Uitspraak
GEMEENTE HELMOND,
1.De procedure
De griffier heeft aantekeningen van de mondelinge behandeling gemaakt.
2.De feiten
Vanwege de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) hebben partijen per 1 januari 2020 een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht gesloten, waarin de Cao gemeenten van toepassing is verklaard.
[verweerster] is bij de gemeente Helmond in dienst getreden in de functie van Medewerker Handhaving IV en is per 1 januari 2022 - als gevolg van functieonderhoud - geplaatst in de normfunctie Medewerker Handhaving III binnen de afdeling Veiligheid en Naleveling, cluster BOA, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 32 uur per week.
[verweerster] is sinds [datum] 2022 lid van de ondernemingsraad (OR).
15 februari 2018 door SSH aangesproken op haar houding en gedrag.
Tijdens deze gesprekken is aangegeven dat [verweerster] veel kennis en ervaring heeft en de potentie heeft om verder te groeien binnen haar functie en haar collega’s hierin kan meenemen, maar dat haar houding en gedrag haar hierin tegenwerken. Met [verweerster] is besproken dat zij hieraan dient te werken. Om die reden is haar geadviseerd aan de slag te gaan met een persoonlijk leer-/begeleidingstraject.
“ [verweerster] geeft aan dat wij [de daco's, CG] maar moeten accepteren dat dit overal gebeurd en steekt haar duim op en wenst ons succes om dit tegen te werken”.
De aanzegging en start van het verbetertraject is per brief d.d. 17 april 2020 bevestigd, waarbij is opgemerkt dat de inbreng en ervaring van [verweerster] zeer wordt gewaardeerd, maar dat zij dient te werken aan de wijze waarop zij zaken bespreekbaar maakt, omdat haar manier van communiceren juist zorgt voor een negatieve input.
:“Het is belangrijk dat [verweerster] zaken loslaat die ze niet kan veranderen. Genomen besluiten staan niet ter discussie en moet ze accepteren. Non-verbale signalen van gesprekspartners moeten worden opgepakt, waardoor [verweerster] zich bewuster wordt van het effect van haar gedrag en communicatiestijl. [verweerster] neemt haar functie inhoudelijk heel serieus en fungeert als vraagbaak voor de nieuwe collega's. Ze heeft ook een voorbeeldfunctie ten opzichte van de nieuwe collega's wat betreft houding en gedrag, dit moet ze laten zien in de praktijk. De cultuur binnen de afdeling moet er een worden van praten met in plaats van praten over elkaar. Hierin heeft het team al stappen gezet, maar ze zijn er nog niet. Feedback geven en ontvangen is een essentieel onderdeel van een betere communicatie en samenwerking. Ook hierin worden stappen van [verweerster] verwacht.”Eind maart 2021 zou de voortgang van [verweerster] worden besproken.
Op 16 juni 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] en de afdelingsmanager Veiligheid en Naleving.
Op 24 juni 2021 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] en haar coach over de voortzetting van het coachingstraject. Met [C] is afgesproken dat er één vervolg van vier uur zou komen.
Op 29 juli 2021 heeft de afdelingsmanager Veiligheid en Naleving per e-mail aan [verweerster] aangegeven dat de coaching een positief effect heeft op de houding en het gedrag van [verweerster] en dat zij vooruitgang laat zien, maar dat er geen aanleiding wordt gezien om de beoordeling aan te passen. Hij heeft voorgesteld om elk kwartaal een gesprek te laten plaatsvinden tussen [verweerster] en [C] . Een dergelijk gesprek vond plaats op 30 september 2021.
Op 10 mei 2022 heeft er weer een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] en [C] . Het eerste half uur was ook de manager Veiligheid en Naleving, [D] aanwezig, die heeft aangegeven dat zij een luisterend oor kan bieden, maar dat [C] de leidinggevende van [verweerster] is en dat zij zich in geval van problemen tot haar leidinggevende dient te wenden
“Dit traject is in die zin de laatste kans. Als het niet slaagt, dan volgt ontslag. Dat is niet het doel, maar het moet wel worden benoemd in dit stadium”.Het verbetertraject/coachingstraject heeft plaatsgevonden in de periode van oktober 2022 tot en met januari 2023.
Op 22 februari 2023 heeft de gemeente Helmond per brief van [verweerster] aangegeven dat zij het coachingstraject positief heeft afgerond, waarbij zij heeft aangegeven dat zij van [verweerster] verwacht dat zij de vooruitgang die zij heeft laten zien zal vasthouden en niet terugvalt in haar oude houding en gedrag.
Per brief van 10 mei 2023 heeft [C] [verweerster] uitgenodigd voor een gesprek met [D] om [verweerster] in de gelegenheid te stellen ‘zonder belemmeringen te ervaren haar kant van het verhaal te vertellen’ en om te bespreken ‘hoe we nu verder moeten’.
[verweerster] heeft tijdens dit gesprek met [D] gesproken over de rol die daco’s op de afdeling hebben en hun rol in de bestaande situatie, te weten dat er tweespalt bestaat omdat er een groep is die door de daco’s wordt gesteund en een groep die door de daco’s wordt genegeerd en tegengewerkt. Hierbij wordt door [verweerster] ook melding gemaakt van de verklaringen die zij heeft ontvangen van collega’s, maar die anoniem zijn gegeven omdat zij bang zijn voor de mogelijke repercussies.
[D] heeft verzocht om kennis te nemen van de inhoud van deze verklaringen. Hierop heeft de gemachtigde van [verweerster] aangegeven dat hij desbetreffende collega’s zou vragen of zij toestemming verleenden om de (anonieme) verklaringen aan [D] te overhandigen. Er werd een vervolggesprek gepland voor de week daarna. Op dat moment had de gemachtigde van [verweerster] nog geen reacties van medewerkers ontvangen en dit is aangegeven bij [D] .
[D] heeft tussentijds zelf onderzoek gedaan naar het signaal van [verweerster] over een angstcultuur, in de vorm van het voeren van laagdrempelige gesprekken met vijf medewerkers op haar afdeling, waarvan de uitkomst was dat er, op twee collega’s na, geen wezenlijke problemen werden ervaren. Er werd door hen niet gesproken over een angstcultuur of onveilige werksituatie.
3.Het verzoek en de grondslag daarvan
- de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op de eerst mogelijke datum met inachtneming van de opzegtermijn en onder aftrek van de proceduretijd;
- de kosten van deze procedure te compenseren;
In ieder geval vanaf 2018 is [verweerster] voortdurend aangesproken op haar houding en gedrag en in het bijzonder haar wijze van communiceren. Met haar verbale en non-verbale communicatie ondermijnt [verweerster] haar leidinggevenden en coördinatoren. [verweerster] heeft laten zien dat zij er niet van gediend is wanneer zij wordt aangesproken op haar gedrag en/of werkwijze. Zij komt werkafspraken niet na en trekt haar eigen plan. Wanneer zij hierop wordt aangesproken, reageert zij afwijzend en toont ze geen bereidheid de aan haar gegeven instructies op te volgen of doet zij dit met zeer veel weerzin. Dit terwijl juist van [verweerster] wordt verwacht dat zij als ervaren collega het goede voorbeeld geeft en zich als kartrekker opstelt. Daar komt bij dat [verweerster] de verantwoordelijkheid voor de situatie en haar gedrag buiten zichzelf legt. In zoverre ontbreekt het haar ook aan zelfinzicht. Dit terwijl het gaat om houding en gedrag dat in een periode van verscheidene jaren is waargenomen door verschillende leidinggevenden, directe collega's én externen.
De houding en het gedrag van [verweerster] blijkt een terugkerend probleem. Meermaals is haar namelijk coaching aangeboden en dat leek zijn vruchten af te werpen. Dit was echter telkens maar van korte duur, want kort na deze coachingstrajecten verviel [verweerster] in oud gedrag. Zij is dus niet in staat gebleken patronen te doorbreken. Integendeel, zij is juist gaan volharden in haar gedrag door anderen een verwijt te maken.
Het disfunctioneren is dan ook gelegen in het onvermogen van [verweerster] om te veranderen, ondanks coaching.
De verstoring is gelegen in het feit dat [verweerster] na meerdere coachingstrajecten en een verbetertraject niet in staat is om haar houding en gedrag duurzaam te verbeteren en naar de gemeente Helmond wijst als schuldige voor haar houding en gedrag. Door haar (ondermijnende) houding en gedrag heeft [verweerster] een negatieve invloed op het team en is de gemeente het vertrouwen in haar verloren. Daarnaast bemerkte de gemeente Helmond dat [verweerster] moeilijkheden ervoer in de samenwerking en communicatie met haar leidinggevende, [C] . Zij kent geen zelfreflectie.
In plaats van naar haar eigen gedrag en aandeel te kijken, maakt [verweerster] de gemeente Helmond en haar werknemers verwijten waardoor hun goede naam en eer wordt aangetast en waarvoor geen goede grond bestaat.
[verweerster] heeft ondanks meerdere coachingstrajecten en een verbetertraject geen duurzame verbetering in haar houding en gedrag laten zien. [verweerster] toont geen enkele zelfreflectie en ziet voor zichzelf geen enkele rol weggelegd om de arbeidsverhouding te verbeteren en terugkeer naar de werkvloer mogelijk te maken. Dit maakt dat op dit moment geen invulling wordt gegeven aan het dienstverband en al langere tijd sprake is van inactiviteit. In de visie van de gemeente zou bij een voortzetting van het dienstverband deze situatie enkel langer voortduren.
Slechts indien en voor zover een herplaatsingsonderzoek noodzakelijk wordt geacht, stelt de gemeente zich op het standpunt dat herplaatsing niet mogelijk is binnen de redelijke termijn van één maand vanwege het ontbreken van mogelijkheden haar in een functie die in voldoende mate aansluit bij haar kennis en ervaring te herplaatsen. [verweerster] heeft een eenzijdig arbeidsverleden. Dit geldt eveneens voor haar opleiding.
De gemeente Helmond heeft binnen haar organisatie onderzoek gedaan naar eventuele passende functies, maar uit dit onderzoek volgt dat er geen functies voorhanden zijn die aansluiten bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van [verweerster] .
4.Het verweer
De gemeente Helmond probeert de onvrede die heerst op de afdeling Handhaving op [verweerster] af te wentelen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst [verweerster] naar verklaringen van de vakbondsadviseur, een voormalig daco en diverse (ex-)collega’s, die duidelijk maken hoe de sfeer binnen de afdeling Handhaving is, door wie deze wordt bepaald en hoe er in de optiek van deze (ex-)collega’s wordt omgegaan met [verweerster] door de leiding van de afdeling Handhaving.
4 maanden, waarbij dient te worden uitgegaan van de indieningsdatum van het herzien verzoekschrift. Dat betekent dat de opzegtermijn pas start per 1 februari 2024 en eindigt op 1 juni 2024.
5.De beoordeling
De kantonrechter ziet ook geen enkel aanknopingspunt voor de suggestie, die niet concreet is gemaakt, van [verweerster] dat dat anders is.
Het tegenovergestelde is het geval. [verweerster] is - zonder gedegen onderzoek te doen naar de door haar geschetste en met verklaringen onderbouwde angstcultuur en tweespalt op de afdeling Handhaving - op non-actief gesteld met de mededeling dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor de gemeente Helmond de enige optie is.
Het enkele feit dat [verweerster]
primairheeft ingezet op terugkeer in haar eigen functie, kan haar niet worden tegengeworpen. Het staat een werknemer immers vrij verweer te voeren tegen een ontslagverzoek door de werkgever.
Ook de h-grond kan dus niet leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Niet gebleken is dat de gemeente Helmond aan deze vereisten heeft voldaan.
Eén (kort voor de mondelinge behandeling herhaalde) uitvraag binnen de gemeente Helmond betreffende herplaatsingsmogelijkheden voor [verweerster] , is - zoals blijkt uit vaste jurisprudentie op dit punt - onvoldoende.
6.De beslissing
6 februari 2024.