In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 9 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de intrekking van een oude Hinderwetvergunning beoordeeld. De vergunning, oorspronkelijk verleend op 23 april 1992, was in de loop der jaren gelijkgesteld met een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) voor het houden van meer dan 15 varkens en meer dan 10 stuks rundvee. De rechtbank oordeelt dat eiser recht en belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, omdat hij na 1 januari 2024 een toereikende omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit wil verkrijgen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bernheze heeft de OBM ingetrokken omdat er gedurende drie jaar geen gebruik van is gemaakt, wat volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) mogelijk is.
De rechtbank concludeert dat het college bevoegd was om de vergunning in te trekken, aangezien er geen gebruik is gemaakt van de vergunning en er geen concrete plannen zijn gepresenteerd door eiser om de vergunning te heractiveren. Eiser heeft aangevoerd dat het college niet bevoegd was tot intrekking, maar de rechtbank oordeelt dat de intrekking in overeenstemming is met de wetgeving en dat de belangen van het milieu en de omgeving zwaarder wegen dan de belangen van eiser. De rechtbank wijst erop dat het college de belangen van eiser heeft meegewogen, maar dat deze niet de doorslag hebben gegeven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit tot intrekking van de OBM in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.