van deze VOC's. Bij het rechterachterwiel werden vervolgens klinkers uit de oprit verwijderd waarna in een brandpot een grondmonster werd veiliggesteld voor verder sporenonderzoek.
Op dinsdag 18 juli 2023 ontvingen wij de verkorte rapportage van het NFI over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, nummer 2023.07.05.177. Hieruit blijkt dat in de bemonstering AAPF2453NL vluchtige stoffen zijn aangetoond die van een aardoliedestillaat afkomstig zijn. De aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse gasolie.
Gezien het vorenstaande, de afgelegde verklaring van de aangehouden verdachte en hetgeen bij het ingestelde onderzoek werd vastgesteld:
- In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die van een aardoliedestillaat afkomstig zijn;
- De aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse gasolie hetgeen tevens de brandstof van de betrokken personenauto is;
- De tankdop en dus de vulleiding van de betrokken personenauto bij/boven het rechterachterwiel van de personenauto aangebracht was;
- De afgelegde verklaringen van de verdachte (gebruik van aanmaakblokjes) en de omschreven camerabeelden;
- de aangetroffen situatie/ aangetroffen brandbeeld: is het aannemelijk dat door de dader afgelegde verklaring van het gebruik van aanmaakblokjes in combinatie met open vuur de autobrand heeft veroorzaakt.
Bij de brand was gemeen gevaar voor personen en/of goederen aanwezig. De betrokken personenauto stond zo geparkeerd dat door de stralingswarmte bij de brand aan de personenauto schade is ontstaan aan de oprit, voortuin/beplanting en brievenbussen. Tevens stond de personenauto op korte afstand van de woning geparkeerd dat, indien de brand niet tijdig was geblust, de kans op overslag naar deze woning aanwezig was. De autobrand vond plaats op een tijdstip dat er mensen in de woning lagen te slapen. Derhalve is er levensgevaar voor personen opgetreden/was er levensgevaar voor personen te duchten.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] d.d. 8 november 2023 (los proces-verbaal) voor zover inhoudende:
Op donderdag 2 november 2023 kreeg ik, verbalisant [verbalisant 5] , van de officier van
justitie het verzoek om de bewoner van de [adres 2] te Netersel
te vragen of hij en zijn vrouw tijdens de brand op zondag 2 juli 2023 in hun woning
aanwezig was.
Ik hoorde [slachtoffer 2] direct zeggen dat hij en zijn vrouw ten tijde van de brand in de
woning aanwezig waren.
De verklaring van verdachte zoals ter terechtzitting van 17 september 2024 afgelegd, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik de brand heb gesticht. Het witte voorwerp dat te zien is op de beelden betrof aanmaakblokjes. Ik heb deze bij de achterband van de auto weggelegd.
Nadere overweging met betrekking tot het bewijs.
Gemeen gevaar voor goederen en personen
Volgens vaste jurisprudentie is vereist dat op basis van de bewijsmiddelen vast komt te staan dat het gemeen gevaar voor goederen of personen ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft de brand gesticht door aangestoken aanmaakblokjes op/bij de achterband van een op een oprit naast een woning geparkeerde auto te leggen. Het voertuig is hierdoor volledig uitgebrand. Tevens is, zo blijkt uit het brandonderzoek door Forensische Opsporing en de foto’s in het dossier, schade ontstaan aan de bestrating van de oprit, de beplanting en druppelslang en aan enkele brievenbussen. Door de brandstichting was dan ook gevaar voor goederen te duchten, gevaar dat zich in dit geval ook gerealiseerd heeft, zo blijkt uit de schade aan goederen in de nabijheid van het voertuig. Bij beantwoording van de vraag of tevens gevaar voor personen te duchten was neemt de rechtbank in aanmerking dat de brand in de hele vroege ochtend op vrij korte afstand van een woning is gesticht (omstreeks 05.30 uur) en dat op dat moment meerdere personen in de woning lagen te slapen. Bovendien blijkt uit de schade aan de brievenbussen die aan het begin van de oprit, en dus op enige afstand van de woning, stonden dat de hitteontwikkeling zeer groot moet zijn geweest. Bij een dergelijke hitteontwikkeling is het voorstelbaar dat de brand, als deze niet zou zijn geblust, had kunnen overslaan naar de woning waar op dat moment de bewoners lagen te slapen. De rechtbank deelt daarom de conclusie van de forensische opsporing dat behalve gevaar voor goederen tevens levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, voor de bewoners van de woning ten tijde van de brandstichting voorzienbaar was.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 2 juli 2023 te Netersel, gemeente Bladel, opzettelijk
brand heeft gesticht, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk aanmaakblokjes aangestoken, ten gevolge waarvan een auto en oprit en beplanting en bovengrondse bewatering en brievenbussen gelegen aan de [adres 2] , van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geheel of gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [slachtoffer 2] , te duchten was.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Door de officier van justitie is gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Tevens heeft de officier van justitie verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsman is bepleit een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in combinatie met een taakstraf. Gelet op de persoon van verdachte en de sinds een jaar lopende behandeling en begeleiding is het passend noch opportuun het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de duur van het voorarrest te laten overstijgen.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging is door de raadsman een verlenging van de proeftijd dan wel (gedeeltelijke) toewijzing en omzetting in een taakstraf bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich – kennelijk in opdracht van een ander – schuldig gemaakt aan brandstichting door bij het achterwiel van een geparkeerde auto enkele aangestoken aanmaakblokjes te leggen, waardoor het voertuig volledig is uitgebrand. Door de brandstichting was behalve gemeen gevaar voor goederen tevens gevaar voor de personen te duchten die op dat moment in de woning lagen te slapen waarnaast het voertuig geparkeerd stond. Uit de brief van de eigenaar van de woning die zich in het dossier bevindt, blijkt dat hij en zijn echtgenote ruim een jaar na dato nog steeds worstelen met de vraag waarom het is gebeurd. Hieruit spreekt een angst dat zij of hun omgeving nogmaals slachtoffer zouden kunnen worden van een soortgelijke feit. Daarnaast geldt dat brandstichting in het algemeen gevoelens van angst, onveiligheid en onrust teweegbrengt in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Persoonlijke omstandigheden
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor brandstichting werd veroordeeld.
Uit een omtrent de geestvermogens van verdachte door drs. S. van Bodegom, klinisch psycholoog, uitgebracht rapport d.d. 20 oktober 2023 blijkt onder andere het volgende:
Bij betrokkene is sprake van adhd en een disharmonisch intelligentieprofiel, waardoor sprake is van verminderd intellectueel functioneren op verschillende deelgebieden. Ten
gevolge hiervan heeft hij beperkingen op het gebied van oplossingsgericht handelen en
schieten zijn adaptieve vaardigheden tekort. In onbekende situaties heeft betrokkene moeite
om de consequenties van zijn handelen te overzien. Voortkomend uit zijn problematiek heeft
betrokkene een laag zelfbeeld en hij is onzeker over zichzelf. Hij wil graag ergens bij horen
en stemt anderen gunstig om waardering te krijgen. Hij kan zichzelf hierin wat verliezen. Hij heeft weinig zelfsturing en hij is gevoelig voor beloning. Er zijn beperkingen in zijn
inlevingsvermogen geconstateerd, waardoor hij andermans motieven niet altijd en tijdig
doorziet. Ten gevolge van dit alles is hij beïnvloedbaar en anderen kunnen gemakkelijk
misbruik van hem maken.
Uit de bespreking van het ten laste gelegde kwamen geen aanwijzingen naar voren voor de
eventuele aanwezigheid van pyromanie. Echter, betrokkene heeft ervoor gekozen om geen
volledige openheid te geven over het ten laste gelegde. Hierdoor is het onderzoek onvolledig.
Verder blijkt uit het reclasseringsadvies van 14 augustus 2024:
Betrokkene is in onderhavige zaak geschorst uit de preventieve hechtenis met een verplicht
reclasseringscontact en een behandelverplichting bij Fivoor. Het toezicht verloopt tot op heden zonder problemen begrijpen wij uit overleg met de toezichthouder. De betrokkene zet zich in voor zijn behandeling, is aanwezig op de meldplichtafspraken en stelt zich open en meewerkend op. De voornaamste drijfveer van betrokkene is zijn wens om niet opnieuw in contact te komen met politie en justitie. Betrokkene laat hierbij zien enig inzicht te hebben op de risicofactoren die er zijn en is bereid om hier in de behandeling bij Fivoor mee aan de slag te gaan. Hierbij gaat het vooral om het psychosociaal functioneren van betrokkene. Betrokkene is gemakkelijk te beïnvloeden, overziet de gevolgen van zijn acties regelmatig niet en heeft met momenten moeite met impulscontrole.
Betrokkene heeft zowel medicamenteuze behandeling als gesprekken. Er is een uitgebreide delictanalyse gemaakt en er is aandacht voor het sociaal netwerk en de positieve/
negatieve invloed van anderen op betrokkene. Fivoor ziet zowel voldoende mogelijkheden als noodzaak om de behandeling voort te zetten. Onderstaande informatie is afkomstig uit een voortgangsbrief van Fivoor d.d. 25-07-2024.
"(...) cliënt is opnieuw gestart met medicatiegebruik voor zijn ADHD. Cliënt geeft aan hier tevreden over te zijn, zo zou hij minder impulsief en meer nadenken over welke keuzes verstandig zijn. Behandeling richt zich nu op het vergroten van de assertiviteit, waarin ook aandacht zal zijn voor het zelfbeeld van cliënt. Er is tot op heden vooral aandacht geweest voor het sociale netwerk van cliënt en de positieve en negatieve invloeden. Cliënt merkt hierbij op dat de intenties van anderen het best in kan schatten wanneer hij ze een tijdje kent. Bij vreemden vindt hij dit nog lastiger. In de komende periode zal gestart worden met het aanleren van adequate sociale vaardigheden."
De reclassering ziet voldoende mogelijkheden en noodzaak om het reclasseringstoezicht voort te zetten. Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
Toerekenbaarheid
De rechtbank ziet zich gelet op de inhoud van voormelde rapporten en de wijze waarop verdachte zich tijdens de terechtzitting heeft gepresenteerd voor de vraag gesteld of het ten laste gelegde feit volledig aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank overweegt als volgt.
De voornoemde deskundige heeft over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte geen oordeel gegeven. Dit komt vooral omdat verdachte geen volledige openheid van zaken heeft gegeven over de door hem geschetste reden van brandstichting, namelijk dat hij zich onder druk gezet voelde door een ander wiens naam hij niet wilde noemen. Hij heeft wel de situatie benoemd hoe hij die persoon ontmoet heeft, hoe het contact verlopen is en waardoor hij zich onder druk gezet voelde. Hoewel weliswaar in het dossier geen concrete onderbouwing te vinden is waaruit af te leiden is dat verdachte onder druk werd gezet, blijkt uit de camerabeelden wel dat verdachte zich een aantal minuten heeft opgehouden vlakbij de woning. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij op dat moment nog heel erg aan het twijfelen was, omdat hij het eigenlijk niet wilde doen. Hij heeft de brand uiteindelijk toch gesticht omdat hij bang was. De rechtbank gaat er bij de beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van uit dat verdachte zich onder druk gezet voelde.
Op grond van de informatie in voormeld rapport en de inhoud van het omtrent betrokkene uitgebrachte reclasseringsrapport stelt de rechtbank vast dat er sprake is van een man met verminderd intellectueel functioneren op verschillende deelgebieden voortkomend uit ADHD en een disharmonisch intelligentieprofiel. Deze stoornis was ten tijde van het plegen van het feit aanwezig. Verdachte, zo blijkt uit het pro justitia rapport, functioneert op het gebied van conceptueel denken, problemen oplossen en redeneren op laagbegaafd niveau, zijn werkgeheugen is op laaggemiddeld niveau en zijn verwerkingssnelheid is op laagbegaafd niveau. Verdachte heeft moeite problemen op te lossen, om zijn gedrag aan te passen aan de context, heeft moeite kennis om te zetten in gedrag en is niet goed in staat geleerde vaardigheden toe te passen in nieuwe situaties. Verdachte is beïnvloedbaar en er kan gemakkelijk misbruik van hem gemaakt worden.
De rechtbank ziet een causaal verband tussen de stoornis van verdachte en het door hem gepleegde feit. Verdachte was zich weliswaar – zoals hij zelf ook heeft verklaard – bewust van het ontoelaatbare van zijn gedrag, maar kon daar, naar het oordeel van de rechtbank, mede door zijn stoornissen, niet op adequate wijze naar handelen. De rechtbank acht verdachte op grond van voorgaande en de eigen waarneming ter terechtzitting dan ook verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank zal verder in het voordeel van verdachte meewegen dat verdachte tijdens de behandeling ter terechtzitting meermalen spijt heeft betuigd en dat hij hierin oprecht overkwam. Verdachte ziet in dat hij behandeling en begeleiding nodig heeft en heeft het afgelopen jaar, zo blijkt uit het reclasseringsadvies, daarin een positieve ontwikkeling laten zien.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte, naast een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een forse voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Daarnaast zal aan verdachte de maximale taakstraf worden opgelegd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en tevens recht doet aan de persoon van verdachte en diens persoonlijke omstandigheden.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.291142.20.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van verdachte, ziet de rechtbank aanleiding te gelasten dat de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf van na te melden duur.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
Een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis
Een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 346 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich (uiterlijk) binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan-West 275, 5037 PD Tilburg. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde maakt kenbaar hoe hij te bereiken is.
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Beveelt de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, voor zover opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Zeeland-West-Brabant van 08 juli 2021, gewezen onder parketnummer 02-291142-20, en gelast dat deze wordt omgezet in:
een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis, dat reeds op 10 augustus 2023 werd geschorst, met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.E. de Kryger, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. J.H.P.G. Wielders, leden,
in tegenwoordigheid van S.A. Nuyens, griffier,
en is uitgesproken op 01 oktober 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2023144400.