ECLI:NL:RBOBR:2024:4513

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
C/01/405169 / FA RK 24-2229
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van de vader in het belang van de minderjarige kinderen na verdenking van moord op de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 september 2024 een beschikking gegeven over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn vier minderjarige kinderen. De vader is gedetineerd op verdenking van het ombrengen van de moeder van de kinderen, die op 16 maart 2024 is overleden. De kinderen verblijven momenteel bij hun meerderjarige halfzus, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet in hun belang is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de benoeming van een Gecertificeerde Instelling (GI) als voogd over de kinderen, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de omstandigheden, waaronder de detentie van de vader en het verlies van hun moeder. De vader kan momenteel niet de verantwoordelijkheid dragen voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en de rechtbank concludeert dat het noodzakelijk is om het gezag van de vader te beëindigen. De GI wordt benoemd om de zorg voor de kinderen op zich te nemen, zodat zij de stabiliteit en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben om hun ingrijpende ervaringen te verwerken.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/405169 / FA RK 24-2229
Datum uitspraak: 20 september 2024
Beschikking van de rechtbank over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
de
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,locatie [plaats] , hierna te noemen: de raad,
over
  • [minderjarige A], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] hierna te noemen: [A] ;
  • [minderjarige B], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] , hierna te noemen: [B] ;
  • [minderjarige C], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] , hierna te noemen: [C] ;
  • [minderjarige D], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] , hierna te noemen: [D] .
De rechtbank merkt aan als belanghebbenden:
[naam],
feitelijk verblijvende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J. Geuze,
de
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, statutair gevestigd te [plaats] , locatie [plaats] , hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).
De rechtbank merkt aan als informant:
[naam],
wonende te [plaats] ,
zijnde de meerderjarige dochter van de vader en halfzus van [A] , [B] , [C] en [D] , hierna te noemen: [E] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de raad, ontvangen op 3 juni 2024;
  • het verweerschrift van de vader dat mr. Geuze tijdens de mondelinge behandeling op 20 augustus 2024 heeft overgelegd en voorgedragen;
  • een brief van mr. Geuze van 29 juli 2024.
1.2.
De rechtbank heeft de zaak mondeling behandeld op 20 augustus 2024 met gesloten deuren, gelijktijdig met het verzoek van de raad tot ontzegging van het recht op contact van de vader met de kinderen, bekend onder zaaknummer 405097 / FA RK 24-2206. Verschenen zijn de vader met mr. Geuze en met ondersteuning van de heer [naam] , tolk (tolknummer [....] ), mevrouw [naam] namens de raad en mevrouw [naam] , mevrouw [naam] en mevrouw [naam] namens de GI. Tevens waren als informant aanwezig [E] , met ondersteuning van de heer [naam] (tolknummer [....] ) en mevrouw [naam] , verbonden aan [....] .
1.3.
De rechtbank heeft [A] naar zijn mening gevraagd. [A] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De vader en mevrouw [naam] (hierna te noemen: de moeder), zijn op [datum] in [land] met elkaar gehuwd. [A] , [B] , [C] en [D] zijn uit dat huwelijk geboren.
2.2.
De vader woont sinds 2022 in Nederland. In november 2023 zijn de moeder, [E] en de kinderen ook naar Nederland gekomen in het kader van gezinshereniging. Het gezin woonde in [plaats] .
2.3.
Het huwelijk van de ouders is op 16 maart 2024 ontbonden door het overlijden van de moeder.
2.4.
De vader wordt ervan verdacht dat hij de moeder heeft gedood. Vanwege deze verdenking zit hij in voorlopige hechtenis.
2.5.
Na het overlijden van de moeder, berustte het gezag over de kinderen alleen bij de vader.
2.6.
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 maart 2024 is de GI belast met de voorlopige voogdij over [A] , [B] , [C] en [D] voor de duur van vier weken met aanhouding van de beslissing op het verzoek van de raad voor het overige.
2.7.
Daarna heeft de rechtbank bij beschikking van 28 maart 2024 de GI belast met de voorlopige voogdij over de kinderen waarbij de rechtbank heeft bepaald dat die maatregel eindigt op 16 juni 2024, tenzij de rechtbank vóór die datum een voorziening in het gezag over de kinderen heeft verzocht.
2.8.
De raad heeft op 5 juni 2024, gelijktijdig met het verzoek tot ontzegging van het contact tussen de vader en de kinderen (zaaknummer 405097 / FA RK 24-2206), het voorliggende verzoek gedaan om het gezag van de vader te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen. Dit betekent dat de voorlopige voogdij nog steeds geldt.
2.9.
In de periode na 16 maart 2024 hebben de kinderen eerst in verschillende (netwerk)pleeggezinnen verbleven. Op dit moment verblijven zij bij [E] . [E] is de dochter van de vader. Zij heeft een andere moeder dan [A] , [B] , [C] en [D] . [....] is vrijwel dagelijks in het gezin aanwezig en biedt ambulante hulp.

3.Het verzoek

3.1.
De raad verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, het gezag van de vader te beëindigen en de GI te benoemen tot voogd over [A] , [B] , [C] en [D] .
3.2.
De gronden van het verzoek blijken uit het verzoekschrift.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
De vader en de kinderen hebben de [....] nationaliteit, waardoor deze zaak een internationaal karakter heeft. De rechtbank moet daarom eerst beoordelen of zij internationaal bevoegd is in deze zaak en welk recht van toepassing is.
4.2.
De Nederlandse rechter is bevoegd om kennis te nemen van het verzoek, gelet op het feit dat de kinderen ten tijde van de indiening van het verzoek de gewone verblijfplaats in Nederland hadden (artikel 7 Brussel II ter-Verordening).
4.3.
De kinderen verblijven momenteel in het arrondissement Oost-Brabant, zodat deze rechtbank bevoegd is op het verzoek te beslissen.
4.4.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het verzoek is Nederlands recht van toepassing (artikel 15 lid 1 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
Beëindiging gezag
4.5.
De rechtbank kan het gezag van een ouder beëindigen als een kind ernstig in zijn of haar ontwikkeling wordt bedreigd en de ouder de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind niet binnen een aanvaardbare termijn kan dragen. Ook kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen als die ouder het gezag misbruikt (artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek).
4.6.
Daarnaast geldt volgens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) voor iedere kinderbeschermingsmaatregel, dus ook die voor het beëindigen van het gezag, dat deze alleen kan worden ingezet als het echt noodzakelijk is, met het oog op het belang van de kinderen.
4.7.
De rechtbank vindt de beëindiging van het gezag van de vader noodzakelijk en legt hierna uit waarom zij dat vindt.
4.8.
De ontwikkeling van de kinderen wordt ernstig bedreigd. Op 16 maart 2024 is de moeder van de kinderen overleden ten gevolge van een misdrijf, waarvan de vader wordt verdacht. De vader verblijft sindsdien in detentie in afwachting van de behandeling van de strafzaak.
Naast het verlies van hun moeder en de detentie van hun vader, hebben de kinderen al eerder ingrijpende levensgebeurtenissen meegemaakt. [A] is geboren in [land] . Het gezin is gevlucht uit [land] naar [land] , waar de andere drie kinderen geboren zijn. [....] vluchtelingen hebben in [land] geen gemakkelijk leven, zo heeft Vluchtelingenwerk tijdens het raadsonderzoek tegen de raad gezegd. Nadat de moeder en de kinderen in Nederland met de vader zijn herenigd, hebben de kinderen spanningen en ruzies tussen de ouders meegemaakt. Dit terwijl zij in Nederland in een voor hen nieuwe en totaal onbekende omgeving terecht kwamen. Bij het incident waarbij de moeder is overleden, hebben ook de kinderen verwondingen opgelopen. Na het overlijden van de moeder hebben zij, zonder hun ouders, op verschillende plekken verbleven in een land waar zij de taal niet spreken en de gebruiken niet kennen. Al met al hebben de kinderen weinig structuur en stabiliteit gekend in hun leven. Nu de moeder door een misdrijf om het leven is gekomen en de vader hiervan wordt verdacht, verkeren de kinderen bovendien in onzekerheid over hun toekomst, terwijl zij juist rust en stabiliteit nodig hebben om tot ontwikkeling te kunnen komen. De rechtbank vindt, net als de raad, de veerkracht die de kinderen laten zien bewonderenswaardig. Voor de kinderen is nodig dat zij zo spoedig mogelijk duidelijkheid krijgen over waar zij mogen wonen, wie voor hen zal zorgen en wie de belangrijke beslissingen over hen zal nemen. Die duidelijkheid, rust en stabiliteit is nodig om hen in staat te stellen de ingrijpende gebeurtenissen in hun leven te verwerken en aan hun eigen ontwikkeling toe te komen.
4.9.
De vader is in de eerste plaats door zijn detentie niet in staat om de verantwoordelijkheid te dragen voor de verzorging en opvoeding van de kinderen en hen te bieden wat zij nodig hebben. Het is voor de vader nu onmogelijk om weloverwogen beslissingen te nemen over de kinderen omdat hij geen contact met hen heeft, geen zicht op hen heeft en niet betrokken is bij hun leven. De vader erkent dat hij nu het gezag over de kinderen niet kan uitoefenen. Daar komt bij dat de vader met zijn opstelling gedurende het raadsonderzoek en ook tijdens de mondelinge behandeling de indruk heeft gegeven het moeilijk te vinden om te reflecteren op zijn eigen aandeel in de situatie die is ontstaan. Hij is geneigd de schuld van de gebeurtenissen bij de moeder te leggen. Ook laat hij merken het moeilijk te vinden te denken in het belang van de kinderen en beperkt in staat te zijn zich in te leven in de gevoelens van angst en boosheid van de kinderen jegens hem. De vader lijkt bovendien psychisch en emotioneel overbelast te zijn. Dit alles maakt dat hij niet in staat is invulling te geven aan zijn ouderlijk gezag.
4.10.
De aanvaardbare termijn voor de kinderen om onzekerheid over hun opgroeiperspectief te ervaren is verstreken.
4.11.
Omdat uit het voorgaande blijkt dat is voldaan aan de gronden voor het verzoek van de raad, zal de rechtbank het gezag van de vader over [A] , [B] , [C] en [D] beëindigen.
4.12.
De beëindiging van het gezag van de vader leidt er toe dat het gezag over de kinderen niet meer wordt uitgeoefend. Dit betekent dat de rechtbank een voogd over de kinderen moet benoemen.
4.13.
De vader stelt zich op het standpunt dat als zijn gezag wordt beëindigd, [E] tot voogd over de kinderen moet worden benoemd. Zij zorgt voor de kinderen en het is volgens de vader het meest in het belang van de kinderen als degene die voor hen zorgt ook de belangrijke beslissingen over hen kan nemen. Een GI als professioneel voogd, zoals de raad voorstelt, is volgens de vader niet nodig en niet in het belang van de kinderen, omdat dit vertragend werkt als beslissingen over de kinderen moeten worden genomen. Als de rechtbank van oordeel is dat dit gelet op de zorgen over de kinderen nodig is, kan een ondertoezichtstelling worden uitgesproken zodat in een verplicht kader hulp kan worden ingezet ter ondersteuning van [E] in de zorg voor de kinderen.
4.14.
[E] heeft op vragen van de rechtbank verklaard dat zij van mening is dat zij goed in staat is de verantwoordelijkheid te dragen voor de verzorging en opvoeding van de kinderen en dat zij in staat is alle belangrijke beslissingen over hen te nemen.
4.15.
Ondanks wat de vader en [E] naar voren hebben gebracht, vindt de rechtbank dat de GI moet worden benoemd als professionele, neutrale voogd. De rechtbank legt dat oordeel hierna uit.
4.16.
De rechtbank stelt voorop dat zij het bewonderenswaardig vindt dat [E] na het overlijden van de moeder van de kinderen en de hechtenis van de vader de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen om de dagelijkse zorg te dragen voor haar halfbroertjes en halfzusje. Het betekent voor de kinderen dat zij bij elkaar kunnen zijn en kunnen wonen bij een voor hen vertrouwd familielid. De kinderen laten ook merken dat zij dit fijn vinden. Met de hulp van [....] lukt het [E] , ondanks haar jonge leeftijd, om die dagelijkse zorg voor de kinderen vorm te geven. De kinderen gaan naar school, doen hun best om vrienden te maken en worden door de raad, de bijzondere curator en de hulpverlening omschreven als zeer veerkrachtige, leuke kinderen. [E] heeft hierin zonder twijfel een belangrijke rol, omdat zij de kinderen een thuisbasis biedt.
4.17.
Het uitoefenen van het gezag houdt echter veel meer in dan het bieden van de dagelijkse zorg aan de kinderen. Degene die het gezag heeft over een kind, moet bijvoorbeeld ook alle belangrijke beslissingen nemen over dat kind. De rechtbank vindt het niet in het belang van de kinderen dat die verantwoordelijkheid bij [E] wordt gelegd. Tijdens het raadsonderzoek is duidelijk geworden dat de kinderen worden belast door de druk die na het overlijden van de moeder op hen wordt uitgeoefend. Door wat er is gebeurd kunnen de families van zowel vaderszijde als moederszijde niet langer objectief en onbevooroordeeld de belangen van de kinderen behartigen en beschermen. Dat geldt ook voor [E] . Zij is als dochter van de vader onvoldoende bestand tegen de emotionele druk die de vader op haar uitoefent, waardoor zij onvoldoende in staat is om bij het nemen van beslissingen steeds het belang van de kinderen voorop te zetten. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat [E] op verzoek van de vader de kinderen met de vader heeft laten bellen, ook nadat de hulpverlening had aangegeven dat dit niet de bedoeling was. Ook heeft zij toegegeven aan een verzoek van de vader om hem geld te sturen, terwijl er eigenlijk onvoldoende geld beschikbaar was voor de kinderen. Uit wat [E] tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd blijkt bovendien dat [E] onvoldoende inzicht heeft in wat het zou betekenen voor de kinderen om nu contact te hebben met de vader. Zij vraagt zich namelijk af welke negatieve effecten dit contact zou kunnen hebben op de kinderen, omdat de kinderen volgens haar van de vader houden en positieve herinneringen hebben aan de vader. De rechtbank kan zich voorstellen dat de kinderen gevoelens van liefde voor de vader koesteren, maar tegelijkertijd zeggen zij boos te zijn op de vader om wat hij heeft gedaan, hem niet te willen zien en zijn zij verdrietig over het gemis van hun moeder. Dit moet ontzettend verwarrend zijn voor de kinderen. Zij hebben rust en ruimte nodig om al die gevoelens een plaats te geven. Die ruimte krijgen zij niet als zij continu druk ervaren om de vader nu een positie in hun leven te geven. Zou [E] met het gezag over de kinderen worden belast, dan komt zij nog meer dan nu al het geval is terecht in een spagaat tussen de behoeften en wensen van de vader en de behoeften en belangen van de kinderen. Los van dat dit strijdig is met het belang van de kinderen, vindt de rechtbank ook dat niet van [E] kan worden gevergd dat zij die rol op zich neemt.
4.18.
Daar komt dan nog bij dat [E] niet alleen erg jong is, maar dat zij ook, net als de kinderen, nog maar kort in Nederland is, dat zij de Nederlandse taal niet spreekt en de gebruiken en gewoontes in Nederland nog niet voldoende kent. De rechtbank vindt ook dat [E] de kans moet krijgen haar leven in Nederland op te bouwen en ruimte moet hebben voor haar eigen ontwikkeling. Die kans krijgt zij niet als zij de volledige verantwoordelijkheid zou dragen voor de verzorging en opvoeding van [A] , [B] , [C] en [D] . Voor de rechtbank staat wel vast dat de kinderen nog veel hulp nodig zullen hebben om alles wat zij hebben meegemaakt te verwerken. Zou [E] het gezag over de kinderen krijgen, dan is het haar verantwoordelijkheid om al die hulp te zoeken, na te gaan of die hulp geschikt is voor de kinderen, de hulp te organiseren en coördineren en met alle hulpverleners te communiceren, zowel mondeling als schriftelijk. Dat zou voor iemand die de weg weet in Nederland en die de taal spreekt al een enorme uitdaging zijn, laat staan voor iemand die in dit land zijn weg nog moet vinden en de taal nog moet leren. De GI is als neutrale, professionele organisatie bij uitstek in staat om in te schatten welke hulp de kinderen nodig hebben, om met die hulpverlening contact te leggen en de regie te voeren over alles wat de kinderen nodig hebben.
4.19.
Anders dan de vader heeft betoogd, zijn de zorgen die de rechtbank ziet als [E] met de voogdij over de kinderen zou worden belast, niet weg te nemen door [E] wel met de voogdij te belasten en daarbij een ondertoezichtstelling uit te spreken. Een ondertoezichtstelling vormt enkel een beperking van het gezag van een ouder of voogd. [E] wordt dan nog steeds in een spagaatpositie geplaatst tussen de wensen van de vader en het belang van de kinderen. Daar zou dan nog bij komen, zoals de raad bij de mondelinge behandeling heeft gezegd, dat [E] door emotionele druk van de vader ertoe aangezet zou kunnen worden om anders te handelen dan de GI in het kader van de ondertoezichtstelling nodig vindt. Door de conflicterende belangen is het risico te groot dat onrust, druk, spanning en onduidelijkheid voor de kinderen blijft bestaan, terwijl zij grote behoefte hebben aan rust, ruimte en duidelijkheid om te verwerken wat zij hebben meegemaakt.
4.20.
De rechtbank zal daarom de GI belasten met de voogdij over de kinderen.
4.21.
De rechtbank zal ook bepalen dat de vader aan de voogd rekening en verantwoording moet afleggen over het door hem gevoerde bewind over het vermogen van de kinderen. Dit betekent dat hij de voogd op de hoogte moeten stellen van alle geldzaken die over de kinderen gaan, zodat de voogd vanaf nu voor de kinderen de geldzaken kan regelen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van
[naam], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , [land] over:
  • [minderjarige A], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] ;
  • [minderjarige B], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] ;
  • [minderjarige C], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] ;
  • [minderjarige D], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] ;
5.2.
benoemt tot voogd over de genoemde minderjarigen, Stichting Jeugdbescherming Brabant, statutair gevestigd te [plaats] ;
5.3.
bepaalt dat de vader aan de voogd rekening en verantwoording moet afleggen over het door hem gevoerde bewind over het vermogen van de hiervoor genoemde minderjarigen;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. V.M. Smits, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024, in aanwezigheid van de griffier.
mka
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.