ECLI:NL:RBOBR:2024:4413

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
01/002605-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met vuurwapen en mishandeling met ploertendoder

Op 24 september 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een vuurwapen en mishandeling met een ploertendoder. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 535 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De zaak kwam aan het licht na een incident op 1 januari 2024, waarbij de verdachte de slachtoffers bedreigde en mishandelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een ploertendoder had geslagen en met een vuurwapen had gedreigd, wat leidde tot ernstige angst bij de slachtoffers. De rechtbank legde ook een contactverbod op als bijzondere voorwaarde, om de slachtoffers te beschermen. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder de poging tot zware mishandeling en het voorhanden hebben van een busje traangas. De rechtbank overwoog dat de bedreigingen en het geweld een grote inbreuk maakten op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, wat hen langdurig zou kunnen beïnvloeden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn medische situatie, maar vond de gepleegde feiten te ernstig om een lichtere straf op te leggen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.002605.24
Datum uitspraak: 24 september 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 april 2024, 26 juni 2024 en 10 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 maart 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 10 september 2024 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Best, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
-
die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "waar is die kale kankerleier, ik schiet hem kapot" en/of “dan heeft ie geluk want ik schiet hem kapot. Zeg dat maar tegen hem, zeg dat maar tegen hem. Hij is de mijne” en/of "Het is de mijne als ik hem zie. Ik schiet zijn (ntv) uit zijn kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
-
(vervolgens) een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] te richten en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] te houden en/of een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 2] te tonen en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Wat doe je met mijn kind" en/of "Je raakt mijn kind aan" en/of "Als je mijn kind aanraakt, dan maak ik jou dood" en/of "[..] Hij gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
-
die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak hem kapot, hij gaat eraan. Zeg dat maar tegen hem", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
-
(vervolgens) met een (vuur)wapen, althans een op (vuur)wapen gelijkend voorwerp, een of meer kogel(s) (in de lucht) af te vuren/te schieten en/of
-
een ploertendoder, althans een langwerpig en/of hard en/of stomp voorwerp te tonen en/of met een ploertendoder, althans een langwerpig en/of hard en/of stomp voorwerp, op/tegen een muur te slaan/tikken;
welke bedreigingen (tevens) ter kennis van voornoemde [slachtoffer 1] zijn gekomen.
2. Primair
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Best, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een ploertendoder, althans een langwerpig en/of hard en/of stomp voorwerp, in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of op/tegen het sleutelbeen en/of de schouder en/of de nek/hals, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Subsidiair
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Best, althans in Nederland,
al dan niet met voorbedachten rade
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een ploertendoder, althans een langwerpig en/of hard en/of stomp voorwerp, op/tegen het sleutelbeen en/of de schouder en/of de nek/hals, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan.
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2024 te Best, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk één of meer ruit(en) van een (voor)deur en/of woning, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
4.
hij op of omstreeks 8 januari 2024 te Oost West en Middelbeers, gemeente Oirschot, althans in Nederland,
een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten
een stiletto, heeft gedragen en/of voorhanden heeft gehad.
5.
hij op of omstreeks 8 januari 2024 te Oost West en Middelbeers, gemeente Oirschot, althans in Nederland,
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te
weten een busje traangas (CS-gas),
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige,
verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde kan volgens de officier van justitie bovendien worden bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 tenlastegelegde feit. Daarbij is gewezen op omstandigheden uit het dossier op grond waarvan volgens de verdediging het daderschap van verdachte ten aanzien van die feiten niet kan worden aangenomen. Voorts kan niet worden bewezen dat verdachte, daar waar het feit 2 betreft, met voorbedachten rade heeft gehandeld. Gegeven de aard van het letsel kan slechts de subsidiair tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend worden bewezen. Tot slot heeft de verdediging verzocht om vrijspraak voor het onder 5 tenlastegelegde nu onvoldoende is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die het busje traangas voorhanden heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 primair en onder 5 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Tevens zal de rechtbank verdachte ter zake het onder 2 subsidiair tenlastegelegde partieel vrijspreken van de voorbedachten rade.
In het bijzonder overweegt de rechtbank daartoe het volgende.

Vrijspraak poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel (feit 2 primair)
Uit het dossier volgt dat verdachte met een voorwerp, waarvan aangever zegt dat het een ploertendoder was, richting het hoofd van aangever heeft geslagen. De partner van aangever heeft eveneens verklaard dat het om een ploertendoder ging. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan die waarneming. Volgens aangever gebeurde dit met de nodige kracht en kon hij de klap ontwijken, waarna de ploertendoder op zijn sleutelbeen is beland. Dit heeft geresulteerd in een rode striem op het sleutelbeen van aangever. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het relatief geringe letsel dat is ontstaan na ontwijking van de klap, niet buiten twijfel is komen vast te staan dat met zodanige kracht is geslagen dat kan worden gezegd dat sprake is geweest van het door verdachte aanvaarden van de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Niet gebleken is dat door het handelen van aangever de impact van de klap is verminderd. De rechtbank zal verdachte derhalve van feit 2 primair vrijspreken.

Partiële vrijspraak ‘voorbedachten rade’ (feit 2 subsidiair)
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte ‘verhaal is gaan halen’ bij aangever, nadat aangever een aanvaring met de zoon van verdachte had eerder die nacht. Verdachte is naar de woning van aangever gereden en heeft hem daar met een ploertendoder geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de constellatie van feiten niet worden afgeleid dat sprake was van een vooropgezet plan om aangever te mishandelen. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat op grond van het dossier niet valt vast te stellen op welk exact moment verdachte op de hoogte raakte van het incident tussen aangever en zijn zoon en op welk moment verdachte besloot in de auto te stappen om naar de woning van aangever te gaan. Wel kan de rechtbank vaststellen dat het tijdstip waarop de groep jongeren de woning van aangever verlaat (waaronder de zoon van verdachte) 01:08:39 uur betreft en het tijdstip waarop verdachte aankomt bij de woning van verdachte 01:34:42 uur betreft. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte heeft verklaard dat hij bij zijn ex-vrouw thuis was toen zijn zoon in paniek aan kwam. Uit het dossier maakt de rechtbank op dat de woning van de ex-vrouw van verdachte slechts enkele honderden meters van de woning van aangever gesitueerd was. Het voorgaande laat de mogelijkheid open dat de besluitvorming en de uitvoering van de mishandeling tot stand zijn gekomen in een korte tijdspanne, terwijl het handelen van de verdachte bovendien, blijkens de gedingstukken, door gevoelens van heftige emotie werd beheerst. Wat overblijft is dat verdachte een slagwapen heeft meegebracht naar de woning van aangever. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende om hieruit af te leiden dat verdachte met voorbedachten rade aangever wilde mishandelen.

Vrijspraak voorhanden hebben busje traangas (feit 5)
Op grond van de bewijsmiddelen, het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank niet vaststellen dat de jas waarin het busje traangas is aangetroffen aan verdachte toebehoorde. Dat brengt mee dat niet is komen vast te staan dat verdachte het busje traangas voorhanden heeft gehad, zodat verdachte van dat feit zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen.
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wel tot een veroordeling van het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsoverwegingen.
De rechtbank is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer tot vrijspraak van het onder 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde wordt weerlegd door de in de bewijsbijlage gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat daderschap ten aanzien van voornoemde feiten niet kan worden aangenomen en licht dit hierna toe.
De politie heeft de camerabeelden van de incidenten die op 1 januari 2024 hebben plaatsgevonden beschreven. Daarbij heeft de politie de confrontatie tussen aangever en de groep jongeren als incident 1 beschreven, de mishandeling en de vernieling met de ploertendoder als incident 2 (het onder 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde) en de bedreiging als incident 3 (het onder 1 tenlastegelegde). De politie heeft vervolgens per incident beschreven welke personen hierbij betrokken waren. De rechtbank leidt hieruit af dat het onder meer gaat om de volgende personen:
- NNM1: de politie heeft NNM1 gezien bij incidenten 1 en 2. Dit is een man met een pet op;
- NNM6: de politie heeft NNM6 gezien bij incidenten 2 en 3. Dit is een man met een langere jas aan;
- NNM7: de politie heeft NNM 7 gezien bij incident 3.
Wat betreft NNM6 heeft de politie geconstateerd dat hij tijdens incident 3 in de lucht schiet. Verder heeft de politie verdachte aan zijn stem en gezicht herkend als degene die schiet. Daarnaast heeft de politie geconstateerd dat in de linkermouw van NNM6 geen onderarm zit en dat verdachte zijn onderarm mist. De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat verdachte NNM6 is en dat hij zowel tijdens incident 2 als incident 3 aanwezig was.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte degene is geweest die met de ploertendoder heeft geslagen.
Wat betreft de onder 2 subsidiair tenlastegelegde mishandeling, heeft aangever [slachtoffer 1] verklaard dat tijdens incident 2 een van de mannen tegen hem schreeuwde wat hij met zijn zoon had gedaan en dat die schreeuwende man een uitschuifbare ploertendoder in zijn hand had waarmee hij aangever [slachtoffer 1] tegen zijn sleutelbeen heeft geslagen. Ook de politie heeft op de camerabeelden van incident 2 uitspraken gehoord als “wat doe jij met mijn zoon, kankerlijer”. Opvallend is dat de politie heeft beschreven dat verdachte tijdens incident 3 ook dergelijke uitspraken heeft gedaan, bijvoorbeeld “hij heeft aan mijn zoon gezeten en daarom kom ik hier effe”. Verder heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij verhaal ging halen bij aangever, omdat zijn zoon door aangever zou zijn bedreigd en geduwd. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte tijdens incident 2 voornoemde uitspraken heeft gedaan, dat verdachte de ploertendoder vast had en degene is geweest die aangever [slachtoffer 1] met de ploertendoder tegen het sleutelbeen heeft geslagen.
Wat betreft de onder 3 tenlastegelegde vernieling van de ruiten, heeft aangever [slachtoffer 1] verklaard dat hij dacht dat de ruiten van de voordeur eruit werden geslagen met behulp van de ploertendoder. Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze zag dat de man met de ploertendoder tegen de drie ruiten in de voordeur sloeg en deze vernielde. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande, in combinatie met het oordeel hiervoor dat verdachte degene is geweest met de ploertendoder, dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte de ruiten van de voordeur heeft vernield.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat:
1.
hij opof omstreeks1 januari 2024 te Best, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met eenof meeranderen,althans alleen, [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,door
-
die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "waar is die kale kankerleier, ik schiet hem kapot" en/of“dan heeft ie geluk want ik schiet hem kapot. Zeg dat maar tegen hem, zeg dat maar tegen hem. Hij is de mijne” en/of"Het is de mijne als ik hem zie. Ik schiet zijn (ntv) uit zijn kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
-
(vervolgens) een(vuur)wapen,althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] te richtenen/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] te houden en/of een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 2] te tonenen/of (daarbij)die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Wat doe je met mijn kind" en/of"Je raakt mijn kind aan" en/of"Als je mijn kind aanraakt, dan maak ik jou dood" en/of"[..] Hij gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
-
die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak hem kapot, hij gaat eraan. Zeg dat maar tegen hem", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
-
(vervolgens) met een(vuur)wapen, althans een op (vuur)wapen gelijkend voorwerp,eenof meerkogel(s) (in de lucht)af te vuren/te schieten en/of
-
een ploertendoder, althans een langwerpig en/of hard en/of stomp voorwerp te tonen en/of met een ploertendoder, althans een langwerpig en/of hard en/of stomp voorwerp, op/tegen een muur teslaan/tikken,
welke bedreigingen(tevens)ter kennis van voornoemde [slachtoffer 1] zijn gekomen.
2. Subsidiair
hij opof omstreeks1 januari 2024 te Best, althans in Nederland,
al dan niet met voorbedachten rade
[slachtoffer 1] heeft mishandeld doormeermalen, althans eenmaal (met kracht)met een ploertendoder, althans een langwerpig en/of hard en/of stomp voorwerp,op/tegen het sleutelbeen en/of de schouderen/of de nek/hals, althans het lichaamvan die [slachtoffer 1] te slaan.
3.
hij opof omstreeks1 januari 2024 te Best, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijkéén of meerruit(en)van een(voor)deuren/of woning, in elk geval enig goed, dat/diegeheel of ten deleaan [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2], in elk geval aan een andertoebehoorde(n)heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
4.
hij opof omstreeks8 januari 2024 te Oost West en Middelbeers,gemeente Oirschot, althans in Nederland,
een wapen van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten
een stiletto, heeft gedragen en/ofvoorhanden heeft gehad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren zal worden opgelegd. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient in mindering te worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van die straf. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijke deel een locatie- en een contactverbod met de slachtoffers wordt gekoppeld. Om maximale bescherming van de slachtoffers mogelijk te maken heeft de officier van justitie tevens gevorderd dat die verboden worden opgelegd door middel van de vrijheidsbeperkende maatregel uit artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Deze maatregel dient te worden opgelegd voor een periode van vijf jaren, is dadelijk uitvoerbaar en bij iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan dient vervangende hechtenis te worden toegepast voor de duur van veertien dagen. Tot slot is gevorderd dat het busje traangas en de stiletto worden onttrokken aan het verkeer.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is. Daarbij is door de raadsman gewezen op de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting, de relatief oude antecedenten op het uittreksel justitiële documentatie en het gegeven dat er geen aanwijzingen zijn voor herhaling. Voorts heeft de raadsman gewezen op het feit dat verdachte zich in een traject bevindt waarbij hij een bionische arm aangemeten zal krijgen. Het ondergaan van detentie zal dit traject doorkruisen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Naar aanleiding van een conflict over het afsteken van vuurwerk tussen het mannelijke slachtoffer en de zoon van verdachte, is verdachte naar de woning van de slachtoffers gegaan om verhaal te halen. Daarbij heeft verdachte het mannelijke slachtoffer met een ploertendoder geslagen en vervolgens de ruiten van de voordeur van de betreffende woning vernield. Verdachte is daarna vertrokken. Het moet zeer beangstigend zijn geweest voor de slachtoffers om bij hun woning - een plek waar men zich veilig behoort te voelen - te worden geconfronteerd met dergelijk geweld. Bij de mishandeling en vernieling is het niet gebleven. Verdachte is later met een vuurwapen teruggekomen en samen met zijn mededader, die een ploertendoder bij zich had, naar de woning van de slachtoffers gegaan opzoek naar het mannelijke slachtoffer. Die bleek echter op dat moment niet thuis. Er zijn vervolgens verschillende doodsbedreigingen geuit en het wapen is gericht op de vrouwelijke bewoonster. Om de bedreigingen kracht bij te zetten heeft verdachte na het verlaten van de woning op straat - midden in een woonwijk - met het vuurwapen in de lucht geschoten. Ook dit moet zeer beangstigend zijn geweest voor de slachtoffers en de personen die hiervan getuige zijn geweest. De rechtbank neemt hem dit handelen zeer kwalijk. Verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en dragen van een stiletto dat hij bij zijn aanhouding bij zich droeg.
Verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan ernstige feiten. Gelet op de ernst daarvan kan in verband met een juiste normhandhaving niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij haar beslissing over de hoogte van de straf heeft de rechtbank gelet op de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten, waaronder het oriëntatiepunt ter zake bedreiging. Naar het oordeel van de rechtbank kan daar, anders dan door de raadsman lijkt te worden voorgestaan, in het onderhavige niet zonder meer aansluiting bij worden gezocht. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreiging uit de buitencategorie. Er is niet slechts sprake van het tonen van een vuurwapen. Verdachte heeft het wapen ook gericht op een van de slachtoffers terwijl zij zich in haar woning bevond. Bovendien heeft hij met dat wapen in de lucht geschoten, nota bene in een woonwijk, nadat hij tevoren een van de slachtoffers met een ploertendoder had geslagen en enkele ruiten van de woning van de slachtoffers had vernield. Deze omstandigheden leggen ten nadele van de verdachte flink gewicht in de schaal.
Aan de andere kant heeft de rechtbank ook oog voor het gegeven dat verdachte in aanmerking komt voor een bionische arm. Een traject dat thans al geruime tijd loopt en waarvoor inmiddels de nodige specialistische, medische voorbereidingen hebben plaatsgevonden. Dit traject zal de nodige tijd in beslag zal nemen en zou, indien dat traject wordt doorkruist door detentie, ten einde kunnen komen. Daarbij komt dat de reclassering heeft ingeschat, zoals blijkt uit het rapport van 26 augustus 2024, dat het mislopen van dit traject op de langere termijn risicoverhogend kan werken.
Uit het reclasseringsrapport volgt voorts dat de recidivekansen worden ingeschat als gemiddeld tot hoog. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Gelet op deze inschatting acht de rechtbank een voorwaardelijke deel, met een proeftijd van drie jaren, aangewezen teneinde verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 535 dagen waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Dat brengt mee dat verdachte het onvoorwaardelijke deel van zijn straf, ruim acht maanden, reeds in voorarrest heeft uitgezeten.
Teneinde de slachtoffers te beschermen en tegemoet te komen aan hun gevoelens van onveiligheid zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een contactverbod opleggen. Eenzelfde contactverbod zal de rechtbank, zoals ook is geëist, opleggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel. Deze maatregel, die wordt opgelegd ter voorkoming van strafbare feiten, zal worden opgelegd voor een periode van vijf jaren en bij iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan kan vervangende hechtenis ten uitvoer worden gelegd voor de duur van veertien dagen. Gelet op de inschatting van de reclassering moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt. Daarom zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen van deze maatregel. Datzelfde geldt voor de bijzondere voorwaarde nu er aldus ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De slachtoffers hebben aangegeven geen locatieverbod te wensen omdat zij bang zijn dat de nieuwe adresgegevens, waarover ook de rechtbank niet beschikt, bij verdachte bekend worden. De oplegging van een locatieverbod zal de rechtbank daarom afwijzen.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank een (fors) lichtere straf zal opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. Dat komt op de eerste plaats omdat de rechtbank de verdachte, anders dan is gerekwireerd, zal vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde: de poging tot zware mishandeling. Voorts acht de rechtbank - anders dan de officier van justitie - niet bewezen dat verdachte het slachtoffer ‘met voorbedachten rade’ heeft mishandeld en wordt verdachte vrijgesproken van het voorhadden hebben van een busje traangas. Voorts heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden, te weten de kans die verdachte heeft om een bionische arm te laten aanmeten, zwaarder laten wegen dan de officier van justitie. Naar het oordeel van de rechtbank is met de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking gebracht.
Voorlopige hechtenis.
Gelet op artikel 72, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal de rechtbank het - reeds geschorste - bevel voorlopige hechtenis opheffen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De vordering van de benadeelde partij.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van in totaal € 3.020,26. Dit bedrag bestaat uit € 175,26 aan materiële schade en € 2.845,-. aan immateriële schade. De verzochte materiële schadevergoeding is opgebouwd uit toekomstige en reeds geleden schade en is te onderscheiden in de volgende posten:
  • reiskosten in verband met afspraken op het politiebureau ad € 37,76;
  • kosten coach ad € 137,50.
Ten slotte zijn als proceskosten gevorderd een bedrag van € 16,- in verband met reiskosten naar het kantoor van Slachtofferhulp Nederland (SHN).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de post ‘kosten coach’ niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Er is niet direct iets met de klachten gedaan, waardoor de kans dat de schade groter is geworden dan wanneer dat wel meteen was gedaan aanwezig is.
Beoordeling.
Immateriële schadevergoeding.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. De rechtbank acht daarom de gevorderde immateriële schade, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, toewijsbaar. Dit onderdeel van de vordering is ook niet weersproken. Een en ander zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Materiële schadevergoeding.
 Reiskosten politiebureau
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit onderdeel van de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
 Kosten coach
Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van Slachtofferhulp Nederland aangegeven dat de benadeelde partij eerst heeft aangezien of de klachten vanzelf zouden overgaan. Dat is geen ongebruikelijke en vanuit kostenefficiëntie ook een verdedigbare strategie. Dat de klachten door die opstelling zijn verergerd waardoor het (eenmalige) bezoek aan de coach noodzakelijk werd, is niet komen vast te staan. De rechtbank acht dit onderdeel van de vordering, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, toewijsbaar. Een en ander zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de factuur, 26 maart 2024, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten.
Uit artikel 238 Rv volgt dat een in persoon procederende partij reis- en aanverwante kosten, gemaakt voor het bijwonen van de zitting, als proceskosten vergoed kan krijgen. Reiskosten voor een bezoek aan slachtofferhulp vallen daar niet onder. Daarbij komt dat de benadeelde partij niet in persoon procedeert, zodat enkel de kosten voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. De rechtbank zal de reiskosten ten behoeve van het bezoek aan slachtofferhulp dan ook afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals hiervoor zijn genoemd.
Bevrijdende betaling.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van in totaal € 7.516,38. Dit bedrag bestaat uit € 6.016,38 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade. De verzochte materiële schadevergoeding is opgebouwd uit toekomstige en reeds geleden schade en is te onderscheiden in de volgende posten:
  • reiskosten in verband met doen van aangifte op het politiebureau ad € 18,88;
  • eigen risico ad € 885,-;
  • verlies arbeidsvermogen ad € 5.112,50.
Ten slotte zijn als proceskosten gevorderd een bedrag van € 16,- in verband met reiskosten naar het kantoor van Slachtofferhulp Nederland (SHN).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het relatief milde letsel dat de benadeelde partij heeft overgehouden aan de mishandeling niet strookt met de beschreven psychische gevolgen. Bovendien wordt beschreven dat sommige van de psychische klachten al aanwezig waren voor het bewezenverklaarde.
Ten aanzien van de materiële schade is geen onderbouwing gegeven van het percentage dat nog wél gewerkt kon worden terwijl er sprake lijkt te zijn van een verkapte loondienst. De vordering dient daarom op die punten niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling.
Immateriële schadevergoeding.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, toewijsbaar. Dit onderdeel van de vordering is ook niet weersproken. Een en ander zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. Dat de verdachte slechts licht letsel heeft overgehouden aan de mishandeling, maakt dat niet anders. De omstandigheden waaronder die mishandeling plaatsvond billijken het gevorderde bedrag.
Materiële schadevergoeding.
 Reiskosten politiebureau
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit onderdeel van de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
 Kosten eigen risico
De rechtbank acht dit onderdeel van de vordering, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, toewijsbaar. Een en ander zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum indienen vordering (20 februari 2024), tot aan de dag der algehele voldoening.
 Kosten verlies arbeidsvermogen
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van dit onderdeel van de vordering. De vragen die de raadsman heeft opgeworpen vragen om nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering hetgeen (in zoverre) een uitgebreide nadere behandeling zou vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering daarom een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten.
Uit artikel 238 Rv volgt dat een in persoon procederende partij reis- en aanverwante kosten, gemaakt voor het bijwonen van de zitting, als proceskosten vergoed kan krijgen. Reiskosten voor een bezoek aan slachtofferhulp vallen daar niet onder. Daarbij komt dat de benadeelde partij niet in persoon procedeert, zodat enkel de kosten voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. De rechtbank zal de reiskosten ten behoeve van het bezoek aan slachtofferhulp dan ook afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals hiervoor zijn genoemd.
Bevrijdende betaling.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten 4 en 5 zijn begaan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Verdachte wordt ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde feit weliswaar vrijgesproken, maar de rechtbank stelt vast dat het strafbare feit wel is begaan, zodat het busje traangas ook kan worden onttrokken aan het verkeer.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 38v, 38w, 47, 57, 285, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en 5 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde:
mishandeling;
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf en maatregelen
Legt op de volgende straf:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
535 dagenmet
aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
300 dagen voorwaardelijken een
proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben -in welke vorm dan ook, ook niet via derden- met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [1984] ;
- [slachtoffer 2] , geboren op [1985]
.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Legt op de volgende maatregelen:
- een
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van
5 jaren, welke maatregel inhoudt: een contactverbod.
Dit
contactverbodhoudt in dat veroordeelde gedurende 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [1984] ;
- [slachtoffer 2] , geboren op [1985]
Beveelt dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
14 dagenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
- Legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van
2.385,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
33 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 885,00 euro materiële schade en 1.500,00 euro immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 20 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van
2.982,50 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
39 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 137,50 euro materiële schade en 2.845,00 euro immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 26 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
-
Wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
in totaal 2.982,50 euro.
Voormeld bedrag bestaat uit 137,50 euro materiële schade en 2.845,00 euro immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 26 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst afde verzochte proceskosten van
16,00 euro. Veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaaltdat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
-
Wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van in
totaal 2.385,00 euro.
Voormeld bedrag bestaat uit 885,00 euro materiële schade en 1.500,00 euro immateriële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 20 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst afde verzochte proceskosten van
16,00 euro. Veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaaltdat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Beslag
onttrekt aan het verkeerde inbeslaggenomen goederen, te weten:
  • 1 STK Stiletto;
  • 1 BUS Pepperspray.
Voorlopig hechtenis
Heftop het bevel voorlopige hechtenis dat op 10 september 2024 is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.H. Schepers, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. A. Jansen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen, griffier,
en is uitgesproken op 24 september 2024.