ECLI:NL:RBOBR:2024:4380

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
01/019584-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak poging doodslag, veroordeling voor openlijk geweld.

Op 20 september 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie minderjarige jongens en één meerderjarige man. De rechtbank sprak hen vrij van poging doodslag, maar veroordeelde hen wel voor openlijk geweld in vereniging. De zaak was aanhangig gemaakt na een vechtpartij op 16 januari 2023 in 's-Hertogenbosch, waarbij de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], geweld ondervonden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank concludeerde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachten de slachtoffers met opzet van het leven hadden beroofd, maar dat zij wel openlijk geweld hadden gepleegd. De rechtbank legde werkstraffen en voorwaardelijke celstraffen op, evenals een jeugddetentie van twee maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht en medewerking aan behandeling. Daarnaast werd een schadevergoeding van 9.338 euro aan [slachtoffer 1] toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van het gepleegde geweld en de impact op de slachtoffers, en dat dergelijk gedrag niet getolereerd kan worden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.019584.23
Datum uitspraak: 20 september 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2007] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 juli 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de rug en/of arm en/of knie en/of het (boven)been, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken/geprikt/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer (steek/snij)verwondingen, heeft toegebracht, door meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de rug en/of arm en/of knie en/of het (boven)been, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te steken/prikken/snijden;
t.a.v. feit 1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de rug en/of arm en/of knie en/of het (boven)been, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken/geprikt/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
openlijk, te weten in/op de Orthensedonk, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de rug en/of arm en/of knie en/of het (boven)been, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te steken/prikken/snijden en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of schoppen/trappen en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te slaan/stompen en/of schoppen/trappen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Beoordeling van het bewijs.

Inleiding.
Op 16 januari 2023 vond in ’s-Hertogenbosch op de openbare weg een vechtpartij plaats waarbij tegen aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geweld werd gebruikt en die [slachtoffer 1] meerdere steekwonden heeft opgelopen. Bij het tegen aangevers gepleegde geweld waren meerdere jongens betrokken. Verdachte is een van de jongens die wordt vervolgd in verband met betrokkenheid bij de vechtpartij.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot vrijspraak van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van feit 2 (openlijke geweldpleging).
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte bepleit op gronden zoals vervat in de door haar overgelegde pleitnota:
- vrijspraak van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde;
- gedeeltelijke vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde in die zin dat niet bewezen kan
worden dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] heeft gestoken en dat niet kan
worden bewezen dat [slachtoffer 2] door verdachte of zijn medeverdachten tegen het hoofd is
geschopt of geslagen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank baseert haar oordeel op de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen.

De bewijsmiddelen.

I. Een eindproces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche
’s-Hertogenbosch, nummer OB1 R023005, deel 1 en deel 2, opmaakt in de wettige vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, afgesloten op 2 juni 2023.
Dit dossier houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , nummer PL2100-2023011781-55,
dossier pagina 428 t/m 434:
Aangever verklaart:
Toen ik op 16 januari 2023 in ’s-Hertogenbosch bij mijn vriendin was (de rechtbank begrijpt: in de woning van [slachtoffer 2] ) bleef [medeverdachte 3] mij maar bellen en appen. Ik zei: "kom langs je weet waar ik woon". Toen werd ik gebeld door [medeverdachte 1] . Hij zei: "kom naar buiten, ik sta voor je deur". Ik hoorde een scooter en werd er iets rechtsonder bij het raam gegooid. Ik zag daar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] staan.
(….) Toen ik en [slachtoffer 2] bij het speeltuintje aankwamen, stonden daar [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . Ik weet dat [medeverdachte 3] als eerste op mij sprong. Ik had een stok in mijn hand. Toen stortte iedereen zich op mij. Ik ben gevallen en weer opgestaan en weer gevallen. Toen werd het bij mijn linkerarm ineens heel warm en ik kon mijn hand niet optillen. Ik zag toen pas dat het bloed uit mijn arm spoot. (…) Ze hebben flink op me in lopen hakken. Slaan en ook een keer schoppen. Ik ben vijf keer gestoken. Net onder mijn bil, net onder mijn rechterknie, twee keer in mijn rug. En een keer in mijn arm, daar had ik die slagaderlijke bloeding.
- een schriftelijk bescheid, te weten een aanvraagformulier medische verklaring
betreffende [slachtoffer 1] , geboren op 12 februari 2006, opgemaakt op 27 januari 2023
door S. Aller, arts, dossier pag. 368:
Omschrijving van het uitwendig waarneembare letsel:
steekwond 2 cm linkerbovenarm
2 steekwonden onderrug rechts 3 + 1,5 cm
steekwond onder linkerbil 2 cm
steekwond buitenzijde rechterknie 0,5 cm.
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] ,
proces-verbaalnummer PL2100-2023012146-2, dossier pag. 377 t/m 379:
Aangever verklaart:
Op 16 januari 2023 omstreeks 18:00 uur / 18:15 uur, hoorde ik een heel harde knal. Ik liep samen met [slachtoffer 1] (de rechtbank leest: [slachtoffer 1] ) naar buiten om te kijken wat er aan de hand was. Ik zag dat er een scooter wegreed. Ik zag dat er twee personen op deze scooter zaten. [slachtoffer 1] en ik zijn achter de scooter aangerend. Toen we bij het speeltuintje aan de Orthensedonk aankwamen, zag ik dat er een man of vijf of zes stonden. [slachtoffer 1] stond op dat moment naast mij. Ik zag dat er jongens op mij af liepen en op mij in begonnen te slaan. Ik merkte dat ze mij op de grond wilde duwen. Ik hoorde dat één van de jongens riep "allemaal op hem allemaal op hem". Ik voelde daarna dat ik van achter werd gepakt
door meerdere jongens. Ik viel op de grond. Op dat moment werd ik door meerdere jongens getrapt en geslagen. Ik werd over mijn hele lichaam geraakt.
Er kwamen ook buurtbewoners naar buiten. Op dat moment stopte het schoppen en slaan en zag ik dat de jongens die mij mishandelden wegrenden.
Ik ben hierop meteen naar [slachtoffer 1] gegaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] iets verderop stond op de Orthensedonk. Ik zag dat een van de armen van [slachtoffer 1] helemaal rood was. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei "Ik ben gestoken ik ben gestoken".
Ik heb blauwe plekken op mijn lichaam. Overal op mijn lichaam heb ik pijn. Ik ben echt over mijn hele lichaam getrapt en geslagen.
- een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , proces-verbaalnummer 90,
dossier pag. 416 t/m 419:
De getuige verklaart:
Op 16 januari 2023 zag ik op de kruising van de Orthensedonk in ‘s-Hertogenbosch, vier jongens staan met een scooter. Zij keken steeds in de richting van de Orthensedonk. Ik zag dat er uit richting van de Sint Willibrordusstraat twee jongens aan kwamen lopen over de Orthensedonk in de richting van die vier jongens met de scooter.
Eén van die twee jongens is uiteindelijk gestoken. Ik zag dat hij ook een stok/ bezemsteel bij zich had. Ze liepen naar die vier jongens met de scooter.
Die jongen met de stok die ging er gelijk in en maakte een slaande beweging met de stok.
Eén of twee jongens van dat viertal sloegen hem vervolgens. En die andere jongens gingen naar die ander. Ik zag dat er een gevecht ontstond. Ik zag dat tijdens het gevecht die jongen van het tweetal met de rode trui op de grond lag en door zeker drie jongens geslagen en geschopt werd op zijn lijf. De jongen die op ons af kwam gerend, zei dat hij gestoken was. De vier jongens gingen toen weg.
- een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , proces-verbaalnummer 93, dossier pag. 420 t/m 424:
De getuige verklaart:
Op de kruising van de van Wandelenstraat/Orthensedonk zag ik vier jongens staan, waarvan twee op een scooter. Ik zag twee jongens in versnelde pas komen aanlopen. Toen ik in de deuropening stond zag ik dat er een gevecht ontstond tussen de twee jongens met de stok en die andere vier jongens. Ik zag dat de jongen met de roze/rode trui aan, vol werd getrapt door vier jongens terwijl hij op de grond lag. Ik riep heel hard HEEEE. Ik dacht meteen oh dit is zo'n Mallorca situatie. Daar bedoel ik mee vier tegen een.
- een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] ,
proces-verbaalnummer 18, dossier pag. 85:
Verdachte verklaart:
Op 16 januari 2023 in de avond zijn wij bij [slachtoffer 1] langsgegaan, in Orthen, met vieren.
Ik had zijn naam op snapchat gezet. Iemand reageerde toen: 'ik heb ook ruzie met hem zal ik met je meegaan?" Toen zijn we daar heen gegaan. Twee waren lopend en [medeverdachte 2] en ik waren op de scooter.
Toen werd er een steen tegen de muur aan gegooid. Toen kwamen die jongens naar ons toegerend. Het liep uit op een gevecht. Toen waren we met zijn drieën op [slachtoffer 1] . Toen zag ik dat [medeverdachte 2] ook aan het vechten was. Toen liep ik daarheen. Toen heb ik tegen de rug van [slachtoffer 2] getrapt, een of twee keer. Toen was het daar klaar met die jongen.
Toen ben ik weggegaan.
- een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] ,
proces-verbaalnummer 150, dossier pag. 105-108:
Verdachte verklaart:
[medeverdachte 1] en [verdachte] waren bij het kruispunt in Orthen, daar hadden we afgesproken, bij die voetbalclub. [medeverdachte 2] en ik gingen op de scooter daarheen. Die jongen stapte achterop, reden daar langs en gooide die steen. Toen gingen we naar het voetbalveldje daar en kwamen ze op ons afgerend. Ik, [medeverdachte 1] en de jongen waarvan ik de naam niet wil vertellen gingen op [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] had een stok in zijn handen. Ik pakte hem met mijn linker hand af, toen draaide ik, ik zag [medeverdachte 2] vechten met [slachtoffer 2] en ben ik daar heen gegaan.
V: Je zegt hij stapte op de scooter en gooide die steen, over wie heb je het dan?
A: [verdachte] .
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] op 19 januari
2023, proces-verbaalnummer 99, dossier pag. 151 t/m 154:Verdachte verklaart;
Ik had ruzie met een jongen. Dit is [slachtoffer 1] . Daarna zag ik ergens voorbij komen dat iemand anders ook ruzie met hem had. Ik zei tegen deze jongen: ik weet wel waar [slachtoffer 1] woont. Daarna zei hij: misschien kunnen we vanavond bij [slachtoffer 1] langs gaan om dingen te regelen. Daarna waren we met zijn vieren daarnaar toe gegaan. Ik heb één persoon gevraagd om mee te gaan. Een andere jongen kwam ik onderweg tegen en die was op de scooter. Die zat met iemand achterop op de scooter. We zijn eerst naar zijn deur gegaan. Met mijn telefoon is gebeld naar [slachtoffer 1] dat hij naar buiten moest komen. Toen is hij niet gekomen. Daarna zijn we terug gekomen op het veldje.
Twee andere jongens met een scooter zijn langs zijn woning gereden. Twee jongens zeiden: gaan we een steen gooien. Toen zijn die slachtoffers naar buiten gekomen. Eentje met een stok. Ik stond op het veldje met die drie andere jongens. Toen kwamen ze op ons af en begonnen ze al met vechten. Daarna zijn twee man op [slachtoffer 1] gegaan en één op die andere.
Ik dacht ik kon niet achterblijven. Maar voor dat ik bij [slachtoffer 1] kwam, gleed hij uit of struikelde hij. Ik keek achter mij en ik zag die andere jongen met het andere slachtoffer vechten. Ik ben naar het andere slachtoffer gegaan en heb hem op de grond geduwd en ik heb hem een trap gegeven op zijn rug.
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] op 19 januari 2023,
proces-verbaalnummer 122, dossier pag. 288:
Verdachte verklaart:
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer] . Ik heb een Samsung telefoon.
- een proces-verbaal bevindingen proces-verbaalnummer 132, dossier pag. 518-523:In onderzoek Safrane zijn van verdachte [verdachte] drie mobiele telefoons in beslaggenomen waaronder een Samsung Galaxy S7 Edge.
Op 19 januari 2023 werd deze telefoon aangetroffen op de slaapkamer van verdachte [verdachte] .
De volgende gegevens zijn bekend van de telefoon:
Owner [telefoonnummer]
[e-mailadres]
Gebruikersnamen: [alias van verdachte] (owner)
Tijdzone: De tijden op de telefoon worden weergegeven in tijdzone UTC+1. Dit betreft de werkelijke tijd.
Onderstaande chatberichten zijn aangetroffen in de chathistorie van de telefoon:
Chat 9:
Het chatgesprek gaat tussen de volgende twee personen;
[alias van medeverdachte 3] en [alias van verdachte] .
Uit dit chatgesprek en de informatie die reeds binnen dit onderzoek bekend is, is op te maken dat het gaat over slachtoffer [slachtoffer 1] en over het in de avond langsgaan bij slachtoffer in Orthen, een wijk in 's-Hertogenbosch waar slachtoffer op dat moment verbleef.
Verder gaat het over:
- Dat [medeverdachte 3] in de middag een ontmoeting heeft gehad met slachtoffer [slachtoffer 1] .
- Dat [medeverdachte 1] vraagt of ze meegaan naar "die Osso".
- Dat ze weten dat slachtoffer op de Orthen is.
- Dat ze rond 6 uur willen gaan,
- Dat [medeverdachte 2] ook mee gaat.
- Dat [verdachte] met [medeverdachte 1] samen is.
- Dat ze bij Orthen gaan naar het voetbalveldje.
- Dat ze met zijn vieren gaan.
- Dat [medeverdachte 3] zegt "zou wel iets meenemen.
- Dat [verdachte] zegt “Mes" "grote".
- Dat [medeverdachte 3] zegt "kleine als er camera zijn zie je niks.
Chat 10:
Het chatgesprek gaat tussen de volgende twee personen;
'A' = Owner [alias van verdachte] ( [verdachte] )
[alias van medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] )
In dit gesprek vraagt [verdachte] of [medeverdachte 1] hem wil ophalen in de avond. Later vraagt [medeverdachte 1] of [medeverdachte 3] [verdachte] ook heeft gesnapt (Snapchat). [verdachte] zegt ja. Later vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] of [medeverdachte 3] er al is.
(De rechtbank heeft de in het dossier weergegeven printscreens van de chatgesprekken gezien en vastgesteld dat de inhoud daarvan overeenkomt met hetgeen hiervoor is weergegeven).
II. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, zoals weergegeven in het proces-verbaal terechtzitting van 6 september 2023, voor zover inhoudende:
Ik was op 16 januari 2023 om ongeveer 18.00 uur samen met drie andere, mij bekende personen, aanwezig bij een vechtpartij op de openbare weg, Orthensedonk, te
’s-Hertogenbosch.

De bewijsbeslissing.

Vrijspraak van het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Niet kan met zekerheid worden vastgesteld wie aan [slachtoffer 1] steekverwondingen heeft toegebracht of wie er een steekwapen had meegenomen.

Bewezenverklaring van feit 2 (openlijke geweldpleging).

De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting af dat zowel verdachte [medeverdachte 3] als verdachte [medeverdachte 1] ruzie hadden met [slachtoffer 1] . Nadat verdachte [medeverdachte 3] een “post” over zijn conflict online had geplaatst, nam verdachte [medeverdachte 1] met hem (verdachte [medeverdachte 3] ) op. Op de dag van het ten laste gelegde feit hebben verdachte [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] meerdere malen met elkaar en met verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] contact gehad. Tussen verdachte [medeverdachte 3] en [verdachte] is daarbij ook gesproken over het meenemen van een mes. Rond 18.00 uur hebben de vier verdachten zich naar de Orthensedonk in Den Bosch begeven. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] arriveerden samen op de scooter van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] en [verdachte] kwamen samen te voet. Ze ontmoeten elkaar bij de Orthensedonk. Vervolgens is met de telefoon van [medeverdachte 1] naar [slachtoffer 1] gebeld. Daarna is [medeverdachte 3] met zijn scooter en iemand achterop langs het huis waar [slachtoffer 1] verbleef gereden en is er steen tegen dat huis gegooid. Daarop zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar buiten gekomen. Zij werden opgewacht door de vier verdachten. Vervolgens zijn de vier verdachten en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met elkaar in gevecht geraakt. [slachtoffer 1] heeft daarbij meerdere steekverwondingen opgelopen. [slachtoffer 2] is door meerdere jongens geschopt en geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat zowel verdachte als elk van de medeverdachten naar de plaats van het delict zijn gegaan met de bedoeling een confrontatie aan te gaan met [slachtoffer 1] . Ter plaatse heeft één vechtpartij plaatsgevonden, nadat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] waren uitgedaagd en uit de woning waren gekomen. Bij die vechtpartij hebben verdachte en alle medeverdachten geweld toegepast. Verdachte heeft ook een rol gehad in de aanloop naar de confrontatie. Hij heeft met de verschillende medeverdachten afgesproken om naar de Orthensedonk te gaan om de confrontatie aan te gaan met [slachtoffer 1] en heeft daarbij met medeverdachte [medeverdachte 3] ook gesproken over het meenemen van een mes.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben deelgenomen aan de vechtpartij met beide aangevers en verdachte is daarna samen met de medeverdachten gevlucht. Verdachte en de medeverdachten hebben ieder voor zich een wezenlijke en significante bijdrage aan de geweldshandelingen jegens zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] geleverd.
De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna bewezen wordt verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 16 januari 2023 te 's-Hertogenbosch, openlijk, te weten op de Orthensedonk, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door:
- meermalen, met een scherp en puntig voorwerp in de rug en arm en knie en

het bovenbeen van voornoemde [slachtoffer 1] te steken en

- meermalen met kracht tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan/stompen en te

schoppen/trappen en

- meermalen met kracht tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te slaan/stompen en te

schoppen/trappen.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen en maatregelen

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een jeugddetentie voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd in het adviesrapport van De Raad voor de Kinderbescherming van 30 augustus 2024, met de bepaling dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Daarnaast wordt een werkstraf gevorderd voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte stelt dat een detentiestraf niet passend is en zij zich kan vinden in een (deels) voorwaardelijke taakstraf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit.
Verdachte heeft op 16 januari 2023 samen met drie anderen openlijk geweld
gepleegd tegen twee personen die beiden zijn geslagen en geschopt tegen het lichaam en waarbij één van hen, aangever [slachtoffer 1] , steekwonden in zijn lichaam heeft opgelopen.
Aanleiding was, zoals uit het verhandelde ter terechtzitting en uit het dossier kan worden afgeleid, twee afzonderlijke “simpele jongensruzies” ruzie tussen twee medeverdachten en [slachtoffer 1] , die uitliepen op uitdagingen over en weer via snapchat. Verdachte heeft zich met drie anderen jongens, die via snapchat berichten van verdachte over dit conflict vernamen, naar een speelveldje aan de Orthensedonk in de buurt de woning van [slachtoffer 2] begeven. Twee van hen zijn naar die woning gegaan en door één van hen is een steen tegen die woning gegooid. Hierop kwamen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar buiten en ontstond iets verderop bij het veldje een vechtpartij. Dat ook [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een aandeel hebben gehad in die vechtpartij verontschuldigt het gedrag van verdachte en zijn mededaders niet.
Verdachte heeft samen met anderen de confrontatie opgezocht door met hen af te spreken naar de (directe nabijheid van) de woning te gaan waarna één van hen een steen tegen die woning heeft gegooid. Toen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daarna naar buiten kwamen, werden zij opgewacht door verdachte en medeverdachten en hebben verdachte en al zijn medeverdachten geweld tegen hen gebruikt.
Een dergelijke vorm van eigenrichting kan niet worden getolereerd.
Verdachte is met zijn medeverdachten verantwoordelijk voor het gepleegde geweld en heeft daarbij een wezenlijke bijdrage geleverd door geweld te plegen tegen één of beide aangevers. Voorafgaand heeft hij met een medeverdachte via snapchat gesproken over het meenemen van een mes.
Nadat [slachtoffer 1] was gestoken is verdachte met zijn medeverdachten gevlucht zonder zich om de slachtoffers te bekommeren.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben door dit gewelddadige optreden een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hebben aan beiden pijn en letsel toegebracht. Het gepleegde geweld heeft bovendien plaatsgevonden in een woonwijk op de openbare weg en buurtgenoten en passanten zijn daar getuige van geweest. Dergelijke geweldplegingen op de openbare weg zijn bedreigend en roepen bij degenen die er ongewild getuige van zijn en in het algemeen in de samenleving gevoelens van onveiligheid op. Dat geldt nog eens in het bijzonder als bij een dergelijke vechtpartij ook nog wordt gestoken.
Persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank kijkt ook naar de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 23 juli 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Bij de schorsing van zijn voorlopige hechtenis van verdachte op 20 januari 2023 zijn strenge en beperkende voorwaarden zijn opgelegd die verdachte sindsdien voor een belangrijk deel heeft nageleefd.
Omtrent de persoon van verdachte is op basis van een psychologisch onderzoek op 18 november 2023 een rapport uitgebracht door drs. J.A.E.M. van den Bosch, klinisch psycholoog.
Uit dit rapport blijkt onder meer, als conclusies van de psycholoog, dat bij verdachte sprake is van een gedragsstoornis met oppositioneel-opstandige en norm overschrijdende kenmerken. Tevens is er mogelijk sprake van middelengebruik en een moeizame schoolgang. De problematiek doet zich voor in de context van een problematische gezinsomstandigheden, waarin de ouders gescheiden zijn. Mogelijk spelen ook culturele factoren een rol.
Het tenlastegelegde kan, indien bewezen, echter volledig aan verdachte worden toegerekend.
Bij verdachte zijn individuele en sociale, contextuele risicofactoren aanwezig, die de kans op gewelddadig gedrag in toekomst mede bepalen. Daarnaast zijn de beschermende factoren beperkt. De vriendengroep, die belangrijk is voor verdachte, kan van negatieve invloed zijn wanneer verdachte binnen die vriendengroep steun zoekt. Omstandigheden als middelengebruik en geen passende dagbesteding (school en/of werk/vrije tijd) kunnen de kans op recidive verhogen.
Interventies die het eventuele recidivegevaar kunnen beperken omvatten een tweeledig traject:
- gericht op de individuele ontwikkeling van betrokkene, waarin hij leert om te gaan met
moeilijke situaties, zijn emoties (in het bijzonder agressie) leert hanteren en inzicht krijgt
in zijn problematiek;
- gericht op ouders en betrokkene, waarin ze leren met elkaar te communiceren en begrip te
hebben voor elkaars standpunten.
Behandeling kan plaats vinden binnen de Polikliniek voor Forensische Jeugdpsychiatrie De Catamaran te Eindhoven.
Het juridisch kader waarbinnen de behandeling kan plaats vinden is als bijzondere voorwaarde binnen een deels voorwaardelijke detentie.
Door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna; de Raad) is op 30 augustus 2024 een voorlichtings- en adviesrapport over verdachte uitgebracht.
De Raad concludeert dat op grond van een risicoanalyse gesteld kan worden dat de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal begaan aanwezig is. Het Totaal Dynamisch Risico Profiel scoort middelhoog. Ook zijn in het raadsonderzoek diverse criminogene factoren
waargenomen, die de recidivekans vergroten. Begeleiding door de jeugdreclassering is daarom aangewezen. De Raad ziet ook meerwaarde in een verlenging van de jeugdreclasseringsmaatregel. De jeugdreclassering kan toezien op het verloop van de schoolgang/dagbesteding en hierin sturend zijn indien nodig. De Raad schat in dat verdachte een jongen is die gebaat is bij ritme, duidelijkheid en structuur. Indien de dagbesteding zou
wegvallen, zou dit de recidivekans vergroten. De Raad vindt het van belang dat de behandeling zoals die is geadviseerd in het NIFP rapport, van de grond komt. Indien alleen een veroordeling voor feit 2 volgt adviseert de Raad oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf
met als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- de aanwijzingen van de jeugdreclassering zal volgen;
- zal meewerken aan een klinische behandeling bij De Catamaran of een soortgelijke
instelling;
-zal meewerken aan dagbesteding.
Het advies is tevens deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Redelijke termijn:
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat berechting niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een jeugddetentie voor de duur van twee maanden met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 augustus 2024. Op deze manier heeft verdachte een flinke stok achter de deur die moet voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten gaat plegen en krijgt hij de behandeling, begeleiding en het toezicht die hij nodig heeft.
De rechtbank zal bevelen dat het uit te oefenen toezicht en de gestelde voorwaarden bij de
voorwaardelijke jeugddetentie dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat, gezien de ernst van de door
verdachte gepleegde feiten en gelet op de bevindingen van de psycholoog en de Raad omtrent de persoon van verdachte en de kans op recidive, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Gelet op de ernst van het feit zoals bewezen verklaard ziet de rechtbank aanleiding daarnaast nog aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier concludeert dat een vergoeding voor immateriële en voor materiële schade toewijsbaar is waarbij de rechtbank de hoogte van de materiële schade kan schatten en zij zich refereert aan de hoogte van de toe te kennen immateriële schadevergoeding. Verzocht wordt de schadevergoedingsmatregel op te leggen en de wettelijke rente toe te kennen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte stelt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering betreffende materiële en immateriële schade omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en een onevenredige belasting oplevert voor het strafproces.
Subsidiair wordt verzocht het toe te kennen bedrag voor materiële schade fors te matigen en er dient een bedrag van € 316,00 betreffende materiële schade in mindering te worden gebracht op het schadebedrag omdat de desbetreffende nota niet gericht is aan de benadeelde partij. Verder dient matiging plaats te vinden vanwege ‘eigen schuld’ aan de zijde van de benadeelde partij.
Beoordeling.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van materiële schade geleden in de vorm van kosten voor EMDR therapie van € 2.154,00 en in de vorm van 75% van de nieuwwaarde van de kleding, te weten € 3.054,11. In totaal een bedrag van € 5.208,11.
Daarnaast wordt verzocht een vergoeding voor immateriële schade van € 15.000,00 op grond dat de benadeelde partij door het handelen van verdachten lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen.
Het totale toe te kennen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Materiële schade.
Ten aanzien van de kosten voor therapie stelt de rechtbank stelt vast dat onder meer is overgelegd ter onderbouwing van de vordering een nota betreffende [slachtoffer 1] , geboren op [2012] , betreffende een bedrag van
€ 316,00. De rechtbank acht de vordering in zoverre onvoldoende onderbouwd nu zij niet kan vaststellen dat de benadeelde partij zelf deze schade heeft geleden. Voor dit deel van de materiële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Daarnaast constateert de rechtbank dat de vordering ten aanzien van de kleding onvoldoende is onderbouwd, nu geen bonnetjes of rekeningafschriften kunnen worden overlegd. Nu de rechtbank op basis van de foto’s ook niet kan bepalen of daadwerkelijk sprake is van dure merkkleding, ziet de rechtbank ook geen mogelijkheden om gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid. Ook voor dit deel van de materiële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Voor het overige is de vordering toewijsbaar.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde gezamenlijke handelen van verdachte en medeverdachten rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Door zijn handelen heeft verdachte een dusdanige inbreuk op een fundamenteel recht gemaakt - in dit geval het recht op de geestelijke en lichamelijke integriteit - dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek door de rechtbank wordt beschouwd.
De rechtbank ziet in de aard en de bijzondere ernst van de normschending, de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en de gevolgen daarvan voor het slachtoffers, zoals gebleken uit de toelichting van de psychische gevolgen in het schade-onderbouwingsformulier, aanleiding een vergoeding voor de immateriële schade toe te kennen.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan enige immateriële schade dan ook worden aangenomen en komt deze voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de hoogte van de toegewezen bedragen naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 7.500,00.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige
niet-ontvankelijk verklaren.
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 7.500,00, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige deel van de immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Eigen schuld
De rechtbank deelt de visie van de verdediging niet. De rechtbank is van oordeel dat het aandeel van de benadeelde partij in de handelingen die tot de vast te stellen schade hebben geleid, daarvoor van te beperkte omvang is. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachten zich met zijn vieren naar de woning waar de benadeelde verbleef hebben begeven en daar vervolgens de confrontatie hebben gezocht, eerst door de benadeelde te bellen en vervolgens door een steen naar de woning waar hij verbleef te gooien om hem zo naar buiten te lokken en hem daarna met zijn vieren op te wachten. Eveneens betrekt de rechtbank bij dit oordeel dat de groep waartoe verdachte behoorde de benadeelde tijdens de vechtpartij meerdere steekwonden heeft toegebracht.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum van het delict (16 januari 2023).
Hoofdelijkheid
Naast verdachte zijn bij afzonderlijke vonnissen van dezelfde datum drie medeverdachten hoofdelijk veroordeeld tot vergoeding van deze schade. Daarbij is ook steeds de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Nu naar burgerlijk recht meerdere personen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade, zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer van de medeverdachten is betaald, en andersom.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 141 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt hem de volgende straffen en maatregel op:
t.a.v. feit 2:
- een jeugddetentie voor de duur van twee (2) maanden voorwaardelijk met een proeftijd
van twee jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant, Jeugdreclassering en Jeugdbescherming, locatie
’s-Hertogenbosch (Pettelaarpark 62, 5216 PP ’s-Hertogenbosch, telefoon 088-2439011).
Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de jeugdreclassering op door de reclassering te bepalen tijdstippen en zo lang en zo vaak deze instelling dat noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen. Veroordeelde gedraagt zich gedurende de proeftijd naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de jeugdzorgwerker/jeugdreclassering;
2. medewerking verleent aan een poliklinische behandeling bij De Catamaran of een soortgelijke instelling;
3. meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een dagbesteding in de vorm van onderwijs en/of werk.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant, locatie
’s-Hertogenbosch, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
- een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
T.a.v. feit 2:
- de maatregel tot schadevergoeding ten bedrage van 9.338,00 euro.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 9.338,00 euro.
Bepaalt de duur van de gijzeling indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt op 0 (nul) dagen.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 1.838,00 euro voor materiële schade en een vergoeding van 7.500,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van 9.338,00 euro.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 1.838,00 euro voor materiële schade en een vergoeding van 7.500,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover die niet wordt toegewezen niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat verdachte met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen tot vergoeding van deze schade volledig hebben voldaan.

Beslissing met betrekking tot de voorlopige hechtenis.

Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. De voorlopige hechtenis is reeds op 20 januari 2023 geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. S.S. Arendse, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 20 september 2024.