In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Eindhoven en een gedaagde partij. De gemeente vorderde toestemming om een muur te slopen die de aanbouw op haar perceel en de schuur van de gedaagde scheidt. De gemeente is eigenaar van het voormalige wijkcentrum '[A]' en heeft plannen om dit pand te verbouwen tot een wooncomplex voor voormalig daklozen. De gedaagde, eigenaar van een naastgelegen perceel, verzet zich tegen de sloop van de muur, die volgens haar mandelig is geworden door de bouw van haar schuur tegen deze muur. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente een spoedeisend belang heeft bij de sloop, omdat de bestaande muur constructief niet geschikt is voor de nieuwbouw. De rechter stelt vast dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door haar schuur tegen de muur te bouwen zonder toestemming van de gemeente. De gemeente heeft aangeboden om een nieuwe scheidingsmuur op het perceel van de gedaagde te bouwen, wat de rechter als een redelijke oplossing beschouwt. De vorderingen van de gemeente worden toegewezen, en de gedaagde wordt veroordeeld om de werkzaamheden te gedogen, met een dwangsom voor het geval zij hieraan niet voldoet.