ECLI:NL:RBOBR:2024:4414

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
01/038065-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijke onvoorzichtigheid

Op 24 september 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 februari 2022 betrokken was bij een verkeersongeval te De Mortel, gemeente Gemert-Bakel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat heeft geleid tot een ongeval waarbij twee inzittenden van het voertuig zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De verdachte reed met een snelheid van 110-123 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 80 kilometer per uur was. Dit gedrag werd gekwalificeerd als schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 70 uren en een rijontzegging voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De uitspraak volgde na een onderzoek ter terechtzitting op 10 september 2024, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor een tweede ten laste gelegd feit, omdat er geen sprake was van opzettelijk schenden van verkeersregels in ernstige mate. De rechtbank volgde dit standpunt en sprak de verdachte vrij van dit tweede feit.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder veroordeeld was en dat het ongeval meer dan twee jaar geleden had plaatsgevonden. De rechtbank overwoog ook de impact van het ongeval op de slachtoffers, die de verdachte geen verwijten maakten. Uiteindelijk werd de strafmaat bepaald op basis van de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.038065.22
Datum uitspraak: 24 september 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2002] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 augustus 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2022 te De Mortel, gemeente Gemert-Bakel als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto/personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Bakelseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met een snelheid van ongeveer 110-123 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, te rijden en/of
- met een hoge en/of hogere snelheid, dan de aldaar toegestane maximumsnelheid, voor dan wel in een bocht gevaarlijk in te halen,
waardoor hij in die bocht de controle over het motorrijtuig verloor en/of met het motorrijtuig de weg over de rijbaan niet kon volgen en/of met het motorrijtuig al remmend in de linkerberm kwam en/of met de linkerzijde van het motorrijtuig ter hoogte van het voorportier een boom schampte en/of met de voorzijde van het motorrijtuig tegen een boom botste en/of met het motorrijtuig om zijn lengteas door de berm rolde en/of met het motorrijtuig op zijn dak op de linkerrijstrook van de Bakelseweg tot stilstand kwam,
waardoor (een) ander(en), te weten
een passagier van het motorrijtuig (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nek, een verbrijzelde rechterduim, een gebroken rechterpols, een gescheurde milt, een gescheurde alvleesklier en/of (een) gebroken rib(ben), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of
een passagier van het motorrijtuig (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in de nekwervel, (een) gebroken rib(ben), een klaplong, een longkneuzing, een scheur in de milt, schaafwondjes en/of storing in het bewustzijn, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2022 te De Mortel, gemeente Gemert-Bakel als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto/personenauto) daarmee rijdende op de weg, de Bakelseweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- met een snelheid van ongeveer 110-123 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, te rijden
en/of
- met een hoge en/of hogere snelheid, dan de aldaar toegestane maximumsnelheid, voor dan wel in een bocht gevaarlijk in te halen,
waardoor hij in die bocht de controle over het voertuig verloor en/of met het voertuig de weg over de rijbaan niet kon volgen en/of met het voertuig al remmend in de linkerberm kwam en/of met de linkerzijde van het voertuig ter hoogte van het voorportier een boom schampte en/of met de voorzijde van het voertuig tegen een boom botste en/of met het voertuig om zijn lengteas door de berm rolde en/of met het voertuig op zijn dak op de linkerrijstrook van de Bakelseweg tot stilstand kwam,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) (te weten inzittenden van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig (genaamd [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] )) te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het eerste ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft gesteld dat het rijgedrag van verdachte heeft geleid tot het verkeersongeval, waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen en dat het rijgedrag van verdachte als ‘zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam’ dient te worden aangemerkt.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het tweede ten laste gelegde feit omdat er geen sprake is van het opzettelijk schenden van één of meer verkeersregels in ‘ernstige mate’.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich voor wat betreft het eerste ten laste gelegde feit, met daarbij de opmerking dat het rijgedrag van verdachte valt te kwalificeren als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend’, de minst zware vorm van schuld van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet kan worden gesproken van een aaneengesloten reeks ernstige verkeersovertredingen. Evenals de officier van justitie verzoekt de verdediging verdachte vrij te spreken van dit feit.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis, en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank in het bijzonder nog het volgende.
De verkeersgedragingen en feitelijkheden.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 12 februari 2022, als beginnend bestuurder, over de Bakelseweg in de richting van De Mortel reed in een Ford pick-up met als inzittenden [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,. De Bakelseweg bestond uit één rijbaan die door middel van een onderbroken as-markering was verdeeld in twee rijstroken, bestemd voor verkeer in beide richtingen. De maximum snelheid bedroeg 80 kilometer per uur. De rechtbank stelt vast dat verdachte met een snelheid van ongeveer 123 kilometer per uur een andere personenauto heeft ingehaald. Verdachte heeft de Ford pick-up vervolgens teruggestuurd naar de rechterrijbaan. Door daarna met een te hoge snelheid van tussen de 110 en 123 kilometer per uur te rijden, is de kritische bochtsnelheid – van de scherpe bocht naar rechts in de Bakelseweg – overschreden, waardoor de Ford de weg over de rijbaan niet kon volgen. Hierdoor kwam de Ford in de linkerberm en heeft de eerste boom geschampt waarna de Ford tegen de tweede boom is gebotst en over zijn lengte-as door de berm is gerold, waarna de Ford op zijn dak, op de linkerrijstrook van de Bakelseweg tot stilstand is gekomen.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben door het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Vrijspraak feit 2:
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
T.a.v. feit 1
Mate van schuld.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich bij dit ongeval zodanig heeft gedragen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, waarbij roekeloos geldt als de zwaarste vorm van schuld. Verdachte zal, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging worden, vrijgesproken van roekeloos rijgedrag, zodat dit onderdeel van de tenlastelegging verder onbesproken kan blijven.
Bij de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet valt in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid en dus van schuld ex artikel 6 WVW 1994. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
De verdachte heeft één voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregel geschonden. Hij reed op een weg waar de maximaal toegestane snelheid 80 kilometer per uur was, tussen de 110 en 123 kilometer per uur.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte door de vernoemde verkeersgedraging zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen. Verdachte heeft niet met de vereiste voorzichtigheid en alertheid aan het verkeer deelgenomen. Verdachte heeft daarmee schuld in de zin van artikel 6 WVW aan het verkeersongeval waardoor twee van de zes inzittenden ernstig lichamelijk letsel hebben opgelopen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat:
hij opof omstreeks12 februari 2022 te De Mortel, gemeente Gemert-Bakel als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto/personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Bakelseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doorroekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtigen/of onoplettend,
- met een snelheid van ongeveer 110-123 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, te rijden en/of
- met eenhoge en/ofhogere snelheid, dan de aldaar toegestane maximumsnelheid, voordan wel ineen bochtgevaarlijkin te halen,
waardoor hij in die bocht de controle over het motorrijtuig verloor en/ofmet het motorrijtuig de weg over de rijbaan niet kon volgen en/ofmet het motorrijtuig al remmend in de linkerberm kwam en/ofmet de linkerzijde van het motorrijtuig ter hoogte van het voorportier een boom schampte en/ofmet de voorzijde van het motorrijtuig tegen een boom botste en/ofmet het motorrijtuig om zijn lengteas door de berm rolde en/ofmet het motorrijtuig op zijn dak op de linkerrijstrook van de Bakelseweg tot stilstand kwam,
waardoor(een)ander(en), te weten
een passagier van het motorrijtuig(genaamd [slachtoffer 1])zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nek, een verbrijzelde rechterduim, een gebroken rechterpols, een gescheurde milt, een gescheurde alvleesklier en/of (een) gebroken rib(ben), of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,en/of
een passagier van het motorrijtuig(genaamd [slachtoffer 2])zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in de nekwervel,(een)gebroken rib(ben), een klaplong, een longkneuzing, een scheur in de milt, schaafwondjes en/ofstoring in het bewustzijn, of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een werkstraf op te leggen voor de duur van 100 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte direct na het ongeval en tijdens zitting schuldbewust was, dat verdachte geen documentatie heeft en er veel tijd verstreken is sinds het ongeval.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht bij het bepalen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdediging verzoekt ten aanzien van de strafmaat een werkstraf op te leggen in combinatie met een rijontzegging van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overtreding van artikel 6 WVW. Hij heeft bij een inhaalmanoevre op een tweebaansweg de snelheid van zijn voertuig fors verhoogd op een punt waar dat niet verantwoord was gelet op de scherpe bocht die kort daarna volgde. Verdachte is vervolgens van de weg geraakt, waarna de Ford in botsing is gekomen met een boom in de berm en op zijn dak tot stilstand is gekomen. Door dit ongeval hebben twee van de vijf inzittenden zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden dat verdachte niet eerder veroordeeld is, het ongeval ruim tweeënhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden en verdachte schuldbewust en berouwvol is. Voorts houdt de rechtbank rekening met het leed dat de slachtoffers is aangedaan, maar dat zij verdachte, met wie zij bevriend zijn, hem geen verwijten maken. Zij kennen hem als een prettige chauffeur. Tot slot houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werk als monteur en chauffeur te kunnen uitvoeren.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en zwaarte van de op te leggen straf rekening gehouden met de mate van schuld en acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten geven in het geval van het veroorzaken van een verkeersongeval, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg en waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld, een taakstraf van 120 uren aan. Als bijkomende straf is op grond van die oriëntatiepunten een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen aan de orde.
De rechtbank ziet aanleiding om af te wijken van de strafreis zoals door de officier van justitie verwoord en van de oriëntatiepunten. De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 70 uren passend en geboden. Indien de taakstraf niet of niet meer naar behoren wordt verricht, wordt deze vervangen door 35 dagen hechtenis. De rechtbank zal daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opleggen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf
Legt op de volgende straffen:
  • een
  • een
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Jansen, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. S.H. Schepers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen, griffier,
en is uitgesproken op 24 september 2024.