ECLI:NL:RBOBR:2024:4377

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
01.019112.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak poging doodslag, veroordeling voor openlijk geweld.

Op 20 september 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie minderjarige jongens en één meerderjarige man. De rechtbank sprak hen vrij van poging tot doodslag, maar veroordeelde hen wel voor openlijk geweld in vereniging. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 juli 2024, naar aanleiding van een vechtpartij op 16 januari 2023 in 's-Hertogenbosch, waarbij de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], geweld ondervonden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten openlijk geweld hadden gepleegd tegen de slachtoffers, waarbij [slachtoffer 1] meerdere steekwonden opliep. De rechtbank legde aan de verdachten werkstraffen en voorwaardelijke celstraffen op, evenals een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 9.338,00. De rechtbank overwoog dat de verdachten een wezenlijke bijdrage hadden geleverd aan het geweld en dat hun handelen een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers had veroorzaakt. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten en de ernst van het gepleegde feit bij het bepalen van de straffen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.019112.23
Datum uitspraak: 20 september 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2004] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 juli 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de rug en/of arm en/of knie en/of het (boven)been, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken/geprikt/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer (steek/snij)verwondingen, heeft toegebracht, door meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de rug en/of arm en/of knie en/of het (boven)been, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te steken/prikken/snijden;
t.a.v. feit 1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de rug en/of arm en/of knie en/of het (boven)been, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken/geprikt/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
openlijk, te weten in/op de Orthensedonk, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op de rug en/of arm en/of knie en/of het (boven)been, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te steken/prikken/snijden en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of schoppen/trappen en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te slaan/stompen en/of schoppen/trappen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Beoordeling van het bewijs.

Inleiding.
Op 16 januari 2023 vond in ’s-Hertogenbosch op de openbare weg een vechtpartij plaats waarbij tegen aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geweld werd gebruikt en die [slachtoffer 1] meerdere steekwonden heeft opgelopen. Bij het tegen aangevers gepleegde geweld waren meerdere jongens betrokken. Verdachte is een van de jongens die wordt vervolgd in verband met betrokkenheid bij de vechtpartij.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot vrijspraak van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van feit 2 (openlijke geweldpleging).
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte bepleit op gronden zoals vervat in de door hem overgelegde pleitnota:
- vrijspraak van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde;
- gedeeltelijke vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde in die zin dat niet bewezen kan
worden dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan
het tegen aangever [slachtoffer 1] gepleegde geweld.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank baseert haar oordeel op de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen.

De bewijsmiddelen.

I. Een eindproces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche
’s-Hertogenbosch, nummer OB1 R023005, deel 1 en deel 2, opmaakt in de wettige vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, afgesloten op 2 juni 2023.
Dit dossier houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , nummer PL2100-2023011781-55,
dossier pagina 428 t/m 434:
Aangever verklaart:
Toen ik op 16 januari 2023 in ’s-Hertogenbosch bij mijn vriendin was (de rechtbank begrijpt: in de woning van [slachtoffer 2] ) bleef [verdachte] mij maar bellen en appen. Ik zei: "kom langs je weet waar ik woon". Toen werd ik gebeld door [medeverdachte 1] . Hij zei: "kom naar buiten, ik sta voor je deur". Ik hoorde een scooter en werd er iets rechtsonder bij het raam gegooid. Ik zag daar [medeverdachte 1] en [verdachte] staan.
(….) Toen ik en [slachtoffer 2] bij het speeltuintje aankwamen, stonden daar [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Ik weet dat [verdachte] als eerste op mij sprong. Ik had een stok in mijn hand. Toen stortte iedereen zich op mij. Ik ben gevallen en weer opgestaan en weer gevallen. Toen werd het bij mijn linkerarm ineens heel warm en ik kon mijn hand niet optillen. Ik zag toen pas dat het bloed uit mijn arm spoot. (…) Ze hebben flink op me in lopen hakken. Slaan en ook een keer schoppen. Ik ben vijf keer gestoken. Net onder mijn bil, net onder mijn rechterknie, twee keer in mijn rug. En een keer in mijn arm, daar had ik die slagaderlijke bloeding.
- een schriftelijk bescheid, te weten een aanvraagformulier medische verklaring
betreffende [slachtoffer 1] , geboren op [2006] , opgemaakt op 27 januari 2023
door [naam arts] , arts, dossier pag. 368:
Omschrijving van het uitwendig waarneembare letsel:
steekwond 2 cm linkerbovenarm
2 steekwonden onderrug rechts 3 + 1,5 cm
steekwond onder linkerbil 2 cm
steekwond buitenzijde rechterknie 0,5 cm.
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] ,
proces-verbaalnummer PL2100-2023012146-2, dossier pag. 377 t/m 379:
Aangever verklaart:
Op 16 januari 2023 omstreeks 18:00 uur / 18:15 uur, hoorde ik een heel harde knal. Ik liep samen met [slachtoffer 1] (de rechtbank leest: [slachtoffer 1] ) naar buiten om te kijken wat er aan de hand was. Ik zag dat er een scooter wegreed. Ik zag dat er twee personen op deze scooter zaten. [slachtoffer 1] en ik zijn achter de scooter aangerend. Toen we bij het speeltuintje aan de Orthensedonk aankwamen, zag ik dat er een man of vijf of zes stonden. [slachtoffer 1] stond op dat moment naast mij. Ik zag dat er jongens op mij af liepen en op mij in begonnen te slaan. Ik merkte dat ze mij op de grond wilde duwen. Ik hoorde dat één van de jongens riep "allemaal op hem allemaal op hem". Ik voelde daarna dat ik van achter werd gepakt
door meerdere jongens. Ik viel op de grond. Op dat moment werd ik door meerdere jongens getrapt en geslagen. Ik werd over mijn hele lichaam geraakt.
Er kwamen ook buurtbewoners naar buiten. Op dat moment stopte het schoppen en slaan en zag ik dat de jongens die mij mishandelden wegrenden.
Ik ben hierop meteen naar [slachtoffer 1] gegaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] iets verderop stond op de Orthensedonk. Ik zag dat een van de armen van [slachtoffer 1] helemaal rood was. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei "Ik ben gestoken ik ben gestoken".
Ik heb blauwe plekken op mijn lichaam. Overal op mijn lichaam heb ik pijn. Ik ben echt over mijn hele lichaam getrapt en geslagen.
- een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , proces-verbaalnummer 90,
dossier pag. 416 t/m 419:
De getuige verklaart:
Op 16 januari 2023 zag ik op de kruising van de Orthensedonk in ‘s-Hertogenbosch, vier jongens staan met een scooter. Zij keken steeds in de richting van de Orthensedonk. Ik zag dat er uit richting van de Sint Willibrordusstraat twee jongens aan kwamen lopen over de Orthensedonk in de richting van die vier jongens met de scooter.
Eén van die twee jongens is uiteindelijk gestoken. Ik zag dat hij ook een stok/bezemsteel bij zich had. Ze liepen naar die vier jongens met de scooter.
Die jongen met de stok die ging er gelijk in en maakte een slaande beweging met de stok. Eén of twee jongens van dat viertal sloegen hem vervolgens. En die andere jongens gingen naar die ander. Ik zag dat er een gevecht ontstond. Ik zag dat tijdens het gevecht die jongen van het tweetal met de rode trui op de grond lag en door zeker drie jongens geslagen en geschopt werd op zijn lijf. De jongen die op ons af kwam gerend, zei dat hij gestoken was. De vier jongens gingen toen weg.
- een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , proces-verbaalnummer 93, dossier pag. 420 t/m 424:
De getuige verklaart:
Op de kruising van de van Wandelenstraat/Orthensedonk zag ik vier jongens staan, waarvan twee op een scooter. Ik zag twee jongens in versnelde pas komen aanlopen. Toen ik in de deuropening stond zag ik dat er een gevecht ontstond tussen de twee jongens met de stok en die andere vier jongens. Ik zag dat de jongen met de roze/rode trui aan, vol werd getrapt door vier jongens terwijl hij op de grond lag. Ik riep heel hard HEEEE. Ik dacht meteen oh dit is zo'n Mallorca situatie. Daar bedoel ik mee vier tegen een.
- een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] ,
proces-verbaalnummer 18, dossier pag. 85:
Verdachte verklaart:
Op 16 januari 2023 in de avond zijn wij bij [slachtoffer 1] langsgegaan, in Orthen, met vieren.
Ik had zijn naam op snapchat gezet. Iemand reageerde toen: 'ik heb ook ruzie met hem zal ik met je meegaan?" Toen zijn we daar heen gegaan. Twee waren lopend en [medeverdachte 2] en ik waren op de scooter.
Toen kwamen die jongens naar ons toegerend. [slachtoffer 1] had een stok bij zich, die ik uit zijn hand heb gepakt. Toen liep het uit op een gevecht. Toen waren we met zijn drieën op [slachtoffer 1] . Toen zag ik dat [medeverdachte 2] ook in zijn eentje aan het vechten was. Toen liep ik daarheen. Toen gooide ik een stok. Toen heb ik tegen de rug van [slachtoffer 2] getrapt, een of twee keer. Toen was het daar klaar met die jongen. Toen ben ik weggegaan.
- een proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] ,
proces-verbaalnummer 150, dossier pag. 105-108:
Verdachte verklaart:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waren bij het kruispunt in Orthen, daar hadden we afgesproken, bij die voetbalclub. [medeverdachte 2] en ik gingen op de scooter daarheen. Die jongen stapte achterop, reden daar langs en gooide die steen. Toen gingen we naar het voetbalveldje daar en kwamen ze op ons afgerend. [slachtoffer 1] had een stok in zijn handen. Ik pakte hem met mijn linker hand af, toen draaide ik, ik zag [medeverdachte 2] vechten met [slachtoffer 2] en ben ik daar heen gegaan.
V: Je zegt hij stapte op de scooter en gooide die steen, over wie heb je het dan?
A: [medeverdachte 3] .
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] op 19 januari
2023, proces-verbaalnummer 99, dossier pag. 151 t/m 154:Verdachte verklaart:
Ik had ruzie met een jongen. Dit is [slachtoffer 1] . Daarna zag ik ergens voorbij komen dat iemand anders ook ruzie met hem had. Ik zei tegen deze jongen: ik weet wel waar [slachtoffer 1] woont. Daarna zei hij: misschien kunnen we vanavond bij [slachtoffer 1] langs gaan om dingen te regelen. Daarna waren we met zijn vieren daarnaar toe gegaan. Ik heb één persoon gevraagd om mee te gaan. Een andere jongen kwam ik onderweg tegen en die was op de scooter. Die zat met iemand achterop op de scooter. We zijn eerst naar zijn deur gegaan. Met mijn telefoon is gebeld naar [slachtoffer 1] dat hij naar buiten moest komen. Toen is hij niet gekomen. Daarna zijn we terug gekomen op het veldje.
Twee andere jongens met een scooter zijn langs zijn woning gereden. Twee jongens zeiden: gaan we een steen gooien. Toen zijn die slachtoffers naar buiten gekomen. Eentje met een stok. Ik stond op het veldje met die drie andere jongens. Toen kwamen ze op ons af. Daarna zijn twee man op [slachtoffer 1] gegaan en één op die andere.
Ik dacht ik kon niet achterblijven. Maar voor dat ik bij [slachtoffer 1] kwam, gleed hij uit of struikelde hij. Ik keek achter mij en ik zag die andere jongen met het andere slachtoffer vechten. Ik ben naar het andere slachtoffer gegaan en heb hem op de grond geduwd en ik heb hem een trap gegeven op zijn rug.
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] op 19 januari 2023,
proces-verbaalnummer 122, dossier pag. 288:
Verdachte verklaart:
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer] . Ik heb een Samsung telefoon.
- een proces-verbaal bevindingen proces-verbaalnummer 132, dossier pag. 518-523:In onderzoek Safrane zijn van verdachte [medeverdachte 3] drie mobiele telefoons in beslaggenomen waaronder een Samsung Galaxy S7 Edge.
Op 19 januari 2023 werd deze telefoon aangetroffen op de slaapkamer van verdachte [medeverdachte 3] .
De volgende gegevens zijn bekend van de telefoon:
Owner [telefoonnummer]
[e-mailadres]
Gebruikersnamen: [gebruikersnaam medeverdachte 3 ] (owner)
Tijdzone: De tijden op de telefoon worden weergegeven in tijdzone UTC+1. Dit betreft de werkelijke tijd.
Onderstaande chatberichten zijn aangetroffen in de chathistorie van de telefoon:
Chat 9:
Het chatgesprek gaat tussen de volgende twee personen;
[gebruikersnaam verdachte] en [gebruikersnaam medeverdachte 3 ] .
Uit dit chatgesprek en de informatie die reeds binnen dit onderzoek bekend is, is op te maken dat het gaat over slachtoffer [slachtoffer 1] en over het in de avond langsgaan bij slachtoffer in Orthen, een wijk in 's-Hertogenbosch waar slachtoffer op dat moment verbleef.
Verder gaat het over:
- Dat [verdachte] in de middag een ontmoeting heeft gehad met slachtoffer [slachtoffer 1] .
- Dat [medeverdachte 1] vraagt of ze meegaan naar "die Osso".
- Dat ze weten dat slachtoffer op de Orthen is.
- Dat ze rond 6 uur willen gaan,
- Dat [medeverdachte 2] ook mee gaat.
- Dat [medeverdachte 3] met [medeverdachte 1] samen is.
- Dat ze bij Orthen gaan naar het voetbalveldje.
- Dat ze met zijn vieren gaan.
- Dat [verdachte] zegt "zou wel iets meenemen.
- Dat [medeverdachte 3] zegt “Mes" "grote".
- Dat [verdachte] zegt "kleine als er camera zijn zie je niks.
Chat 10:
Het chatgesprek gaat tussen de volgende twee personen;
'A' = Owner [gebruikersnaam medeverdachte 3 ] ( [medeverdachte 3] )
[gebruikersnaam medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] )
In dit gesprek vraagt [medeverdachte 3] of [medeverdachte 1] hem wil ophalen in de avond. Later vraagt [medeverdachte 1] of [verdachte] [medeverdachte 3] ook heeft gesnapt (Snapchat). [medeverdachte 3] zegt ja. Later vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] of [verdachte] er al is.
(De rechtbank heeft de in het dossier weergegeven printscreens van de chatgesprekken gezien en vastgesteld dat de inhoud daarvan overeenkomt met hetgeen hiervoor is weergegeven).
II. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, zoals weergegeven in het proces-verbaal terechtzitting van 6 september 2023, voor zover inhoudende:
Ik was op 16 januari 2023 om ongeveer 18.00 uur samen met drie andere personen, genaamd [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , betrokken bij een vechtpartij op de openbare weg, Orthensedonk, te ’s-Hertogenbosch, waarbij door ons vieren geweld is gebruikt tegen de in de dagvaarding genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Voorafgaand had ik via snapchat contact met [slachtoffer 1] . Ik had een conflict met [slachtoffer 1] . Ik ben op mijn scooter met één van genoemde jongens als passagier naar het speelveld op de Orthensedonk gegaan en heb daar die andere twee jongens ontmoet. Ik had van [slachtoffer 1] begrepen dat hij in de woning van [slachtoffer 2] was op dat moment. Eén van de drie andere jongens uit ons groepje heeft toen een steen tegen de woning van [slachtoffer 2] gegooid. Dat was uitlokkend bedoeld, om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te bewegen om naar buiten te komen. Zij kwamen inderdaad naar buiten en renden op ons toe. Wij bevonden ons toen bij het speelveld. [slachtoffer 1] had een stok bij zich. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] raakten toen met [slachtoffer 1] in gevecht en [medeverdachte 2] en ik raakten in gevecht met [slachtoffer 2] . Ik heb [slachtoffer 2] toen eerst onderuit getrapt en toen tegen zijn rug geschopt. Hij was toen aan het vechten met [medeverdachte 2] . Ik heb die stok afgepakt van [slachtoffer 1] .
Ik heb op 16 januari 2023 een chatgesprek gehad met [medeverdachte 3] . Dit gesprek is het dossier weergegeven en wordt mij voorgehouden.
Ik heb gezegd: “zou wel iets meenemen”. [medeverdachte 3] zei toen: “Mes, grote.” Ik heb toen gezegd: “kleine, als er camera’s zijn zie je niks.” Dit gesprek heb ik inderdaad gevoerd.

De bewijsbeslissing.

Vrijspraak van het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Niet kan met zekerheid worden vastgesteld wie aan [slachtoffer 1] steekverwondingen heeft toegebracht.

Bewezenverklaring van feit 2 (openlijke geweldpleging).

Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat bij de openlijke geweldpleging sprake was van twee van elkaar te onderscheiden incidenten, te weten geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en geweldpleging tegen [slachtoffer 2] en dat verdachte geen geweld heeft gepleegd jegens [slachtoffer 1] en in zoverre van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting af dat zowel verdachte [verdachte] als verdachte [medeverdachte 1] ruzie hadden met [slachtoffer 1] . Nadat verdachte [verdachte] een “post” over zijn conflict online had geplaatst, nam verdachte [medeverdachte 1] met hem (verdachte [verdachte] ) op. Op de dag van het ten laste gelegde feit hebben verdachte [verdachte] en [medeverdachte 1] meerdere malen met elkaar en met verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] contact gehad. Tussen verdachte [verdachte] en [medeverdachte 3] is daarbij ook gesproken over het meenemen van een mes. Rond 18.00 uur hebben de vier verdachten zich naar de Orthensedonk in Den Bosch begeven. [verdachte] en [medeverdachte 2] arriveerden samen op de scooter van [verdachte] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] kwamen samen te voet. Ze ontmoeten elkaar bij de Orthensedonk. Vervolgens is met de telefoon van [medeverdachte 1] naar [slachtoffer 1] gebeld. Daarna is [verdachte] met zijn scooter en iemand achterop langs het huis waar [slachtoffer 1] verbleef gereden en is er steen tegen dat huis gegooid. Daarop zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar buiten gekomen. Zij werden opgewacht door de vier verdachten. Vervolgens zijn de vier verdachten en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met elkaar in gevecht geraakt. [slachtoffer 1] heeft daarbij meerdere steekverwondingen opgelopen. [slachtoffer 2] is door meerdere jongens geschopt en geslagen.
De rechtbank deelt het standpunt van de verdediging gelet op voorgaande niet.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat zowel verdachte als elk van de medeverdachten naar de plaats van het delict zijn gegaan met de bedoeling een confrontatie aan te gaan met [slachtoffer 1] . Verdachte heeft daarbij een aanstichtende rol gehad. Nadat hij in contact was gekomen met [medeverdachte 1] heeft verdachte, ook naar eigen zeggen, afgesproken met de vier anderen om naar de Orthensedonk te gaan. Uit het berichtenverkeer met medeverdachte [medeverdachte 3] blijkt dat verdachte daarbij onder andere ook spreekt over het meenemen van een mes. Ook is het verdachte die de scooter bestuurt waarvan af de steen naar de woning waar [slachtoffer 1] verblijft werd gegooid. Ter plaatse heeft één vechtpartij plaatsgevonden, nadat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] waren uitgedaagd en uit de woning waren gekomen. Bij die vechtpartij hebben verdachte en alle medeverdachten geweld toegepast. Verdachte heeft verklaard dat hij een stok heeft afgepakt van [slachtoffer 1] en ze toen met drieën in gevecht raakten met [slachtoffer 1] . Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte zelf ook in schermutselingen met [slachtoffer 1] is geraakt. Toen hij zag dat een van de medeverdachten met [slachtoffer 2] in gevecht was, is hij hem gaan helpen en heeft hij [slachtoffer 2] geschopt. Dat verdachte zelf geen (daadwerkelijk) geweld tegen [slachtoffer 1] zou hebben gepleegd en de geweldshandelingen zich tijdens de vechtpartij mogelijk verplaatsen, maakt niet dat er sprake is van te onderscheiden delicten. Daarbij betrekt de rechtbank ook verklaringen van getuigen, die spreken over één vechtpartij, evenals de eenheid van tijd en plaats van het geweld dat werd gepleegd tegen beide slachtoffers. Verder betrekt de rechtbank bij dit oordeel dat een of meerdere verdachten, waaronder ook verdachte naar eigen zeggen, zich gedurende de vechtpartij in de richting van beide slachtoffers hebben begeven. Dat niet kan worden vastgesteld welke verdachte precies welk geweld heeft toegepast en tegen wie, doet daaraan niet af.
Verdachte en de medeverdachten hebben ieder voor zich een wezenlijke en significante bijdrage aan de geweldshandelingen jegens zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] geleverd.
De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna bewezen wordt verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 16 januari 2023 te 's-Hertogenbosch, openlijk, te weten op de Orthensedonk, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door:
- meermalen, met een scherp en puntig voorwerp in de rug en arm en knie en

het bovenbeen van voornoemde [slachtoffer 1] te steken en

- meermalen met kracht tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan/stompen en te

schoppen/trappen en

- meermalen met kracht tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te slaan/stompen en te

schoppen/trappen.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen en maatregelen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en daarnaast een werkstraf voor de duur van 150 uur subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte verzoekt op gronden zoals weergegeven in de pleitnota, bij de strafoplegging het jeugdstrafrecht toe te passen en te volstaan met het opleggen van een (deels) voorwaardelijke werkstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit.
Verdachte heeft op 16 januari 2023 samen met drie anderen openlijk geweld
gepleegd tegen twee personen die beiden zijn geslagen en geschopt tegen het lichaam en waarbij één van hen, aangever [slachtoffer 1] , steekwonden in zijn lichaam heeft opgelopen.
Aanleiding was, zoals verdachte ter terechtzitting aangeeft en uit het dossier kan worden afgeleid, een “simpele jongensruzie” ruzie tussen hem en [slachtoffer 1] , die uitliep op uitdagingen over en weer via snapchat. Verdachte heeft zich met drie anderen jongens, die via snapchat berichten van verdachte over dit conflict vernamen, naar een speelveldje aan de Orthensedonk in de buurt de woning van [slachtoffer 2] begeven. Verdachte is met iemand anders achterop zijn scooter langs die woning gereden en door één van hen is een steen tegen die woning gegooid. Hierop kwamen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar buiten en ontstond iets verderop bij het veldje een vechtpartij. Dat ook [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een aandeel hebben gehad in die vechtpartij verontschuldigt het gedrag van verdachte en zijn mededaders niet.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten de confrontatie opgezocht door met hen af te spreken naar de (directe nabijheid van) de woning te gaan en een steen tegen de woning te gooien.
Een dergelijke vorm van eigenrichting kan niet worden getolereerd.
Verdachte is met zijn medeverdachten verantwoordelijk voor het gepleegde geweld en heeft daarbij een wezenlijke en aanstichtende bijdrage geleverd door via snapchat zijn medeverdachten te benaderen. Vervolgens is erover gesproken om een mes mee te nemen.
Verdachte is ook betrokken bij het gooien van de steen naar de woning om [slachtoffer 1] zo naar buiten te lokken. Ook heeft hij, zoals hij zelf erkent, [slachtoffer 2] getrapt en geschopt. Verder verklaart hij dat hij weet door wie [slachtoffer 1] is gestoken maar hij wil daar geen duidelijkheid over geven. Nadat [slachtoffer 1] was gestoken is verdachte samen met de medeverdachten gevlucht zonder zich om de slachtoffers te bekommeren.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben door dit gewelddadige optreden een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hebben aan beiden pijn en letsel toegebracht. Het gepleegde geweld heeft bovendien plaatsgevonden in een woonwijk op de openbare weg en buurtgenoten en passanten zijn daar getuige van geweest. Dergelijke geweldplegingen op de openbare weg zijn bedreigend en roepen bij degenen die er ongewild getuige van zijn en in het algemeen in de samenleving gevoelens van onveiligheid op. Dat geldt nog eens in het bijzonder als bij een dergelijke vechtpartij ook nog wordt gestoken.
Persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank kijkt ook naar de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 23 juli 2024 blijkt dat verdachte voorafgaand aan dit delict niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte één van de aanjagers van het conflict en de confrontatie is geweest en dat hij en in de chat met medeverdachte [medeverdachte 3] op heeft aangestuurd een mes mee te nemen.
Door de reclassering is op 21 augustus 2024 een voorlichtingsrapport over verdachte uitgebracht. Hieruit blijkt onder meer dat de reclassering geen aanknopingspunten heeft gevonden voor het bestaan van een patroon van langdurig grensoverschrijdend
of gewelddadig gedrag bij verdachte. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.​​​​​​​
De reclassering ziet op dit moment geen aanknopingspunten voor toepassing van het jeugdstrafrecht en adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Er is geen inzet van interventies door de jeugdreclassering aan de orde.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte bij de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 20 januari 2023 strenge en beperkende voorwaarden zijn opgelegd die verdachte sindsdien heeft nageleefd.
Toepassing volwassenenstrafrecht.
Gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van het delict is het uitgangspunt toepassing van het volwassenenstrafrecht.
De rechtbank volgt de uitleg en advisering van de reclassering in dit verband en ziet onvoldoende aanknopingspunten om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De op te leggen straffen.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van één jaar en een werkstraf van 200 uren met aftrek van voorarrest passend en geboden. De werkstraf is hoger dan de door de officier geëiste werkstraf.
De rechtbank vindt de geëiste straf te laag gelet op de hierboven genoemde strafverzwarende omstandigheden en het feit dat verdachte een stuk ouder was dan zijn mededaders.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier concludeert dat een vergoeding voor immateriële en voor materiële schade toewijsbaar is waarbij de rechtbank de hoogte van de materiële schade kan schatten en zij zich refereert aan de hoogte van de toe te kennen immateriële schadevergoeding. Verzocht wordt de schadevergoedingsmatregel op te leggen en de wettelijke rente toe te kennen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte stelt dat verdachte geen deel uitmaakte van de belagers die [slachtoffer 1] letsel hebben toegebracht en geen sprake is van groepsaansprakelijkheid. Verdachte heeft geen onrechtmatige daad gepleegd jegens [slachtoffer 1] en de benadeelde partij dient daarom niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Indien de rechtbank anders oordeelt dient de vordering betreffende materiële schade te worden afgewezen omdat er geen aankoop- of betaalbewijzen zijn overgelegd.
De vordering betreffende immateriële schade is onvoldoende onderbouwd en bovenmatig hoog. Verzocht wordt een toe te kennen bedrag te matigen.
Beoordeling.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van materiële schade geleden in de vorm van kosten voor EMDR therapie van € 2.154,00 en in de vorm van 75% van de nieuwwaarde van de kleding, te weten € 3.054,11. In totaal een bedrag van € 5.208,11.
Daarnaast wordt verzocht een vergoeding voor immateriële schade van € 15.000,00 op grond dat de benadeelde partij door het handelen van verdachten lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen.
Het totale toe te kennen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Materiële schade.
Ten aanzien van de kosten voor therapie stelt de rechtbank vast dat onder meer is overgelegd ter onderbouwing van de vordering een nota betreffende [slachtoffer 1] , geboren op [2012] , betreffende een bedrag van
€ 316,00. De rechtbank acht de vordering in zoverre onvoldoende onderbouwd nu zij niet kan vaststellen dat de benadeelde partij zelf deze schade heeft geleden. Voor dit deel van de materiële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Daarnaast constateert de rechtbank dat de vordering ten aanzien van de kleding onvoldoende is onderbouwd, nu geen bonnetjes of rekeningafschriften kunnen worden overgelegd. Nu de rechtbank op basis van de foto’s ook niet kan bepalen of daadwerkelijk sprake is van dure merkkleding, ziet de rechtbank ook geen mogelijkheden om gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid. Ook voor dit deel van de materiële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Voor het overige is de vordering toewijsbaar.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde gezamenlijke handelen van verdachte en medeverdachten rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Door zijn handelen heeft verdachte een dusdanige inbreuk op een fundamenteel recht gemaakt - in dit geval het recht op de geestelijke en lichamelijke integriteit - dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek door de rechtbank wordt beschouwd.
De rechtbank ziet in de aard en de bijzondere ernst van de normschending, de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en de gevolgen daarvan voor het slachtoffers, zoals gebleken uit de toelichting van de psychische gevolgen in het schade-onderbouwingsformulier, aanleiding een vergoeding voor de immateriële schade toe te kennen.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan enige immateriële schade dan ook worden aangenomen en komt deze voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de hoogte van de toegewezen bedragen naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 7.500,00.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige
niet-ontvankelijk verklaren.
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 7.500,00, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige deel van de immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Groepsaansprakelijkheid.
Voor aansprakelijkheid zoals omschreven in artikel 6:166 BW is nodig dat de onrechtmatige gedragingen in groepsverband hebben plaatsgevonden. Daarvoor is meer nodig dan dat gedragingen van verschillende personen min of meer toevallig samenlopen. Er moet zowel tussen de gedragingen als tussen de personen een zekere samenhang bestaan.
De rechtbank stelt op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van het dossier vast dat verdachte en alle medeverdachten op één of andere manier een bijdrage hebben geleverd aan de onrechtmatige gedragingen in groepsverband. Elk van hen was zich ook bewust, zoals blijkt uit de verklaringen van de verdachten en de inhoud van de contacten tussen hen voorafgaand aan de vechtpartij, dat de bedoeling was een confrontatie aan te gaan met (één van) de slachtoffers. Ook blijkt dat de verdachten zich samen verzameld hebben met dat doel, de aangevers naar buiten hebben gelokt en hen hebben opgewacht en dat geen van hen heeft zich laten weerhouden van zijn gedragingen in het besef dat de kans bestond dat het zou uitlopen op gewelddadigheden.
Daarmee is elk van de verdachten aansprakelijk voor de gevolgen van hun gezamenlijke gedragingen.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum van het delict (16 januari 2023).
Hoofdelijkheid
Naast verdachte zijn bij afzonderlijke vonnissen van dezelfde datum drie medeverdachten hoofdelijk veroordeeld tot vergoeding van deze schade. Daarbij is ook steeds de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Nu naar burgerlijk recht meerdere personen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade, zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer van de medeverdachten is betaald, en andersom.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 141 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt hem de volgende straffen en maatregel op:
t.a.v. feit 2:
- een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van één
jaar.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
- een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
- de maatregel tot schadevergoeding ten bedrage van 9.338,00 euro.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 9.338,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 81 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 1.838,00 euro voor materiële schade en een vergoeding van 7.500,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van 9.338,00 euro.
Voormeld bedrag betreft een vergoeding van 1.838,00 euro voor materiële schade en een vergoeding van 7.500,00 euro voor immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover die niet wordt toegewezen niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat verdachte met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen tot vergoeding van deze schade volledig hebben voldaan.

Beslissing met betrekking tot de voorlopige hechtenis.

Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. De voorlopige hechtenis is reeds op 20 januari 2023 geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. S.S. Arendse, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 20 september 2024.