ECLI:NL:RBOBR:2024:4430

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
01-825326-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege voor een betrokkene met pedofiele stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 september 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, die sinds 2016 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft de tbs met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd, op basis van een vordering van de officier van justitie en adviezen van deskundigen. De betrokkene, die in FPC De Rooyse Wissel verblijft, heeft een geschiedenis van zedendelicten, waaronder het bezit van kinderporno en ontuchtige handelingen met minderjarige jongens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een pedofiele stoornis, een fetisjismestoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Ondanks eerdere behandelpogingen is er onvoldoende vooruitgang geboekt in de behandeling, en zijn er nog steeds aanzienlijke risico's voor recidive. De rechtbank heeft de noodzaak van verlenging van de tbs onderbouwd met de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen. De betrokkene heeft aangegeven dat hij de behandeling als stagnerend ervaart en heeft een voorkeur voor overplaatsing naar een andere kliniek, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de huidige situatie een verlenging van de tbs noodzakelijk maakt.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.01825326.12]
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.825326.12
Uitspraakdatum: 26 september 2024

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
verblijvende in FPC De Rooyse Wissel te Venray,
hierna: betrokkene.

Het onderzoek van de zaak

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 augustus 2016 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 23 september 2022 met twee jaren verlengd. De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 30 juli 2024 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaren.
Deze vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van de rechtbank van
12 september 2024. Hierbij zijn de officier van justitie, deskundige, betrokkene en zijn raadsvrouw gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het verlengingsadvies van FPC De Rooyse Wissel van 28 juni 2024, opgemaakt en ondertekend door drs. G.A.J.J. Jansen-Van Beurden (hoofd behandeling), M. Bastiaens (behandelcoördinator), prof. dr. M. Braakman (cultureel antropoloog) en
  • het rapport van 11 juli 2024, opgemaakt door S. Labrijn, GZ-psycholoog, van het door hem/haar ingestelde psychologisch onderzoek naar betrokkene;
  • het rapport van 30 mei 2024, opgemaakt door J.C. Zwemstra, forensisch psychiater, van het door hem/haar ingestelde psychiatrisch onderzoek naar betrokkene;
  • de over betrokkene gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van betrokkene.

De beoordeling

De terbeschikkingstelling is opgelegd in verband met diverse zedendelicten, waaronder het bezit van kinderporno, het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarige jongens
– waarbij ook sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam – en het maken van foto- en video-opnamen van de ontuchtige handelingen en de verspreiding daarvan, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In het hiervoor genoemde verlengingsadvies van FPC De Rooyse Wissel is onder meer het volgende gesteld:
Er is bij betrokkene sprake van een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type (seksueel aangetrokken tot jongens), een fetisjismestoornis (gedragen jongensonderbroeken) en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en vermijdende trekken.
Betrokkene verblijft sinds november 2022 op de huidige afdeling na terugplaatsing vanuit de pre-resocialisatieafdeling van de kliniek. Betrokkene beschikt sinds mei 2023 opnieuw over een machtiging begeleid verlof. Tijdens zijn behandelplanbespreking in maart 2023 werd geconcludeerd dat er nog veel risicofactoren onvoldoende bewerkt zijn, met name de daderkant en de relatie tussen het fetisjisme en het kantelpunt naar delictgedrag. Deze twijfel ontstond naar aanleiding van gedrag dat hij buiten het FPC liet zien. Na breed overleg is besloten om allereerst te onderzoeken of er binnen het huidige FPC een tweede behandelpoging vorm kan krijgen en, indien dit niet mogelijk zou blijken, om betrokkene over te plaatsen voor een behandelpoging elders. Er werd besloten om de voortgang van dit onderzoek elke twee maanden te evalueren en eventueel bij te sturen. Er is bewust gekozen voor een traject met frequente evaluatiemomenten teneinde de kans op schijnaanpassing en splitgedrag door betrokkene te verkleinen en de behaalde resultaten binnen het traject strak te monitoren. In samenspraak met de directie is bovendien afgesproken dat na 6 maanden (september 2023) een algehele evaluatie plaats zou vinden met de vraag of deze beoogde nieuwe behandelpoging binnen de kliniek is geslaagd. Bij deze beoordeling was een positieve ontwikkeling in het komen tot verheldering en verdieping van de delictanalyse van belang. Tevens diende er sprake te zijn van afspraakbetrouwbaarheid, openheid en transparantie bij betrokkene. In september 2023 is bovenstaande door de directie van het FPC en het multidisciplinair behandelteam (MDBT) geëvalueerd en is besloten dat de poging om tot een verheldering te komen niet succesvol was.
Er is sprake van hardnekkige problematiek bij betrokkene wat veel tijd en investering vraagt om enigszins te kunnen bewerken. Helder is dat de gevoelens voor puberale jongens blijvend aanwezig zijn. De huidige relatie lijkt hierin beschermend te zijn daar betrokkene aangeeft dat de relatie hem afleidt van zijn pedofiele gevoelens, maar alertheid op schijnaanpassing is blijvend noodzakelijk. De afgelopen periode is gebleken dat betrokkene zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden zowel binnen de kliniek als wel daarbuiten. Bij oplopende restricties wordt de kernproblematiek meer zichtbaar en wordt betrokkene meer gedreven door zijn persoonlijkheidsproblematiek waarbij er weinig oog is voor de ander. Daarbij benoemt betrokkene ook dat restricties ervoor zorgen dat hij meer pedofiele gevoelens ervaart en wijst de verantwoordelijkheid van het ontstaan van deze gevoelens toe aan de kliniek. De hardnekkige problematiek blijft aanwezig en blijkt onvoldoende bewerkbaar. Extern risicomanagement zal altijd noodzakelijk zijn om recidive te kunnen voorkomen.
Het verblijf in een FPC is blijvend noodzakelijk gebleken. Daar de kernproblematiek zich moeilijk laat bewerken, en de behandelresultaten onvoldoende zijn gebleken, is het behandeltraject in de huidige kliniek gestagneerd. De kliniek heeft een aanvraag tot overplaatsing ingediend. Bij een toewijzing zal betrokkene nog langere tijd nodig hebben om zijn behandeling voldoende vorm te geven en het benodigde risicomanagement te onderzoeken. Bovenstaande zal zeker nog enkele jaren duren.
Gezien bovenstaande adviseren wij u de termijn van de terbeschikkingstelling en de verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar.
In het hiervoor genoemde rapport opgemaakt en ondertekend door forensisch psychiater
J.C. Zwemstra is onder meer het volgende vermeld:
Bij betrokkene is sprake van de volgende classificatie volgens DSM-5:
  • Pedofilie, gerichtheid op puberale jongens, niet exclusieve type
  • Persoonlijkheidsstoornis met schizoïde en antisociale kenmerken
  • Fetisj-stoornis, gerichtheid op gedragen ondergoed.
Voor de gestandaardiseerde risicotaxatie heeft ondergetekende de SSA gebruikt. Het instrument heeft drie schalen waarvan er twee relevant zijn voor de voorliggende vraagstelling. Deze schalen combinerend leidt dit tot een matig tot hoge score op dit instrument, indicatief voor matige tot hoge recidive risico’s voor seksuele hands-on dan wel hands-off delicten bij op korte termijn (voorwaardelijk) eindigen van de begrenzing en ondersteuning vanuit de tbs-maatregel.
Bij het professioneel klinisch oordeel, redenerend vanuit diagnostiek, voorgeschiedenis, beloop van de behandeling, delictscenario en huidige beeld van deze specifieke patiënt, zijn de overwegingen dat risico’s gebonden zijn aan enerzijds het persisterende psychologisch onvermogen en de zeer beperkte coping vanuit de kwetsbaarheid en de persoonlijkheidsstoornis, die tot heden slechts beperkt voor verandering toegankelijk is gebleken. Anderzijds aan de pedofiele drive/gerichtheid naar puberale jongens van 12-17 die mogelijk nog versterkt wordt door betrokkenes fetisj-stoornis. Ook deze gerichtheid verdwijnt niet, en met de huidige dosering libidoremmende medicatie persisteert ook de prikkelgevoeligheid voor jongens uit deze leeftijdscategorie. Zonder tbs-kader en daaruit voortvloeiende ondersteunende en begrenzende behandeling is er een reëel risico dat betrokkene geleidelijk grenzen gaat verleggen, toch weer situaties zoekt en creëert waar hij met puberale jongens contact kan leggen, op internet beelden zoekt en vindt van deze leeftijdsgroep, en zeker na ervaren krenking en/of afwijzing ook weer komt tot grensoverschrijdend seksueel gedrag naar jonge puberale jongens.
De beide risico-inschattingswijzen combinerend kan vastgesteld worden dat de recidive risico’s voor een recidief seksueel delict bij op korte termijn (voorwaardelijk) eindigen van de tbs-maatregel relatief hoog zijn (op een schaal van laag via matig naar hoog). Binnen een tbs-kliniek zijn risico’s voor recidief delicten laag zolang de begeleiders betrokkene goed begrenzen en ondersteunen.
De behandeling in het kader van de tbs met verpleging kader loopt vanaf oktober 2016 en heeft steeds plaats gevonden in FPC de Rooyse Wissel. Een eerdere behandelpoging in FPK Veldzicht, in het kader van de in eerste aanleg opgelegde tbs voorwaarden, van 2014 t/m 2016 had ook volgens betrokkene weinig gebracht. De behandeling in het FPC is traag verlopen en was gekenmerkt door enerzijds matig hoog gedoseerde libidoremmende medicatie, betrokkene stond niet open voor hogere doseringen, anderzijds door gesprekstherapieën met psychologen en seksuologen. Hoewel betrokkene de delicten waarvoor hij veroordeeld is cognitief/rationeel erkent doen zijn mededelingen daarover weinig doorleefd en feitelijk meer als riedels aan. De kliniek benoemt een patroon van onduidelijkheden, rookgordijnen, verheimelijken en onbetrouwbaarheid als reden dat het risicomanagement onvoldoende is, de recente resocialisatie poging mislukt is en de behandeling in deze kliniek is vastgelopen. Mederapporteur die betrokkene vier jaar terug ook beoordeelde zag weinig verandering en/of ontwikkeling in het beeld sinds het eerdere beoordelingsmoment. Hoewel de achtergrond van het vastlopen van de resocialisatiepoging in 2022 deels hangt op ongrijpbare kleinere onbetrouwbaarheden en onduidelijkheden is dat wel het patroon gedurende de hele behandeling. Geen grote incidenten maar zeker ook geen doorleefde commitment aan de behandeling. Mogelijk dat dit (deels) is terug te voeren op de door ondergetekende in de diagnostische paragraaf naar voren gebrachte schizoïde persoonlijkheidstrekken. Deze zijn slechts zeer beperkt toegankelijk voor bewerking en verandering, zodat mogelijk meer dan voorheen behandeld moet worden vanuit een handicapmodel met inzet van omgevingsprotheses. Dat zou b.v. betekenen dat toegewerkt dient te worden naar duurzaam wonen op een forensisch RIBW met affiniteit met betrokkenes problematiek en daaruit voortvloeiende risico’s. Ook zou bij een nieuwe behandelpoging de huidige libidoremmende medicatie nogmaals geëvalueerd dienen, de vraag is dan met name of een centrale libidoremmer een verdere toegevoegde waarde zou hebben. Concluderend heeft de handeling tot heden onvoldoende voortgang en risicoreductie gebracht.
Gezien bovenstaande matig hoge risico-inschatting bij op korte termijn (voorwaardelijk) eindigen van de maatregel, gezien ook de huidige moeizame fase in de behandeling met de voorgenomen nieuwe/tweede behandelpoging in een andere kliniek, en gezien het recente niet lukken van resocialisatie vanuit de pré-resocialisatie afdeling de Porto Cabins, adviseert ondergetekende de tbs-maatregel en de verpleging te verlengen. Aangezien overplaatsing tijd zal vragen, en na overgang de nieuwe kliniek ook nog geruime tijd nodig heeft om een goed beeld van betrokkene te krijgen en een nieuw behandelplan op te maken lijkt hiervoor twee jaar noodzakelijk.
Advies: Ondergetekende adviseert uw college de tbs en de dwangverpleging met twee jaar te verlengen.
In het hiervoor genoemde rapport opgemaakt en ondertekend door GZ-psycholoog S. Labrijn is onder meer het volgende vermeld:
De score van de Stable-2007 wijst op een matig recidivegevaar binnen de huidige setting van de tbs met bevel tot verpleging van overheidswege. Indien Static-99R en Stable-2007 samen gewogen worden, is sprake van een matig-laag recidivegevaar binnen het huidige kader. Indien het kader plots zou komen te vervallen, kan het risico weer snel oplopen tot hoog.
In het kader van tbs met voorwaarden startte betrokkene op 13 januari 2014 aan een behandeling bij FPK Assen. Hier was sprake van onvoldoende openheid, van het bagatelliseren van zijn problemen en zijn aandeel in de delicten. De behandeling kwam niet op gang. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeelde betrokkene op 24 augustus 2016 tot een gevangenisstraf van 265 dagen en de maatregel tbs met verpleging van overheidswege. Betrokkene wordt op 10 oktober 2016 opgenomen in FPC de Rooyse Wissel, waar hij aanvankelijk een positieve ontwikkeling doormaakte. Hij maakte meer adequaat contact met zijn eigen innerlijke dynamiek, maakte negatieve gevoelens beter bespreekbaar en is minder ontwijkend. Hij gaat meer adequaat om met krenkingen, blijft beter in contact en blijft minder lang hangen in zijn boosheid. Naast verschillende vormen van psychotherapie krijgt betrokkene sinds 2017 libidoremmende hormoonmedicatie. Alle pro justitia rapporteurs en de klinieken zijn het in grote lijnen eens over de diagnostiek: er is sprake van pedofilie gericht op jongens, het niet exclusieve type, van een fetisjismestoornis (gericht op jongensondergoed) en er is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, vermijdende en antisociale kenmerken.
Betrokkene kreeg een relatie met een man in de kliniek. Hij werd in 2022 overgeplaatst naar de pre-resocialisatieafdeling. Hier ging het volgende de kliniek niet goed. Betrokkene hield zich een keer niet aan een verlofafspraak. Sindsdien is de belevingswereld van betrokkene ver af komen te staan van de visie van de kliniek. Betrokkene gaf aan veel geleerd te hebben tijdens de behandeling in de kliniek, terwijl de kliniek aangeeft aan te lopen tegen een patroon van heimelijkheden, gebrek aan openheid, een rookgordijn, en onvoldoende houden aan afspraken. De kliniek concludeerde dat in de resocialisatiefase het risicomanagement onvoldoende is en onvoldoende scherp is. Geconcludeerd werd dat een nieuwe behandelpoging in een andere kliniek nodig is. Bij de afronding van het onderhavige rapport zou de overplaatsing aangevraagd zijn waarbij een voorkeur werd uitgesproken voor de Van der Hoeven kliniek gezien hun expertise op het gebied van seksuele problematiek. Gezien het voorgaande zal er nog in grote mate geleund moeten worden op extern risicomanagement. Overplaatsing, de opstartfase in de nieuwe kliniek en de opbouw van resocialisatie zal langer dan twee jaar in beslag nemen. Ondergetekende adviseert dan ook de maatregel tbs met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar.
De betrokkeneheeft kort en zakelijk weergegeven verklaard dat hij het traject bij de FPC
De Rooyse Wissel als vervelend ervaart. Betrokkene geeft aan dat hij is gestagneerd in zijn behandeling en hij zonder duidelijke reden is teruggeplaatst van de pré-resocialisatieafdeling naar de behandelafdeling. Betrokkene heeft moeite om open te zijn naar zijn behandelaren nu sprake is van een vertrouwensbreuk. Betrokkene is van mening dat hij geen afspraken heeft geschonden die zijn gemaakt met betrekking tot de relatie die hij met een medepatiënt heeft. Volgende week heeft betrokkene een intakegesprek bij de Van der Hoevenkliniek. Betrokkene heeft de voorkeur voor een overplaatsing naar deze kliniek, nu deze beter te bereiken is voor zijn moeder en deze kliniek gespecialiseerd is in het behandelen van seksuele problematiek. Betrokkene vindt het jammer dat zijn therapie momenteel gestopt is. Betrokkene is van mening dat hij nog altijd behandeling nodig heeft.
De deskundigedrs. Jansen-Van Beurden heeft gepersisteerd bij het door FPC De Rooyse Wissel gegeven advies de terbeschikkingstelling en de verpleging van overheidswege met twee jaren te verlengen. Zij heeft verder kort en zakelijk weergegeven verklaard dat het stagneren van de behandeling zijn grondslag heeft in een opeenstapeling van zaken. Zo komt betrokkene onder meer op plekken binnen de kliniek waar hij niet hoort te komen. Onduidelijk blijft wat betrokkene nodig heeft om met hem afspraken te kunnen maken en hem aan deze afspraken te houden. Gezien de wederzijdse vertrouwensbreuk tussen betrokkene en FPC De Rooyse Wissel loopt op dit moment een traject om betrokkene over te plaatsen naar de Van der Hoevenkliniek in Utrecht. Volgende week vindt er een intakegesprek plaats bij de Van der Hoevenkliniek. Ook wanneer betrokkene bij deze kliniek toegelaten wordt, is de vraag op welke termijn een overplaatsing kan plaatsvinden, nu de Van der Hoevenkliniek met een wachtlijst kampt. Mogelijk kan een patiëntenruil plaatsvinden om de overplaatsing te bespoedigen. Op dit moment is er geen sprake meer van een behandeling van betrokkene omdat de behandelaren hebben geconcludeerd dat het aanbod van de kliniek niet toereikend is.
De officier van justitieheeft zich aangesloten bij het advies van de inrichting waar betrokkene verblijft en heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaren. Gezien de nog altijd aanwezige stoornissen en de daaruit voortvloeiende risico’s is een andersoortig behandeltraject op dit moment niet aan de orde.
De raadsvrouwvan betrokkene heeft aangevoerd dat zij zich kan verenigen met het standpunt van de officier van justitie dat aan de formele vereisten voor een verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is voldaan. De raadsvrouw geeft aan dat betrokkene zich realiseert dat de behandeling nog meer dan twee jaren gaat duren. De raadsvrouw verzoekt desondanks om de verlenging voor slechts één jaar op te leggen, omdat er het afgelopen jaar niets aan behandeling heeft plaatsgevonden en het verzoek tot overplaatsing onnodig lang op zich heeft laten wachten. De raadsvrouw stelt zich, gezien het voorgaande, op het standpunt dat het van belang is dat de rechtbank een vinger aan de pols houdt. Er is sprake van een bijzondere omstandigheid. Er is geen impasse in de zin dat verdachte zich verzet tegen een behandeling, er is een impasse in de invulling van het traject.
De rechtbankverenigt zich met de hiervoor weergegeven adviezen van forensisch psychiater J. C. Zwemstra, GZ-psycholoog S. Labrijn en het verlengingsadvies van
FPC De Rooyse Wissel, met de daarop gegeven toelichting door de deskundige. De rechtbank ziet ook dat de aanvraag tot overplaatsing naar de Van der Hoevenkliniek onnodig lang op zich heeft laten wachten. De rechtbank begrijpt de daaruit voortvloeiende frustratie aan de zijde van betrokkene. Het voorgaande biedt echter geen grondslag om de verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met slechts één jaar te verlengen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het op dit moment nog niet duidelijk is wanneer betrokkene zal worden overgeplaatst naar de Van der Hoevenkliniek en dat dit op dit moment vooral te maken heeft met de wachtlijsten waar alle TBS-klinieken in Nederland mee te maken hebben. Een extra zitting over een jaar zal hierin helaas geen verandering kunnen brengen.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling van betrokkene met twee jaren verlengen en bepalen dat de verpleging van overheidswege zal worden gecontinueerd. De rechtbank acht deze verlenging met twee jaren noodzakelijk en proportioneel.

DE BESLISSING

De rechtbank:
verlengtde terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [verdachte] met een termijn van
twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door
mr. F. van Buchem, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. W. Heijninck, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. Beex, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024.