ECLI:NL:RBOBR:2024:4455

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
01/172122-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van verkrachting door voorbij te gaan aan de fysieke en verbale uitingen van het slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 december 2019 tot en met 31 december 2019 te 's-Hertogenbosch het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen door voorbij te gaan aan haar fysieke en verbale uitingen dat zij geen seks wilde. De rechtbank achtte de verklaring van de aangeefster betrouwbaar en vond voldoende steunbewijs in de vorm van getuigenverklaringen en spraakberichten van de verdachte zelf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de signalen van het slachtoffer negeerde en zijn eigen lustgevoelens boven haar wil stelde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit van verkrachting, zoals omschreven in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.172122.22
Datum uitspraak: 27 september 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [adres] ,
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 augustus 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2019 tot en met 31 december 2019 te
's-Hertogenbosch door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door voorbij te gaan aan de fysieke en/of verbale uitingen van [slachtoffer] dat zij het niet wilde, en/of het (onverhoeds) in de vagina van die [slachtoffer] brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het duwen en/of brengen en/of houden en/of op en neer bewegen van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] ;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit, waarbij de officier van justitie er van uit gaat dat verdachte door een andere feitelijkheid- te weten door het voorbij gaan aan de fysieke en verbale uitingen van aangeefster- haar heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen die bestonden uit het met zijn penis penetreren van de vagina van aangeefster.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangeefster ongeloofwaardig en onbetrouwbaar is aangezien zij niet gedetailleerd en innerlijk tegenstrijdig heeft verklaard. Ook acht de raadsvrouw geen steunbewijs aanwezig in het dossier. De inhoud van de door verdachte ingesproken en verzonden spraakberichten berust niet op de waarheid. Bovendien kunnen de spraakberichten niet gelden als een afzonderlijk ondersteunend bewijsmiddel nu de aangifte op de inhoud van de spraakberichten lijkt afgestemd, waardoor sprake is van “kruisbestuiving” van bewijsmiddelen.
De getuigenverklaringen kunnen evenmin als steunbewijs gelden nu dit
de audituverklaringen betreffen met de verklaring van aangeefster als bron. Een mogelijk motief voor het doen van een valse aangifte zou gelegen kunnen zijn in wraakgevoelens van aangeefster in de richting van verdachte .
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van verhoor opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 12 oktober 2021, inhoudende de aangifte van [slachtoffer] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven proces-verbaal pag. 38-47:Waar doe je precies aangifte van?
-Verkrachting.
Waar is dit feit gepleegd?
-Bij mij op school op het Koning Willem 1 college in Den Bosch.
Wanneer is dit feit gepleegd?
-December 2019.
Tegen wie doe je aangifte?
- [verdachte] .
Wat is jullie relatie tot elkaar?
-Klasgenoot.
Wat is de reden dat je nu aangifte doet?
-Omdat ik er een paar weken geleden achter kwam dat er een spraakopname was waarin is te horen dat hij zegt dat hij een meisje dat in zijn klas zat verkracht had.
Wat heeft dat met jou te maken?
-Omdat ik dat meisje was waarover hij het had.
Hoe weet je dat?
-Vanwege de situatie en de tijd dat het speelde.
Op welke locatie op school is het exact gebeurd?
-Bij het student succes centrum op het toilet.
Hoe vaak is het gebeurd?
-1 keer.
Wat is er precies gebeurd?
-We hadden gewoon school. Het was pauze. We hadden een gesprek en toen vroeg hij of ik even wilde knuffelen met zijn tweeën en privé gaan en misschien seks. Ik twijfelde hierover maar ik liep mee. We zijn toen naar het toilet gelopen. Toen we op de wc waren wilde ik eigenlijk niet. Ik heb toen ook gezegd "stop". En probeerde met mijn handen zijn lichaam weg te duwen. Dit lukte niet. Hij zocht naar een condoom en die deed hij om. Ik zei "het doet pijn". Als ik niet wil gaat het niet bij mij. Dat maakte hem niet uit en hij deed gewoon zijn ding. Het was best wel snel klaar en deed zijn condoom af. Toen is hij weer gegaan.
Wat gebeurt er dan als je in het wc hokje bent?
-Ik zei dat ik het een slecht idee vond en dat ik niet wilde. Hoe reageerde [verdachte] daarop? -Niet. Ik heb hem niet aangekeken dus ik zag geen gezichtsuitdrukking.
Wat doet hij als hij achter je staat?
-Het eerste wat hij deed was een condoom pakken of zoeken. Ik weet niet meer of ik een broek of rok aan had. Voor ik het wist zat hij er al in.
Wat doet hij bij jou dat pijn doet?
-Hij penetreert me in mijn geslachtsdeel met zijn penis.
Toen hij jou penetreerde wat deed hij toen?
-Erin en eruit gaan.
-Die deur was op slot toen wij daar waren.
Hoe kwam het dat die op slot zat?
-Hij heeft hem op slot gedaan. Ik hoorde een klikje en dacht nog "shit"
Een proces-verbaal van bevindingen betreffende WhatsApp berichten en spraakberichten, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 5 januari 2022, voor zover van belang, zakelijk weergegeven proces-verbaal pag. 48-50:Op 12 oktober 2021 werd door aangeefster en tevens slachtoffer, [slachtoffer] , aangifte gedaan tegen verdachte, [verdachte] , ter zake verkrachting. Tijdens deze aangifte heeft [slachtoffer] WhatsApp berichten tussen een meisje genaamd [naam] en verdachte [verdachte] aan de politie doorgestuurd. In de telefoon van [slachtoffer] was op dat moment te zien dat het eerste bericht is gestuurd op 15 september 2021 om 16.22 uur en het laatste bericht is op 11 oktober 2021 om 22.01 uur. Betreffende WhatsApp berichten zou een conversatie betreffen tussen [naam] en [verdachte] . [slachtoffer] heeft in haar aangifte verklaard dat [naam] haar deze conversatie heeft toegestuurd. Deze WhatsApp berichten betreffen spraakberichten en getypte berichten. De spraakberichten in deze WhatsApp conversatie zouden ingesproken berichten door [verdachte] . Op de spraakberichten is een mannenstem te horen. Zo te horen betreft het in alle spraakberichten dezelfde persoon en wordt de namen [verdachte] en [naam] genoemd. Onderstaande uitgewerkte spraakberichten zijn weergegeven op volgorde van doorsturen door [slachtoffer] aan de politie en de volgorde van opslaan in het politiesysteem door de politie.
(…)
(bericht van 26 KB) "Oké ik heb vorig jaar iemand verkracht, snap je en ik heb er veel spijt van".
(bericht van 64 KB) "ik heb er veel spijt van en ik wou jou godverdomme gewoon beschermen, snap je wat ik bedoel? En dat is de reden en daarom wou ik niets meer met je te maken hebben omdat ik mezelf niet vertrouw.”
(…)
(bericht van 397KB) "Het is niet van oké huppakee ik heb iemand verkracht of zo. Nee, tuurlijk niet, ik ben niet gek. Maar er was wel zoiets gebeurd in de zin van. Uh dat meisje ze zei van, ' [verdachte] ik wil seks met je'. En ik zei zo van, 'doe maar beter niet'. De volgende dag zei ze, ' [verdachte] ik wil seks met je' en ik zei zo van 'doe maar liever niet'. En toen zei ze tegen mij zo van uh ' [verdachte] weet je we kunnen het ook gewoon hier op school doen' of maakt niet uit of dit en dat. En toen op dat moment uh was ze een dag, weet je wel, dat ik het gewoon deed, weet je wel. En op het laatst zei ze zo van, toen was er iets voorgevallen, toen zei ze van ja uh uhm uh tegen van uh ja die andere klasgenoten van ' [verdachte] heeft me verkracht', snap je wat ik bedoel. Maar in principe in die zin was het zo van, toen wij bezig waren. Toen zei zij zo van tegen mij zo van 'ik wil dit eigenlijk toch niet', snap je wat ik bedoel. Maar toen was het, waren we al bezig, snap je? Dus als je dan als jongen zijnde bezig bent op dat moment dan kan je ook niet meer stoppen. Dus in principe ja dacht ik van Vat is dit voor iets raars '? Je zegt ',ja, ja, ja' en, en nu opeens zeg je opeens van 'nee, nee, nee', snap je wat ik bedoel? 'Dit voelt toch niet goed', uh, uh 'ik heb toch geen goeie keuze gemaakt om dit te doen' maar ja dan op dat moment, snap je, dan ben je al bezig dus noem het maar niet echt dat, snap je wat ik bedoel maar zij zegt dat zo, snap je wat ik bedoel.En dat had zij tegen de andere klasgenoten van vorig jaar, snap je wat ik bedoel, waardoor dat zo naar buiten is gekomen dus dan had ik zo het gevoel van oké, 'heb ik dat gedaan', snap je wat ik bedoel.”
(…)
een proces-verbaal van verhoor opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] d.d. 27 december 2021 , inhoudende het verhoor van getuige [getuige] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven, proces-verbaal pag. 58-61.
Wat weet jij over wat [slachtoffer] is overkomen?
- Ik weet dat er een voorval op school is gebeurd. Ik wist niet dat het om een delict ging. Maar het was best wel rondgegaan in de klas. Ik had het van [verdachte] zelf gehoord.
Wat voor voorval?
- Het ging rond dat ze seks hebben gehad op school.
Wat vertelde [verdachte] precies?
-Hij vertelde tegen de jongens uit de klas. Hij vertelde dat hij seks had gehad op de wc van school. Hij deed er leuk of stoer over.
Vertelde hij met wie hij seks had gehad op de toilet van school?
- Ja hij vertelde over [slachtoffer] .
En [slachtoffer] ? Wat vertelde zei tegen jou?
- Zij heeft dit verteld, nog niet zo lang geleden. Ze vertelde dat het niet vrijwillig was gegaan. Volgens mij zat er wel een soort van schaamte bij. Ze wilde er niet heel veel over vertellen. Het leek een soort van opluchting dat ze dit kwijt wilde ofzo.
Wat heeft zij ( [slachtoffer] ) precies hierover aan jou verteld?
-Ik weet dat ze moest huilen, het was lastig om het te vertellen voor haar. Inhoudelijk zou ik niet meer weten wat ze precies zei.
Wat weet je wel van de seksuele handelingen?
- Volgens mij was het gewoon seks, zo heeft [verdachte] het gebracht. Verder weet ik het niet.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2024, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik in het schooljaar 2019-2020 een klasgenoot was van [slachtoffer] op het Koning Willem I college in ’s-Hertogenbosch. Ik ben degene die de spraakberichten heeft ingesproken en verstuurd naar [naam] . Het klopt dat ik in de spraakberichten zeg dat ik een meisje heb verkracht.

Bewijsoverwegingen

Betrouwbaarheid verklaring aangeefster.
De rechtbank ziet zich allereerst de vraag gesteld of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en daarmee bruikbaar voor het bewijs.
Vooropgesteld wordt dat in het kader van de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen, deze verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht zijn door emoties of schaamte dan wel ontstaan zijn door het delict of tijdsverloop. Het gaat bij de beoordeling om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is. Ten aanzien van de inhoud van haar verklaring overweegt de rechtbank dat aangeefster op relevante punten gedetailleerd heeft verklaard. Op enkele specifieke vragen van verbalisanten heeft zij geantwoord dat zij zich niet alles meer precies herinnert; hetgeen naar het oordeel van de rechtbank - gelet op het tijdsverloop - aannemelijk is. Aangeefster heeft die hiaten in haar geheugen dus niet ingevuld. Verder blijkt niet dat ze feiten heeft aangedikt. Daarnaast verklaart zij ook dat zij vrijwillig met verdachte naar het toiletgebouw was gelopen om “even te knuffelen en misschien seks” omdat ze hem leuk vond en er op vertrouwde dat er geen dingen tegen haar wil zouden gebeuren. Dit alles maakt haar verklaring naar het oordeel van de rechtbank authentiek.
De stelling van de raadsvrouw dat de verklaring van aangeefster niet bruikbaar is voor het bewijs omdat deze pas is afgelegd nadat zij kennis heeft genomen van de inhoud van de door verdachte verstuurde spraakmemo’s- waardoor er sprake zou zijn van “kruisbestuiving van bewijs”- deelt de rechtbank niet. Op de vraag van de verbalisanten waarom zij pas nu aangifte doet heeft aangeefster verklaard dat zij kennis heeft genomen van de spraakberichten waarin verdachte bekent dat hij een meisje heeft verkracht en dat zij dat meisje is. Op een latere vraag waarom aangeefster haar verhaal zo lang voor zichzelf heeft gehouden heeft zij gezegd:
-Ik vond het niet prettig om over te praten. Ik wilde het gewoon wissen. Ik deed alsof het niet was gebeurd.
Wat is de reden dat jij dat deed?
-Omdat ik dacht dat ik het niemand kon vertellen. Ik word toch niet gehoord op school. Ik kon ook niet naar mijn ouders.
De rechtbank acht deze uitleg van aangeefster - mede gelet op de aard van hetgeen haar overkomen is - plausibel.
Aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster draagt bovendien bij dat getuige [getuige] heeft verklaard dat hij- toen aangeefster hem had verteld wat haar overkomen was- een soort van schaamte bij haar constateerde, maar dat zij opgelucht leek dat zij haar verhaal kwijt was en daarbij moest huilen.
Voor de stelling van de raadsvrouw en verdachte dat aangeefster door middel van haar aangifte mogelijk wraak zou willen nemen op verdachte ziet de rechtbank geen enkel aanknopingspunt in het dossier.
De rechtbank zal de verklaring van aangeefster daarom gebruiken als bewijsmiddel.
Steunbewijs.
De verklaring van aangeefster vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in de door verdachte via WhatsApp verstuurde spraakmemo’s en de verklaring die door getuige [getuige] is afgelegd.
De verklaring van verdachte dat de inhoud van de spraakberichten niet op de waarheid berust, maar door hem vanwege een “schreeuw om aandacht” zou zijn verzonnen acht de rechtbank- mede gelet op de specifieke bewoordingen die hierin door verdachte zijn geuit- volstrekt ongeloofwaardig.
Voor de door verdachte gesuggereerde beïnvloeding van getuige [getuige] door aangeefster ziet de rechtbank evenmin aanwijzingen in het dossier.
Verdachte heeft stellig ontkend ooit seksueel contact met aangeefster te hebben gehad. Daarentegen heeft getuige [getuige] verklaard dat hij van verdachte zelf heeft vernomen dat hij seks met [slachtoffer] heeft gehad op de wc van school en dat verdachte hier leuk en stoer over
deed.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van deze getuige en de inhoud van voornoemde spraakberichten en acht deze daarom beide
bruikbaar als steunbewijs.
Bewijs van verkrachting.
Voor een bewezenverklaring van dwang in de zin van artikel 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat een verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat een slachtoffer het seksueel binnendringen van het lichaam tegen zijn of haar wil heeft ondergaan en dat die dwang heeft plaatsgevonden door middel van geweld of een andere feitelijkheid, dan wel bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid. Dat het slachtoffer zich heeft verzet, is niet vereist.
Aangeefster heeft verklaard dat zij- toen zij met verdachte in de toiletruimte was beland- toch geen seks wilde. Zij heeft toen ook gezegd "stop" en probeerde verdachte met haar handen van haar lichaam af te duwen, maar dat lukte haar niet. Ook heeft zij tegen verdachte gezegd "het doet pijn" op het moment dat verdachte haar vagina penetreerde met zijn penis.
Verdachte heeft in zijn spraakberichten in 2021 aan een andere klasgenoot verteld dat hij vorig jaar een meisje op school heeft verkracht. Hij heeft in deze spraakberichten gezegd dat hij en het meisje “al bezig waren” maar dat zij ineens zei “'ik wil dit eigenlijk toch niet', en “ nee, nee, nee', maar dat hij als jongen zijnde niet meer kon stoppen en dat hij toen geen goede keuze heeft gemaakt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van dwang.
Aangeefster kon zich niet aan de situatie onttrekken doordat zij en verdachte zich bevonden in een afgesloten toiletruimte. Zij heeft de door verdachte verrichte seksuele handelingen tegen haar wil ondergaan.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte aangeefster door andere feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van geweld, bedreiging met geweld en/of met een andere feitelijkheid. Verdachte wordt van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijgesproken.
Conclusie.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 december 2019 tot en met 31 december 2019 aangeefster heeft verkracht.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 01 december 2019 tot en met 31 december 2019 te 's-Hertogenbosch
door een andere feitelijkheid, te weten door voorbij te gaan aan de fysieke en verbale uitingen van [slachtoffer] dat zij het niet wilde, en het onverhoeds in de vagina van die [slachtoffer] brengen en houden van zijn, verdachtes, penis, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het duwen en/of brengen en/of houden en/of op en neer bewegen van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] ;

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en geen standpunt ingenomen over een aan verdachte op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft aangeefster in een toiletruimte op school- waar beiden destijds als klasgenoten samen hun opleiding volgden- verkracht.
Aanvankelijk was aangeefster vrijwillig samen met verdachte naar de betreffende toiletruimte gelopen zodat zij daar intiem konden zijn met elkaar.
Op enig moment is verdachte echter over de grenzen van aangeefster heen gegaan en is hij haar lichaam seksueel binnengedrongen terwijl zij dat niet wilde.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de fysieke en verbale signalen van aangeefster -dat zij geen seks wilde- heeft genegeerd.
Verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren, zoals ook duidelijk blijkt uit de door hem verstuurde spraakmemo’s.
Dit heeft geleid tot een verkrachting van aangeefster. Verdachte heeft met zijn handelen een zeer grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de seksuele eerbaarheid van aangeefster en heeft haar vertrouwen ernstig aangetast. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke zedenmisdrijven nog lang last kunnen hebben van de fysieke en/of mentale gevolgen hiervan, zo niet de rest van hun leven. Dat ook aangeefster de gevolgen van het handelen van verdachte nog elke dag ondervindt, blijkt uit de slachtofferverklaring die namens aangeefster door een medewerker van Bureau Slachtofferhulp ter terechtzitting is afgelegd. Aangeefster voelt zich tot op de dag van vandaag niet veilig om haar moeder in Eindhoven te bezoeken uit angst om met verdachte te worden geconfronteerd. Ter terechtzitting heeft verdachte volhard in zijn verhaal dat juist hij het slachtoffer is geworden van aangeefster die -omdat zij haar zin niet zou kunnen krijgen- een valse aangifte tegen hem zou hebben gedaan.
Met deze opstelling toont verdachte naar het oordeel van de rechtbank dat hij geen enkel inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank stelt vast er dat inmiddels vijf jaren zijn verstreken sinds het
bewezenverklaarde feit. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor misdrijven en is ook na dit feit niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
Daarnaast blijkt uit het reclasseringsadvies van 27 februari 2024 dat verdachte zijn leven redelijk op orde heeft. Hij is onder meer mantelzorger voor zijn moeder en broers.
De reclassering schat het recidiverisico in als laag en acht interventies of toezicht dan ook niet nodig.
Redelijke termijn
De rechtbank houdt ten gunste van verdachte rekening met de forse overschrijding van de redelijke termijn, zoals genoemd in artikel 6 EVRM.
Uitgangspunt is dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere
omstandigheden is de rechtbank in dit geval echter niet gebleken.
De rechtbank neemt in de onderhavige zaak bij de bepaling van de aanvang van de redelijke termijn de dag van het eerste verhoor van verdachte - te weten 2 mei 2022 - als uitgangspunt.
Tussen 2 mei 2022 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van bijna 29 maanden.
Dat betekent dat de redelijke termijn op het tijdstip van de uitspraak met ongeveer vijf maanden is overschreden.
Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zal er bij de strafmaat rekening worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Conclusie
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank komt gelet op het voorgaande en gelet op straffen in vergelijkbare zaken echter tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank- gelet op het door de reclassering als laag ingeschatte recidiverisico- evenmin aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde feit.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

verkrachting;

verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 27 september 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant Dienst Regionale Recherche Afdeling Thematische Opsporing Team Zeden, Onderzoek GABARONE OBRBC21174.