Op 24 september 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van een handelhoeveelheid XTC-tabletten, met een bruto gewicht van ongeveer 914 gram. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De zaak kwam aan het licht na een verkeerscontrole op 19 juni 2024, waarbij de verdachte en een medeverdachte in een huurauto werden gecontroleerd. Tijdens deze controle werd een tas met XTC-pillen aangetroffen, die volgens de medeverdachte van de verdachte was. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging, die strekten tot bewijsuitsluiting en vrijspraak, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de pillen had vervoerd, ondanks zijn ontkenning van wetenschap van de drugs in de auto. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft ook het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat het belang van de strafvordering zwaarder woog dan de persoonlijke belangen van de verdachte. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.