ECLI:NL:RBOBR:2024:4512

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
C/01/405097 / FA RK 24-2206
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op omgang van een vader met zijn vier kinderen wegens ernstige bezorgdheid over de veiligheid en welzijn van de kinderen na de verdachte dood van de moeder

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 20 september 2024, is de vader van vier minderjarigen, aangeduid als [A], [B], [C] en [D], het recht op omgang met zijn kinderen ontzegd voor de duur van twee jaar. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van de ernstige beschuldigingen tegen de vader, die verdacht wordt van het ombrengen van de moeder van de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een verzoek ingediend om de omgang te ontzeggen, onder verwijzing naar de ontzeggingsgronden zoals genoemd in artikel 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat omgang met de vader op dit moment niet in het belang van de kinderen is, gezien de onveilige situatie waarin zij zich bevinden en de emotionele schade die zij hebben opgelopen door de dood van hun moeder. De kinderen hebben aangegeven bang te zijn voor hun vader en willen geen contact met hem. De kinderrechter heeft ook overwogen dat de vader momenteel niet in staat is om de emotionele behoeften van de kinderen te begrijpen en dat contact met hem hen verder zou kunnen beschadigen. De beschikking volgt op een eerdere beschikking van 27 juni 2024, waarin een bijzondere curator werd benoemd voor de kinderen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ontzegging van het recht op omgang noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en belangen van de kinderen, en dat deze beslissing niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ontzegging onmiddellijk van kracht is.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/405097 / FA RK 24-2206
Uitspraak : 20 september 2024
Beschikking over ontzegging omgang in de zaak van
de
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,locatie [plaats] , hierna te noemen: de raad,
over de minderjarigen:
  • [minderjarige A], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] hierna te noemen: [A] ;
  • [minderjarige B], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] , hierna te noemen: [B] ;
  • [minderjarige C], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] , hierna te noemen: [C] ;
  • [minderjarige D], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] , hierna te noemen: [D] .
De kinderrechter merkt aan als belanghebbenden:
[naam],
feitelijk verblijvende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J. Geuze,
[naam],
wonende te [plaats] ,
zijnde de meerderjarige dochter van de vader en halfzus van [A] , [B] , [C] en [D] , hierna te noemen: [E] .
de
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, statutair gevestigd te [plaats] , locatie [plaats] , hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).
mr. L. Stam, advocaat te ’s-Hertogenbosch, in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de hiervoor genoemde minderjarigen.
Deze beschikking volgt op de beschikking van de rechtbank van 27 juni 2024.

1.De verdere procedure

1.1.
Bij de hiervoor genoemde beschikking van 27 juni 2024 heeft de rechtbank een bijzondere curator benoemd over de kinderen en iedere verdere beslissing op het verzoek van de raad aangehouden.
1.2.
Na de beschikking van 27 juni 2024 heeft de kinderrechter nog kennis genomen van:
  • het rapport van de bijzondere curator van 7 augustus 2024;
  • het verweerschrift van de vader, overgelegd en voorgedragen tijdens de mondelinge behandeling op 20 augustus 2024.
1.3.
De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld op 20 augustus 2024, gelijktijdig met het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de vader, bekend onder zaaknummer 405169 FA RK 24-2229. Verschenen zijn de vader met mr. Geuze en met ondersteuning van de heer de heer [naam] , tolk (tolknummer [....] ), [E] , met ondersteuning van de heer [naam] tolk (tolknummer [....] ), mevrouw [naam] , mevrouw [naam] en Mevrouw [naam] namens de GI, de bijzondere curator en mevrouw [naam] namens de raad.
Tevens was als informant aanwezig mevrouw [naam] , verbonden aan [....] .
1.4.
De kinderrechter heeft de minderjarige [A] in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven over het verzoek. Hij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Artikel 1:242a BW bepaalt dat als de ene ouder wordt verdacht van het doden van de andere ouder, of de ene ouder is veroordeeld wegens het doden van de andere ouder, de raad een onderzoek instelt naar de wenselijkheid van een contact- of omgangsregeling van het kind met de ouder die wordt verdacht van of is veroordeeld wegens het doden van de andere ouder. Op basis van dit onderzoek verzoekt de raad de kinderrechter om een contact- of omgangsregeling vast te stellen of om het contact of de omgang te ontzeggen. Een verzoek om het contact of de omgang te ontzeggen vermeldt tevens de duur van de verzochte ontzegging.
2.2.
De raad verzoekt, na het hiervoor genoemde onderzoek, in deze procedure, uitvoerbaar bij voorraad, de vader het recht op omgang met [A] , [B] , [C] en [D] voor de duur van twee jaar te ontzeggen en stelt dat sprake is van de ontzeggingsgronden die zijn genoemd in artikel 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De raad stelt dat omgang met de vader niet in het belang is van [A] , [B] , [C] en [D] , omdat de vader de kinderen in een zeer onveilige situatie heeft gebracht, waarbij hun moeder is overleden en zij verwondingen hebben opgelopen en hun opvoedsituatie is ontwricht. De kinderen geven ook aan dat zij geen contact met de vader willen, dat zijn bang voor hem zijn en boos op hem zijn. Daarbij komt dat de kinderen op dit moment veel instabiliteit ervaren en onzekerheid hebben over hun perspectief. Eerst moet gewerkt worden aan rust en stabiliteit in de opvoedsituatie om de kinderen in staat te stellen te gaan verwerken wat zij hebben meegemaakt. Een omgangsregeling met de vader is daarbij niet passend. De vader heeft moeite om zich in te leven in de gevoelens en wensen van de kinderen. Als de vader de kinderen erkenning kan geven voor wat hij hen heeft aangedaan, kan er mogelijk te zijner tijd ruimte komen voor een vorm van contact. Voor nu moet de omgang volgens de raad voor de duur van twee jaar worden ontzegd. Als de kinderen eerder de wens hebben om contact te hebben met de vader, moet de GI als voogd hierin een afweging maken en, zo nodig, een verzoek doen bij de kinderrechter.
2.3.
De bijzondere curator stelt zich op het standpunt dat het verzoek van de raad moet worden toegewezen.
Volgens de bijzondere curator hebben de kinderen last van de druk die zij ervaren van de vader en het netwerk van de vader, maar ook het netwerk van de moeder kan voor hen ingewikkeld zijn. Alle volwassenen om hen heen vinden iets van deze situatie en de kinderen moeten met al deze meningen zien om te gaan. Als de vader het recht op omgang met de kinderen wordt ontzegd, geeft dit geen druk meer bij de kinderen. Met een ontzegging voor de duur van twee jaar weet iedereen, ook de beide families van de ouders, waar men aan toe is. De rol die [E] vervult is ingewikkeld en het kan haar helpen als er duidelijkheid komt over het contact tussen de vader en de kinderen. Het lijkt erop dat de vader nog veel stappen moet zetten voordat hij in staat is om zijn rol te zien in de situatie. Het lukt hem nog niet om zijn verantwoordelijkheid te nemen en de schuld niet bij de moeder te leggen. De bijzondere curator benadrukt dat de kinderen in ieder geval eerst hun behandeling bij [....] moeten hebben afgerond, voordat kan worden bezien of er mogelijkheden zijn voor contact met de vader. Die behoefte tot contact moet dan vanuit de kinderen komen en niet vanuit de vader en op dat moment moet goed worden onderzocht of contact met de vader in het belang is van de kinderen.
2.4.
De vader verzet zich tegen het verzoek van de raad. Volgens de vader is er geen belang bij toewijzing van het verzoek van de raad, omdat er geen geldende omgangsregeling is. De vader zal daartoe de komende tijd ook geen verzoek doen. Het verzoek van de raad dient daarom geen doel. De vader wil wel graag contact met zijn kinderen, maar hem is uitgelegd dat dat op dit moment geen optie is. De kinderen kunnen dus volgens de vader geen druk ervaren van een mogelijke gedwongen omgang met hem. Een ontzegging voor de duur van twee jaar is volgens de vader in strijd met artikel 8 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en is ook potentieel nadelig voor de kinderen, mochten zij op enig moment behoefte hebben aan contact met de vader. Alle betrokkenen bevinden zich nog in een verwerkingsproces na wat er is gebeurd en het is nog te vroeg voor de conclusie dat een ontzegging noodzakelijk is in het belang van de kinderen. Er is geen sprake van een van de ontzeggingsgronden van artikel 1:377a lid 3 BW.
De vader concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Als de kinderrechter de vader toch het recht op omgang met de kinderen ontzegt, verzoekt de vader om aan die ontzegging geen termijn te verbinden.
2.5.
De kinderrechter overweegt als volgt.
2.6.
De kinderrechter stelt voorop dat het recht op omgang een fundamenteel recht is van de vader. De omstandigheid dat de vader ervan wordt verdacht dat hij de moeder heeft omgebracht staat, op zichzelf, niet aan de uitoefening van dat omgangsrecht in de weg. De omgang kan alleen worden ontzegd als sprake is van ten minste één van de ontzegginsgronden, genoemd in artikel 1:377a lid 3 BW. De kinderrechter is, ondanks het verweer van de vader, van oordeel dat voldoende is gebleken dat is voldaan aan de gronden voor ontzegging van de omgang. Dat oordeel legt de kinderrechter hierna uit.
2.7.
De kinderen hebben al veel ingrijpende levensgebeurtenissen meegemaakt. Zij hebben eerst in [land] gewoond, omdat het gezin moest vluchten uit [land] . [....] vluchtelingen hebben in [land] geen gemakkelijk leven, zo heeft Vluchtelingenwerk tijdens het raadsonderzoek tegen de raad gezegd. De kinderen zijn met de moeder en [E] naar Nederland gekomen in het kader van gezinshereniging, maar werden in Nederland geconfronteerd met spanningen en ruzies tussen de ouders. Dit terwijl zij in Nederland in een voor hen nieuwe en totaal onbekende omgeving terecht kwamen. Bij het incident waarbij de moeder is overleden, hebben ook de kinderen verwondingen opgelopen. De kinderen hebben juist rust en stabiliteit nodig, maar verkeren nu in onzekerheid over hun toekomst doordat de moeder door een misdrijf om het leven is gebracht en de vader daarvan wordt verdacht.
2.8.
De kinderen tonen veel veerkracht, gaan naar school en doen hun best om vrienden te maken. Naar omstandigheden lijken de kinderen goed te functioneren. Dat vindt de kinderrechter, net als de raad en de bijzondere curator, ontzettend knap en bewonderenswaardig. De raad maakt zich echter ook zorgen over de geslotenheid van de kinderen over hun gevoelens, over het gemis van hun moeder en over wat er is gebeurd. Het is voor de kinderen noodzakelijk dat zij rust, stabiliteit en duidelijkheid krijgen, zodat zij ruimte krijgen om de traumatische gebeurtenissen te verwerken die zij hebben meegemaakt.
2.9.
Naar het oordeel van de kinderrechter is voldoende gebleken dat omgang van de kinderen met de vader ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen en dat de vader kennelijk ongeschikt of niet in staat moet worden geacht tot omgang met de kinderen. De vader heeft de kinderen met zijn handelen in een zeer onveilige situatie gebracht en hun leven is hierdoor ontwricht, zoals hiervoor al is overwogen. De gevoelens van vertwijfeling, angst, boosheid en verdriet van de kinderen moeten serieus worden genomen en zij moeten de rust en ruimte krijgen om de behandeling aan te gaan bij [....] waarvoor zij op de wachtlijst staan. Contact met de vader past daar niet bij. Daarnaast moet de vader door zijn huidige psychische en emotionele gesteldheid en zijn gebrek aan inzicht in de behoeften van de kinderen ook kennelijk ongeschikt worden geacht tot omgang met de kinderen. Er is naar het oordeel van de kinderrechter een te groot risico dat contact met de vader op dit moment de kinderen (verder) zal beschadigen. [A] heeft bovendien blijk gegeven van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn vader.
2.10.
Anders dan de vader aanvoert, betekent het feit dat nu geen (rechterlijke) omgangsregeling geldt niet dat een ontzegging van het recht op contact geen doel heeft. Omdat, zoals hiervoor is overwogen, het recht op omgang een fundamenteel recht is, is de vader nu op elk moment gerechtigd dat recht op te eisen. Een ontzegging maakt voor iedereen duidelijk dat de vader, in elk geval voorlopig, dat recht op omgang niet heeft.
2.11.
Die duidelijkheid kan ook helpend zijn voor [E] als verzorger van de kinderen. De bijzondere curator benoemt dat de positie van [E] ingewikkeld is. Zoals uitvoerig is overwogen in de beschikking van vandaag in de zaak over de beëindiging van het gezag van de vader (zaaknummer 405169 FA RK 24-2229) is [E] niet bestand tegen de emotionele druk die haar vader op haar uitoefent. De vraag is ook of van haar gevergd kan worden daartegen bestand te zijn. Met een ontzegging weet [E] dat geen enkele vorm van contact tussen de vader en de kinderen nu is toegestaan. [E] hoeft hierin dan geen keuzes meer te maken, mocht de vader haar vragen om contact met de kinderen. Zij kan dan verwijzen naar de beslissing van de rechter.
2.12.
Eventueel contact met de vader kan pas aan de orde zijn als er voldoende zicht is op de (emotionele) schade die de kinderen hebben opgelopen, als duidelijk is wat gelet daarop hun (emotionele) draagkracht is en als een goede inschatting kan worden gemaakt in hoeverre een vorm van contact met de vader een belasting oplevert voor de kinderen. Die behoefte tot contact moet dan vanuit de kinderen komen en niet vanuit de vader. De kinderen hebben tijd nodig om het verlies van hun moeder te verwerken en het feit dat de vader bij haar overlijden betrokken is geweest een plek te geven. De verwachting is gerechtvaardigd dat dit gehele proces veel tijd kost.
2.13.
De kinderrechter ziet daarom geen aanleiding om het recht op omgang voor een onbepaalde tijd te ontzeggen, zoals de vader subsidiair verzoekt. De ontzegging is inderdaad, zoals de vader stelt, een inbreuk op artikel 8 EVRM, maar die inbreuk is gerechtvaardigd omdat de ontzegging noodzakelijk is om de rechten en belangen van de kinderen te beschermen. Gezien de stappen die nog moeten worden gezet, wil er een vorm van contact van de vader met de kinderen mogelijk zijn, levert een ontzegging voor de duur van twee jaar geen strijd op met artikel 8 EVRM.
Mochten de kinderen gedurende die periode behoefte hebben aan contact met de vader, dan staat deze beslissing daar niet aan in de weg. De GI kan als voogd bewerkstelligen dat contact plaatsvindt als zij dat in het belang van de kinderen vindt. In dat geval kan de GI altijd een verzoek indienen bij de kinderrechter. De wet bepaalt immers enkel dat deze beslissing gedurende twee jaar nadat deze definitief is geworden niet op verzoek van de vader kan worden gewijzigd (artikel 1:377 e lid 3 BW).

3.De beslissing

De kinderrechter
3.1.
ontzegt
[vader], voor de duur van twee jaar, het recht op omgang met de minderjarigen:
  • [minderjarige A], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] ;
  • [minderjarige B], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] ;
  • [minderjarige C], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] ;
  • [minderjarige D], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] ;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. V.M. Smits, rechter, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 20 september 2024.
mka
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Conc: MKa
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!