ECLI:NL:RBOBR:2024:4428

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
10419583 \ CV EXPL 23-1808
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van honden en gemeenschap van eigendom tussen partijen

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter in Eindhoven, gaat het om de verdeling van honden en de vraag of er sprake is van een gemeenschap tussen de partijen. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. van der Brug, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J. Joosten, met betrekking tot de kosten die samenhangen met de zorg voor de honden en pups die zij gezamenlijk hebben. De partijen zijn een contract van co-ouderschap aangegaan, waarin zij afspraken hebben gemaakt over de zorg en eigendom van de honden. De eiseres vordert onder andere de vaststelling van de omvang en samenstelling van de gemeenschap en de betaling van pensionkosten door de gedaagde. De gedaagde voert verweer en vordert in reconventie de afgifte van de honden en betaling van een bedrag van € 7.392,86. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een gemeenschap tussen partijen en dat de eiseres mede-eigenaar is van de honden. De rechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden door de gedaagde en dat de verdeling van de gemeenschap moet plaatsvinden. De rechter heeft de vorderingen van de gedaagde in reconventie afgewezen en de eiseres veroordeeld tot betaling van bedragen aan de gedaagde, waaronder de helft van de verkoopopbrengst van een hond en de kosten voor stamboekregistraties en inentingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10419583 \ CV EXPL 23-1808
Vonnis van 5 september 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J. van der Brug,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J. Joosten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 2 producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met 5 producties;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie met 7 producties;
- een akte indiening producties van de zijde van [gedaagde] met productie 6 t/m 9;
- een akte wijziging van eis van de zijde van [gedaagde] met productie 10 t/m 13;
- de mondelinge behandeling van 10 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 19 mei 2021 zijn partijen een “contract co-ouderschap” (hierna: de overeenkomst) aangegaan. Hierin zijn partijen, voor zover voor deze procedure relevant, het navolgende overeengekomen.
“ [eiseres] neemt de volgende honden van [gedaagde] in huis. Reu: [A] , Teef: [B] , Reu: [C] , Teef: [D] .
Mevr. [eiseres] is daarvoor het volgende geldbedrag schuldig, de helft van de puppy aankoop prijs. 3x de helft van 3.500 euro is 5.250 euro, 1x de helft van 3.000 euro is 1.500 euro, samengeteld 6.750 euro.
Daarna zullen beide partijen de lusten maar ook de lasten dragen van eventuele nestjes. En zal mevr. [eiseres] de volledige verzorging qua eten en vachtverzorging op zich nemen.
(…)
Uitdekkingen van Reuen wordt nimmer gedaan zonder overleg, en de prijs daarvan is 750 euro, met recht als de teef leeg blijft een gratis herdekking. En nimmer op teven zonder stamboom. Ook dat wordt gedeeld door beide partijen.
Mocht onverwachts één van de hondjes ziek worden, is [gedaagde] degene die beslist wat er gedaan wordt met het hondje. Ook dat wordt gedeeld door beide partijen.
(…)
Als teefjes uit de fok zijn mag mevr. [eiseres] ze herplaatsen, en zal ik [gedaagde] , of mijn zoon [E] de originele papieren overdragen.
(…)”
2.2.
Nadat partijen de overeenkomst aangegaan zijn, heeft het teefje [D] (hierna te noemen: “ [D] ”) één nestje gehad met zes pups.
2.3.
Op 8 november 2022 heeft [gedaagde] een factuur van € 792,10 ontvangen van de Raad van Beheer voor de registratie van de pups. [gedaagde] heeft deze factuur betaald.
2.4.
Vervolgens heeft [gedaagde] op 14 december 2022 een bedrag van € 201,00 betaald aan de Dierenkliniek [F] voor de inenting van de pups.
2.5.
[eiseres] heeft op 1 januari 2023 [gedaagde] via een WhatsApp bericht verzocht om de overeenkomst te beëindigen. Op 7 januari 2023 heeft [gedaagde] via een WhatsApp bericht bij [eiseres] aangegeven de overeenkomst te ontbinden.
2.6.
Daarna heeft [gedaagde] op 26 januari 2023 nog een bedrag van € 203,08 betaald aan Dierenkliniek [F] voor de inentingen van de pups.
2.7.
Op 29 september 2023 heeft [eiseres] de reu [C] (hierna te noemen: “ [C] ”) tezamen met twee pups naar [gedaagde] gebracht.
2.8.
Op 28 februari 2024 heeft [eiseres] [gedaagde] geïnformeerd dat [D] een acute baarmoederontsteking had en met spoed een operatie heeft moeten ondergaan. [D] verkeert inmiddels weer in goede gezondheid, maar is niet meer geschikt om mee te fokken. [eiseres] heeft [D] herplaatst bij derden.
2.9.
[A] (hierna te noemen: “ [A] ”) is inmiddels overleden.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert in conventie – samengevat – de omvang en samenstelling van de tussen partijen bestaande gemeenschap, alsook de verdeling van deze gemeenschap vast te stellen. Tevens vordert [eiseres] om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de pensionkosten.
3.2.
[gedaagde] voert in conventie verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] in conventie, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.3.
[gedaagde] vordert in reconventie – samengevat – tot afgifte van de drie volwassen honden en twee pups aan [gedaagde] , alsook om [eiseres] te veroordelen tot betaling van een bedrag van in totaal € 7.392,86.
3.4.
[eiseres] voert in reconventie verweer. [eiseres] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] in reconventie, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

4.1.
Omdat de vorderingen van [eiseres] in conventie en de vorderingen van [gedaagde] in reconventie zodanig met elkaar samenhangen, zullen zij hieronder gezamenlijk worden behandeld.
De uitleg van de overeenkomst: er is sprake van een gemeenschap tussen partijen
4.2.
Partijen zijn het over een aantal punten eens. Het was de bedoeling van partijen dat [eiseres] de vier volwassen honden zou verzorgen en dat partijen met deze honden zouden fokken. De pups die volgden uit deze fok, zijn gemeenschappelijk eigendom van partijen, waarvan partijen de baten en kosten bij helfte dragen. Het gaat hierbij om de opbrengsten van de pups en de dekkingen (de baten) en de kosten zoals stamboekregistraties, inentingen en andere medische kosten (de lasten). Er is in dat kader sprake van een gemeenschap tussen partijen ex artikel 3:166 BW. Op grond van artikel 3:2a lid 2 BW kan namelijk ook het onverdeelde eigendom van dieren – in dit geval honden – leiden tot een (eenvoudige) gemeenschap tussen partijen.
4.3.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van de overeenkomst op het punt van de eigendom van de vier volwassen honden en de vraag of de vier volwassen honden ook deel uitmaken van de bestaande eenvoudige gemeenschap tussen partijen. [eiseres] ziet deze overeenkomst als een koopovereenkomst, waarin het mede-eigendom van de vier volwassen honden door [gedaagde] overgedragen is aan [eiseres] . [gedaagde] stelt zich echter op het standpunt dat er sprake is van een fok-en verzorgingsovereenkomst, waarbij er geen eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden.
4.4.
Bij de uitleg van de overeenkomst gaat het om de vraag wat partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten en welke betekenis zij redelijkerwijs mochten toekennen aan de bepalingen in die overeenkomst en elkaars gedragingen (“de haviltex-maatstaf”).
4.5.
[eiseres] draagt de stelplicht en de bewijslast van de door haar verdedigde uitleg van de overeenkomst, dat sprake is van een koopovereenkomst. Zij beroept zich in conventie op het voor haar gunstige rechtsgevolg daarvan, namelijk dat de honden gezamenlijk eigendom zijn (geworden) en moeten worden verdeeld (en dus niet terug moeten naar [gedaagde] ). De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] de door haar verdedigde uitleg voldoende heeft onderbouwd, in het licht van de betwisting van [gedaagde] . [eiseres] mocht er – gezien de inhoud en uitleg van de overeenkomst – gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij het mede-eigendom van de vier volwassen honden verkreeg. Ervan uitgegaan moet daarom worden dat partijen bedoeld hebben de (onverdeelde) helft van het eigendom van de vier volwassen honden over te dragen in de overeenkomst. Dat licht de kantonrechter hieronder toe.
4.6.
Ten eerste wijst de letterlijke tekst van de overeenkomst op een mede-eigendom van [eiseres] . Partijen hebben immers gekozen voor de bewoording “co-ouderschap”.
4.7.
Niet in geschil is daarnaast dat [eiseres] de helft van de aankoopwaarde van de puppy prijs voor de vier volwassen honden betaald heeft aan [gedaagde] , hetgeen ook een aanwijzing is dat partijen hebben bedoeld de helft van het eigendom over te dragen. [gedaagde] heeft erop gewezen dat deze prijs te laag/niet marktconform is als partijen daadwerkelijk bedoeld zouden hebben om de mede-eigendom over te dragen, omdat de volwassen honden bij verkoop meer hadden opgeleverd. Volgens [eiseres] klopt dat niet, en is de puppyprijs in dit geval, uitgaande van de van toepassing zijnde ‘huisdier klasse’, ongeveer gelijk aan de prijs van een volwassen hond. [gedaagde] heeft het voorgaande onvoldoende weersproken. Op zitting is [gedaagde] naar de onderbouwing van haar stelling bevraagd, maar kon zij daar geen antwoord op geven. Zij heeft daarom – gezien de gemotiveerde betwisting van [eiseres] – onvoldoende onderbouwd dat de vier volwassen honden meer waard zouden zijn dan het door [eiseres] aan [gedaagde] betaalde (en het in de overeenkomst opgenomen) bedrag.
4.8.
[eiseres] heeft verder tijdens de zitting er onweersproken op gewezen dat het de wens van beide partijen was om de honden gezamenlijk te verzorgen en ermee te fokken, omdat [gedaagde] naar haar pensioen wilde toewerken. [gedaagde] heeft niet betwist dat de honden, met het oog op haar aanstaande pensioen, zouden worden herplaatst, indien er door partijen niet meer gefokt zou worden met de honden. Tussen partijen is dan ook niet in geschil dat de honden niet meer terug zouden keren naar [gedaagde] . Gelet daarop, is het, zonder enige toelichting, die ontbreekt, niet logisch dat [gedaagde] de eigendom van de honden zou behouden.
4.9.
Ter zitting heeft [eiseres] aangegeven dat zij nooit akkoord zou zijn gegaan met het co-ouderschap als het slechts zou gaan om een fok- en verzorgingsovereenkomst. Zij zou niet een bedrag van € 6.750,00 betalen én de verzorging van de vier volwassen honden (en de kosten daarvan) volledig op zich nemen, zonder het mede-eigendom van deze honden te verkrijgen. Volgens [gedaagde] zou [eiseres] de verzorging (en de kosten daarvan) van de vier volwassen honden op zich nemen, omdat [gedaagde] dat daarvoor ook al vier jaar lang gedaan had. [gedaagde] heeft echter niet weersproken dat zij in die periode van vier jaar ook de lusten van de honden heeft genoten, meer concreet de opbrengsten van de verkoop van de pups en de dekkingen. Tussen partijen is immers niet in geschil dat [D] in die periode twee nestjes heeft gehad. Daarentegen moesten de lusten van eventuele nestjes op grond van de overeenkomst worden gedeeld, waar [eiseres] terecht op heeft gewezen.
Volgens [eiseres] was nou juist de bedoeling dat zij het mede-eigendom van de honden verkreeg, zodat zij de vier volwassen honden ook kon gebruiken voor dekkingen met haar eigen honden (om niet slechts te profiteren van één dekking per jaar van het koppeltje). Zij hoefde, gelet op die mede-eigendom, ook niet te betalen voor die dekkingen. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] de vier volwassen honden ook mocht laten dekken met haar eigen honden. Op grond van de overeenkomst moet voor “uitdekkingen van reuen” een bedrag van € 750,00 betaald worden. Vast staat dat “uitdekkingen” dekkingen buiten de eigen fokkerij zijn. Een dekking van de eigen honden van [eiseres] betreft – naar het oordeel van de kantonrechter – een dekking binnen de eigen fokkerij en dus geen uitdekking zoals bedoeld in de overeenkomst. Dit heeft [gedaagde] tijdens de zitting ook erkend. [gedaagde] heeft ter zitting gesteld dat partijen na het aangaan van de overeenkomst mondeling afgesproken hebben dat [eiseres] dit bedrag eveneens verschuldigd was, wanneer zij één van de volwassen zou gebruiken voor een dekking met haar eigen honden, maar deze gestelde afspraak heeft zij niet verder onderbouwd. Gezien de gemotiveerde betwisting hiervan door [eiseres] , zal de kantonrechter dan ook aan dit standpunt van [gedaagde] voorbij gaan. Het voorgaande duidt er ook op dat partijen bedoeld hebben de mede-eigendom over te dragen.
4.10.
Tot slot heeft [gedaagde] erop gewezen dat partijen – indien sprake zou zijn van een overdracht van (de helft van) het (onverdeelde) eigendom van de honden – het stamboekregister hadden laten wijzigen, hetgeen zij niet hebben gedaan. Volgens [eiseres] bestaat er echter geen mogelijkheid om twee eigenaren in dit register te laten registreren. Wel bestaat de mogelijkheid om een mede-eigenaar te laten registreren, maar diegene heeft dan geen beslissingsbevoegdheid over de honden. Daar heeft [eiseres] geen meerwaarde in gezien, vooral omdat dit ook extra kosten met zich meebracht. Om die reden hebben partijen hiervan afgezien. [gedaagde] heeft het voorgaande onvoldoende weersproken.
4.11.
De kantonrechter komt met oog op het bovenstaande tot de conclusie dat partijen bedoeld hebben de mede-eigendom van de vier volwassen honden aan [eiseres] over te dragen, waardoor [eiseres] mede-eigenaar is (geworden) van deze honden. Gelet hierop, behoren dus (ook) deze vier volwassen honden tot de tussen partijen bestaande gemeenschap (zie verder rov. 4.15). De kantonrechter wijst daarom de vorderingen in reconventie van [gedaagde] , tot afgifte van de volwassen honden aan [gedaagde] , af.
Een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de zijde van [eiseres] komt niet vast te staan, de overeenkomst is niet rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden
4.12.
Vast staat dat de overeenkomst tussen partijen is beëindigd. Partijen verschillen van mening over hoe de overeenkomst is beëindigd. [gedaagde] beroept zich op het standpunt (in reconventie) dat zij op 7 januari 2023 de overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden. Volgens [gedaagde] is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de zijde van [eiseres] , omdat [eiseres] onder meer een pup – die bestemd was voor de verkoop aan een koper in Duitsland – niet wilde afgeven. [eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van een tekortkoming en van verzuim.
4.13.
Het is de kantonrechter onduidelijk welke afspraak in de overeenkomst [eiseres] precies zou hebben geschonden en waarom dat een tekortkoming oplevert. Partijen hebben namelijk niet duidelijk in de overeenkomst vastgelegd hoe partijen beslissen over de pups die verkocht worden. Dat [eiseres] een pup niet wilde afgeven voor de verkoop is zonder enige toelichting, die ontbreekt, geen schending van een afspraak in de overeenkomst, en levert dus ook geen tekortkoming op. Dat [eiseres] andere afspraken zou hebben geschonden, is ook onvoldoende gebleken. Bovendien heeft [eiseres] er onweersproken op gewezen dat [gedaagde] de reden voor de ontbinding in eerste instantie (ook) niet duidelijk heeft gemaakt aan haar. Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde] , in het licht van de betwisting van [eiseres] , ruim onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Om die reden heeft [gedaagde] de overeenkomst niet rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden.
4.14.
[eiseres] heeft op 1 januari 2023 [gedaagde] verzocht om de overeenkomst te beëindigen. Omdat de reactie hierop van 7 januari 2023 niet aan te merken is als een buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst, gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde] de overeenkomst op dat moment opgezegd heeft, welke opzegging [eiseres] heeft aanvaard.
Verdeling van de gemeenschap
4.15.
Omdat sprake is van een bestaande gemeenschap tussen partijen en de overeenkomst door opzegging (en aanvaarding daarvan) is geëindigd, moet de tussen partijen bestaande gemeenschap worden verdeeld. Partijen zijn het echter niet eens over de samenstelling van de gemeenschap en de wijze waarop deze verdeeld moet worden. De kantonrechter zal daarom hieronder de omvang en samenstelling van de gemeenschap vaststellen en tevens per “onderdeel” komen tot een verdeling van deze gemeenschap.
De vier volwassen honden
4.16.
In beginsel hebben de vier volwassen honden deel uitgemaakt van de tussen partijen bestaande gemeenschap. Eén van deze honden, [A] , is overleden, waardoor het nog gaat om drie volwassen honden: [D] , [C] en [B] (hierna te noemen: “ [B] ”).
4.17.
[eiseres] heeft [D] inmiddels herplaatst bij derden, omdat zij een baarmoederontsteking had en met spoed geopereerd moest worden. Er kan niet meer gefokt worden met [D] . [eiseres] heeft ter zitting onbetwist toegelicht dat [D] verkocht is aan derden voor een bedrag van € 600,00. Nu [D] deel uitmaakte van de gemeenschap tussen partijen en [eiseres] haar verkocht heeft voor een bedrag van € 600,00, moet [eiseres] de helft van de opbrengst van [D] vergoeden aan [gedaagde] , zijnde een bedrag van € 300,00. De kantonrechter zal [eiseres] veroordelen tot betaling van een bedrag van € 300,00 aan [gedaagde] .
4.18.
De kantonrechter zal de vorderingen van [gedaagde] in reconventie omtrent [D] afwijzen. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] [D] zonder haar toestemming herplaatst, als gevolg waarvan zij schade zou hebben geleden. Tijdens de zitting is gebleken dat de gemachtigde van [eiseres] de gemachtigde van [gedaagde] bij brief van 28 februari 2024 heeft geïnformeerd over de acute baarmoederontsteking, de daarop volgende operatie/sterilisatie en de daarmee samenhangende herplaatsing (productie 9 van [gedaagde] ). In die brief wordt [gedaagde] gevraagd of zij een betrouwbare plek weet waar [D] kan worden geplaatst. Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiseres] toegelicht dat er daarna ook nog gecorrespondeerd is met (een collega van) de gemachtigde van [gedaagde] , maar dat er geen reactie meer is gekomen op die vraag, hetgeen [gedaagde] onvoldoende heeft weersproken. Bovendien staat het [eiseres] op grond van de overeenkomst vrij om honden te herplaatsen op het moment dat deze uit de fok gaan. Tussen partijen is niet in geschil dat het na de operatie van [D] niet meer mogelijk was om met haar te fokken. Dat geen sprake zou zijn geweest van een acute baarmoederontsteking en [eiseres] [D] niet zonder toestemming had mogen steriliseren, heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd in het licht van de correspondentie tussen de gemachtigden. Daarbij komt dat tijdens de zitting is gebleken dat [gedaagde] [C] kennelijk ook heeft herplaatst zonder overleg met [eiseres] , waaronder hierna meer.
4.19.
[gedaagde] heeft op 7 januari 2023 [C] in huis genomen. Ter zitting heeft [gedaagde] kenbaar gemaakt dat zij ook [C] inmiddels herplaatst heeft, omdat hij te oud was voor de fok. [gedaagde] stelt dat zij hier geen vergoeding voor heeft gekregen, hetgeen niet betwist is door [eiseres] . Dat betekent dat ook [C] inmiddels geen deel meer uitmaakt van de tussen partijen te verdelen gemeenschap.
4.20.
Op dit moment maakt dus enkel [B] als volwassen hond nog deel uit van de gemeenschap van partijen. Bij het vaststellen van de verdeling, geniet de kantonrechter een mate van vrijheid en is zij niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd (volgens HR 17 april 1998, NJ 1999/50). Wel moet de kantonrechter naar redelijkheid rekening houden met de belangen van partijen en het algemeen belang. Verder geldt dat op grond van artikel 3:2a lid 2 BW ook de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen, verplichtingen en rechtsbeginselen, alsmede de openbare orde en de goede zeden, in acht moeten worden genomen. Het voorgaande betekent onder meer dat ook rekening moet worden gehouden met het belang van [B] .
Beide partijen hebben aanspraak gemaakt op de toedeling van [B] . De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] een meer rechtmatig belang heeft bij de toedeling van [B] , omdat [eiseres] gesteld heeft dat zij nog met [B] wil fokken. Dat heeft [gedaagde] ook niet betwist. Het is de kantonrechter onduidelijk wat het belang van [gedaagde] is bij de toedeling van [B] . [gedaagde] heeft enkel te kennen gegeven dat zij niet wil dat [B] aan [eiseres] wordt toegedeeld, omdat de eventuele pups van [B] dan op naam van [eiseres] komen. Dat is geen rechtmatig belang. Daarbij komt dat [B] ook al geruime tijd bij [eiseres] verblijft en door haar verzorgd wordt, en het voor de hand ligt die feitelijk situatie voort te zetten. Voorstelbaar is namelijk dat dit ook in het belang van [B] is. De kantonrechter zal daarom [B] aan [eiseres] toedelen, waarbij [eiseres] de helft van de waarde van [B] aan [gedaagde] moet vergoeden. De kantonrechter heeft ter zitting beide partijen gevraagd naar de actuele waarde van [B] . Hierop is geen antwoord en/of onderbouwing van partijen gekomen. De kantonrechter zal daarom aansluiting zoeken bij de aankoopwaarde van [B] , nu dit de enige waarde is die objectief vast te stellen is. Dat betekent dat [eiseres] de helft van de aankoopwaarde van € 3.500,00 van [B] , zijnde een bedrag van € 1.750,00, aan [gedaagde] moet vergoeden. De kantonrechter zal [eiseres] veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.750,00 aan [gedaagde] .
Kosten die samenhangen met de volwassen honden: kosten van de MRI
4.21.
[eiseres] stelt dat zij een bedrag van € 350,00 betaald heeft voor een MRI scan van [B] , welk bedrag deel uit zou maken van de gemeenschap van partijen en waarvan [gedaagde] dus de helft zou moeten vergoeden aan [eiseres] .
4.22.
Tijdens de zitting is gebleken dat het gaat om een MRI scan die gemaakt moet worden voordat er met de betreffende hond gefokt kan worden. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] de MRI scans voor de drie andere volwassen honden betaald heeft. Bovendien hebben partijen hierover geen afspraken gemaakt in de overeenkomst. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de kosten van de MRI scan van [B] voor eigen rekening van [eiseres] komen, temeer nu [eiseres] degene is die met [B] wil fokken, waarvoor de MRI scan benodigd is. De kantonrechter zal de vorderingen in conventie van [eiseres] hieromtrent afwijzen.
Kosten die samenhangen met de volwassen honden: kosten van de dekkingen
4.23.
Voorts heeft [gedaagde] in reconventie een bedrag van € 3.000,00 ten laste van [eiseres] gevorderd, uit hoofde van niet ontvangen opbrengsten van dekkingen. Volgens [gedaagde] heeft [C] tenminste vijf dekkingen verricht, waarvan één al is betaald, en waarvoor [eiseres] thans nog een vergoeding van in totaal € 3.000,00 (4x € 750,00) aan [gedaagde] verschuldigd zou zijn. [eiseres] heeft het voorgaande betwist. Volgens [eiseres] heeft [C] slechts drie teven van [eiseres] gedekt gedurende de overeenkomst en die hoeven niet te worden betaald; enkel de dekkingen buiten de fokkerij moesten worden betaald.
4.24.
De rechtbank begrijpt dat de dekking die al is betaald betrekking heeft op een dekking van een teef van [eiseres] voor het aangaan van de overeenkomst, te weten op 17 april 2021. Niet in geschil is verder dat de dekkingen met [C] gedurende de overeenkomst (enkel) betrekking hebben op de teven van [eiseres] . Op grond van de overeenkomst moeten uitdekkingen van reuen – zoals Kasper – gedaan worden in overleg, tegen betaling van € 750,00. Uitdekkingen betreffen dekkingen buiten de eigen fokkerij. Een dekking van de eigen honden van [eiseres] betreft een dekking binnen de eigen fokkerij en dus geen uitdekking zoals bedoeld in de overeenkomst. Dit heeft [gedaagde] tijdens de zitting ook erkend. De kantonrechter verwijst ook naar rov. 4.9 hiervoor.
4.25.
Dat partijen een andersluidende mondelinge afspraak hebben gemaakt is verder niet gebleken (zie ook rov. 4.9 hiervoor). Omdat niet vast is komen te staan dat betaald moet worden voor dekkingen binnen de fokkerij, is ook niet relevant hoeveel dekkingen er zijn geweest.
4.26.
Gelet op het voorgaande, zal de kantonrechter de vorderingen in reconventie van [gedaagde] hieromtrent afwijzen.
De pups
4.27.
Voorts hebben in beginsel zes pups deel uitgemaakt van de tussen partijen bestaande gemeenschap. Twee van de zes pups heeft [gedaagde] begin 2023 verkocht. De verkoop van deze twee pups heeft in totaal een bedrag van € 5.000,00 opgebracht, aldus [gedaagde] , welk bedrag [gedaagde] nog onder zich heeft. [eiseres] heeft dat bedrag niet betwist. [gedaagde] dient in dat kader de helft van de verkoopopbrengst van de twee pups te vergoeden aan [eiseres] , zijnde een bedrag van € 2.500,00. De kantonrechter zal [gedaagde] veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.500,00 aan [eiseres] .
4.28.
De overige vier pups hebben partijen feitelijk zelf al verdeeld nadat de overeenkomst is beëindigd. Ten aanzien van de pups was immers niet in geschil dat deze gezamenlijk eigendom waren. Beide partijen hebben (uiteindelijk) ieder twee pups toegedeeld gekregen, één reu en één teefje. Op grond van artikel 3:185 lid 1 BW gelast de kantonrechter de wijze van verdeling of stelt zij zelf de verdeling vast, indien de deelgenoten over een verdeling niet tot overeenstemming kunnen komen. Omdat de overgebleven vier pups feitelijk al verdeeld zijn, komt de kantonrechter gezien het voorgaande niet meer toe aan het vaststellen van de verdeling hiervan. Niet relevant is daarom dat [eiseres] de aan haar toebedeelde twee pups al weer heeft verkocht.
Kosten die samenhangen met de pups: kosten van de stamboekregistraties en inentingen
4.29.
Tussen partijen is niet in geschil dat de baten en de kosten van de pups op grond van de overeenkomst tussen partijen gedeeld moeten worden. Partijen zijn het erover eens dat de door [gedaagde] betaalde kosten voor de stamboekregistraties door partijen gedeeld moeten worden, op grond waarvan [eiseres] de helft van de door [gedaagde] betaalde kosten aan [gedaagde] moet vergoeden. [gedaagde] stelt dat partijen ook nog de kosten voor de inentingen moeten delen.
4.30.
[eiseres] geeft aan dat [gedaagde] een bedrag van € 675,00 betaald heeft voor (enkel) de stamboekregistraties. Ten aanzien van de inentingen stelt [eiseres] in de dagvaarding dat beiden zes inentingen hebben betaald voor de pups.
[gedaagde] vordert in reconventie betaling van een bedrag van € 598,09 (in totaal) voor de stamboekregistraties en de inentingen, welk bedrag zij onderbouwd heeft met de onderliggende facturen (producties 1 en 4). Volgens [gedaagde] heeft zij € 404,08 betaald voor de inentingen en € 792,10 voor de stamboekregistraties, waarvan [eiseres] nog de helft aan haar moet betalen. [eiseres] heeft bij antwoord in reconventie noch op zitting weersproken dat zij de helft van het bedrag voor de betreffende inentingen nog moet betalen.
De kantonrechter zal daarom aansluiten bij de door [gedaagde] gevorderde bedragen, omdat deze ook uit de facturen blijken. [eiseres] zal gelet hierop worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 598,09 aan [gedaagde] .
Pensionkosten
4.31.
[eiseres] vordert een vergoeding van de pensionkosten voor de aan [gedaagde] toegewezen volwassen honden en pups vanaf 7 januari 2023 tot aan het moment dat de aan [gedaagde] toegewezen honden en pups door [gedaagde] zijn opgehaald. De pensionkosten zouden volgens [eiseres] € 20,00 per dag voor een volwassen hond bedragen en € 10,00 per dag voor een pup, waarbij [eiseres] de facturen van haar eigen honden crèche in het geding gebracht heeft. [gedaagde] heeft betwist dat zij een vergoeding aan [eiseres] verschuldigd is voor de periode dat zij de honden en pups opgevangen en verzorgd heeft. Indien en voor zover [gedaagde] toch een vergoeding verschuldigd is, heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat de door [eiseres] gevorderde vergoeding buitensporig is en dat deze vergoeding op een lager bedrag dient te worden vastgesteld.
4.32.
Vast staat dat de volwassen honden en de pups tot aan de (feitelijke) verdeling gemeenschappelijk eigendom zijn (of waren) van partijen (voor wat betreft de pups tot aan 14 juni 2023). In dat kader zijn partijen gehouden om op grond van artikel 3:172 BW ieder de helft van de kosten te betalen, tenzij een regeling anders bepaalt. In dit geval is sprake van een regeling die anders bepaalt, omdat op grond van de overeenkomst op [eiseres] de verplichting rustte om de volledige verzorging (en de kosten daarvan) van de volwassen honden op zich te nemen. Uit de overeenkomst vloeit geen verplichting voor [gedaagde] voort in die zin dat [gedaagde] ook moet bijdragen in deze kosten. De kantonrechter zal daarom de door [eiseres] gevorderde vergoeding van de pensionkosten van € 20,00 per dag voor de volwassen honden, waarbij het in deze enkel gaat om [C] die [gedaagde] op 14 juni 2023 in huis heeft genomen (en die [gedaagde] zelf al herplaatst heeft), afwijzen.
4.33.
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat partijen op grond van de overeenkomst samen de lusten en de lasten dragen van de pups. Dat betekent dat de helft van de kosten van de pups voor rekening komt van [gedaagde] . [eiseres] heeft een vergoeding gevorderd van € 10,00 per dag per pup voor de twee pups die aan [gedaagde] toegewezen zijn vanaf 7 januari 2023 tot de dag waarop [gedaagde] ze opgehaald heeft, meer concreet tot 14 juni 2023. De kantonrechter is het met [gedaagde] eens dat dit geen redelijk bedrag is. [eiseres] brengt het bedrag van € 10,00 per dag per pup immers ook in rekening aan derden voor de opvang en verzorging van hun pups. [eiseres] heeft een honden crèche. Het is aannemelijk dat er een winstmarge zit in het bedrag van € 10,00 per dag voor een pup, omdat dit het verdienmodel van [eiseres] betreft. De kantonrechter gaat er daarom niet vanuit dat het bedrag van € 10,00 per dag per pup in lijn is met de werkelijk door [eiseres] gemaakte kosten voor de pups van [eiseres] en [gedaagde] . [gedaagde] heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat de pups € 40,00 per maand per pup kosten. [eiseres] heeft dit tijdens de zitting niet betwist. Daarnaast heeft [eiseres] nagelaten om inzichtelijk te maken wat de daadwerkelijke kosten van de pups zijn geweest en heeft zij dit ook niet nader onderbouwd. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , en rekening houdend met de redelijkheid en billijkheid waardoor de rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst, zal de kantonrechter daarom aansluiting zoeken bij het door [gedaagde] voorgestelde bedrag van € 40,00 per maand per pup. Dat komt neer op een totaalbedrag van (afgerond) € 400,00 over de periode van 7 januari 2023 tot 14 juni 2023. De kantonrechter zal [gedaagde] in dat kader veroordelen tot betaling van een bedrag van € 400,00.
De proceskosten worden gecompenseerd
4.34.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen en het in verdelingszaken veelal gebruikelijk is om de proceskosten te compenseren, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap als volgt vast:
aan [eiseres] wordt toebedeeld:
  • de verkoopopbrengst van [D] van € 600,00;
  • [B] ;
  • een vordering van € 2.5000,00 op [gedaagde] uit hoofde van de helft van de verkoopopbrengst van de reeds verkochte twee pups;
  • een vordering van € 400,00 op [gedaagde] uit hoofde van de vergoeding van de door [eiseres] betaalde kosten voor de verzorging en opvang van de aan [gedaagde] toegedeelde pups over de periode van 7 januari 2023 tot 14 juni 2023,
Totaal vorderingen op [gedaagde] : € 2.900,00
aan [gedaagde] wordt toebedeeld:
  • een vordering van € 300,00 op [eiseres] uit hoofde van de helft van de verkoopopbrengst van [D] ;
  • een vordering van € 1.750,00 op [eiseres] uit hoofde van de helft van de aankoopwaarde van [B] ;
  • de verkoopopbrengst van de reeds verkochte twee pups van € 5.000,00;
  • een vordering van € 598,09 op [eiseres] , uit hoofde van de vergoeding van de door [gedaagde] betaalde kosten voor de stamboekregistraties en inentingen van de pups,
Totaal vorderingen op [eiseres] : € 2.639,09
5.2.
veroordeelt [gedaagde] met het oog op de onder 5.1 vastgestelde verdeling tot betaling aan [eiseres] van € 260,91,
5.3.
bepaalt dat [gedaagde] binnen één week na de datum van dit vonnis de registratie in het stamboekregister van [B] en de twee pups, die partijen feitelijk hebben verdeeld (zie rov. 4.28), moet overzetten op naam van [eiseres] , en hiervan het bewijs moet opsturen naar [eiseres] ,
5.4.
bepaalt dat partijen elk gehouden zijn om de helft van de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, voor zover van toepassing, te voldoen,
5.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M Janssen en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2024.