ECLI:NL:RBOBR:2024:434

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
C/01/400804 FT RK 24-31, 400811 FT RK 24-32 en 400812 FT RK 24-33
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Homologatie van onderhandse akkoorden in het kader van de WHOA-procedure door drie verzoeksters

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin drie besloten vennootschappen, aangeduid als verzoekster 1, verzoekster 2 en verzoekster 3, een verzoek tot homologatie van hun onderhandse akkoorden hebben ingediend. Deze akkoorden zijn aangeboden aan hun schuldeisers in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoorden (WHOA). De verzoeksters, die gezamenlijk een detailhandel drijven, verkeerden in een toestand van dreigende insolventie door diverse financiële problemen, waaronder de gevolgen van de coronapandemie en stijgende kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeksters ontvankelijk zijn in hun verzoeken, aangezien ten minste één klasse van schuldeisers met de akkoorden heeft ingestemd.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van de Faillissementswet (Fw) en heeft geconcludeerd dat er geen afwijzingsgronden zijn. De akkoorden zijn goedgekeurd, omdat de stemgerechtigde schuldeisers voldoende informatie hebben ontvangen en de vereiste meerderheid is behaald. De rechtbank heeft de akkoorden van de verzoeksters gehomologeerd, wat betekent dat de akkoorden nu bindend zijn voor alle betrokken schuldeisers. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Team Toezicht – meervoudige kamer
Verzoek tot homologatie van onderhandse akkoorden
rekestnummers: C/01/400804 FT RK 24-31, 400811 FT RK 24-32 en 400812 FT RK 24-33
uitspraakdatum: 7 februari 2024
Vonnis op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 383 lid 1 Faillissementswet (Fw)
in de besloten akkoordprocedures buiten faillissement, van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster 1],
hierna te noemen: [verzoekster 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster 2],
hierna te noemen: [verzoekster 2] , en;
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster 3],
hierna te noemen: [verzoekster 3] ,
alle drie statutair gevestigd te [plaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen: verzoeksters,
advocaten: mr. I.C.J.C. van de Klundert en mr. F. Sereke,
kantoorhoudende te Eindhoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- de startverklaringen ex artikel 370 lid 3 Fw, gedeponeerd op 1 september 2023;
- de stemverslagen met bijlagen ex artikel 382 Fw, gedeponeerd op 18 januari 2024;
- het verzoekschrift met bijlagen van 19 januari 2024 van verzoeksters ex artikel 383
lid 1 Fw;
- de beschikking van 23 januari 2024, dagbepaling behandeling verzoek homologatie;
- de brief met bijlagen van 26 januari 2024 van mr. Van de Klundert;
- het verkorte homologatievonnis van 7 februari 2024.
1.2.
De rechtbank heeft de behandeling van het ingediende verzoek tot homologatie van drie onderhandse akkoorden bepaald op 5 februari 2024.
1.3.
De verzoeken zijn op 5 februari 2024 (middels een online videoverbinding) in raadkamer behandeld en nader toegelicht. Daarbij zijn via een online videoverbinding verschenen:
namens verzoeksters:
- [persoon 1] ;
- [persoon 2] ;
- mr. I.C.J.C. van de Klundert, advocaat;
- mr. F. Sereke, advocaat;
- [persoon 3] , adviseur Kruger;
- [persoon 4] , adviseur Kruger;
namens [A] B.V.:
- [persoon 5] ;
namens het UWV:
- [persoon 6] ;
- [persoon 7] ;
namens Bouwinvest:
- [persoon 8] ;
namens SCPI Immorente:
- mr. M. Niermeijer, advocaat;
- mr. E.C.H. Cuijpers, advocaat;
namens Altera Vastgoed N.V. en
Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek:
- [persoon 9] van Sweco Vastgoedmanagement,
als toehoorder.
1.4.
Verzoeksters hebben op genoemde raadkamerzitting de verzoeken toegelicht, vragen van de rechtbank beantwoord en nadere inlichtingen verstrekt.
1.5.
In verband met de spoedeisendheid van de beslissing heeft de rechtbank op 7 februari 2024 door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 14 februari 2024.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2.2.
Verzoeksters drijven gezamenlijk een detailhandel in [aard detailhandel] onder de merknaam “ [naam] ”. De onderneming is een familiebedrijf. Vier natuurlijke personen zijn de (middellijke) bestuurders. [verzoekster 1] is de beheermaatschappij. De aandelen in [verzoekster 1] worden gehouden door [B] B.V. (93,25%) en Stichting [C] (6,75%). [verzoekster 2] zorgt voor het [aard werkzaamheden] en vanuit [verzoekster 2] vindt de verkoop via websites van derden en de verkoop aan franchisenemers plaats. [verzoekster 3] verkoopt [handelswaar] aan consumenten vanuit circa 190 eigen winkels en via de webshop [naam] .nl. Bij [verzoekster 2] en [verzoekster 3] zijn in totaal circa 1500 werknemers werkzaam.
2.3.
Tussen 2015 en 2020 was de strategie van het bestuur erop gericht nieuwe winkels te openen en winkels van franchisenemers over te nemen. Ook werd geïnvesteerd in eigen digitale verkoopkanalen. Na het voorspoedig verlopen jaar 2019 werd de onderneming vanaf 2020 achtereenvolgens geconfronteerd met corona-lockdowns, haperingen in toeleveringsketens, stijging van kosten van onder meer inkoop, energie, huur en personeel en afnemende omzet door dalend consumentenvertrouwen en seizoensvreemd weer. De omzet van de onderneming als geheel is weliswaar gestegen door de toename van het aantal eigen winkels en van de verkoop via de eigen website, maar als gevolg van de geschetste moeilijkheden is de omzet per winkel gestagneerd of gedaald. De onderneming is al enige tijd bezig met een reorganisatie. Ondanks inmiddels getroffen maatregelen, waaronder de sluiting van circa zestig niet-renderende winkels, kan de in de kern gezonde onderneming de neergaande lijn zonder herstructurering van de schulden niet snel genoeg ombuigen om te voorkomen dat verzoeksters in een toestand zullen geraken dat zij niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Daarom hebben zij het WHOA-traject gestart.
2.4.
De externe deskundige Kruger heeft in opdracht van verzoeksters de reorganisatiewaarde van de groep en van verzoeksters afzonderlijk bepaald. Kruger deed onder andere hiervan verslag in haar rapport van 21 december 2023. Kruger heeft eveneens de startbalansen van Verzoeksters voor het liquidatiescenario gevalideerd. Taxateur NTAB heeft een taxatie uitgevoerd ten behoeve van de uitwerking van het liquidatiescenario. Het uitgewerkte liquidatiescenario komt erop neer dat in een faillissement, na afwikkeling van de posities van separatisten en voldoening van de verwachte boedelschulden, geen uitkering zou kunnen plaatsvinden aan preferente en concurrente schuldeisers van Verzoeksters.
2.5.
Verzoeksters hebben ieder afzonderlijk een akkoord aan een aantal van hun schuldeisers aangeboden, dat inhoudt dat de betrokken schuldeisers tegen finale kwijting een eenmalige betaling van een percentage van hun vorderingen ontvangen. Door de verwevenheid tussen verzoeksters is er nauwe samenhang tussen de akkoorden. In de akkoorden is opgenomen dat de uitvoering ervan pas plaatsvindt als ze alle drie tot stand zijn gekomen.
2.6.
Volgens de becijferde liquidatiewaarde(s) kunnen de vorderingen van financiers en zekerheidsgerechtigden ING Bank N.V. (hierna: ING) en [A] B.V. (hierna: [A] ) bij faillissement volledig uit de opbrengst van hun zekerheden worden voldaan. Hun vorderingen zijn daarom niet in de akkoorden betrokken; de akkoorden voorzien niet in wijziging van hun rechten.
2.7.
ING heeft voldoende vertrouwen om de bestaande financiering voort te zetten maar is niet bereid geweest de akkoorden te financieren. [A] financiert de akkoorden en zal daarnaast de bestaande financiering voortzetten. [A] is voormalig aandeelhouder van [verzoekster 3] . De huidige (middellijk) bestuurders-grootaandeelhouders van verzoeksters hebben geen aandelen in [A] . [A] heeft de voorwaarde gesteld dat de positie van de huidige (middellijk) bestuurders en aandeelhouders van verzoeksters ongewijzigd blijft. De kennis en ervaring van deze bestuurders-grootaandeelhouders wordt door verzoeksters als onmisbaar gezien voor succesvolle continuering van de ondernemingen. Dit is aan de schuldeisers toegelicht in de leeswijzer bij de akkoorden. Ter zitting is toegelicht dat het gaat om een familiebedrijf, waarbij de langlopende relatie met leveranciers essentieel is voor het toekomstige succes van de ondernemingen. Het huidige management speelt daarin een belangrijke rol. De akkoorden voorzien (om die reden) niet in wijziging van de rechten van de aandeelhouders.
2.8.
Het UWV heeft zich als schuldeiser van [verzoekster 2] en [verzoekster 3] in eerste instantie tegen aanvaarding van de betreffende twee akkoorden uitgesproken maar het UWV heeft zich vervolgens, binnen de (verlengde) stemtermijn, expliciet van stemming onthouden.
2.9.
De voor uitvoering van de akkoorden toegezegde gelden zijn blijkens een door verzoeksters overgelegd bankafschrift feitelijk beschikbaar op een bankrekening ten name van [A] .
2.10.
In alle drie de akkoorden (die hieronder in meer detail aan de orde zullen komen) is de vereiste meerderheid behaald. Er is in geen van de akkoorden een tegenstemmende klasse. De voorstemmende schuldeisers vertegenwoordigen in alle klassen meer dan 96% van het totale bedrag aan vorderingen van de schuldeisers die binnen die klasse hun stem hebben uitgebracht.
2.11.
Het UWV zal nog een drietal definitieve berekeningen van tegemoetkoming in loonkosten in het kader van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) afgeven. Als de definitieve tegemoetkomingen NOW hoger zijn dan de bedragen waarmee in het kader van de akkoorden rekening is gehouden, wordt de uitkering aan de schuldeisers in klasse 2 en 3 navenant verhoogd, zo hebben verzoeksters ter zitting verklaard.

3.De akkoorden en de stemmingen

3.1.
Verzoeksters hebben ieder op 22 december 2023 aan (een aantal van) hun schuldeisers een akkoord aangeboden.
3.2.
De akkoorden hebben betrekking op de verplichtingen van verzoeksters die zijn ontstaan vóór 1 september 2023 of rechtstreeks voortvloeien uit een al vóór 1 september 2023 bestaande rechtsverhouding, met uitzondering van de verplichtingen ten opzichte van ING en [A] als pandhouders, de verplichtingen ten opzichte van schuldeisers met een eigendomsvoorbehoud, een uitgeoefend retentierecht of een andere vorm van betalingszekerheid, de verplichtingen ten opzichte van dwangcrediteuren en de verplichtingen met een totale omvang tot € 500,-.
3.3.
Alle drie de verzoeksters hebben de (vorderingen van de) betrokken schuldeisers ingedeeld in de volgende klassen:
Klasse 1: Schuldeisers die voldoen aan de criteria van artikel 374 lid 2 Fw;
Klasse 2: De Belastingdienst;
Klasse 3: Schuldeisers zonder voorrecht of zekerheidsrecht die niet tot Klasse 1 of Klasse 2 behoren.
3.4.
Alle drie de verzoeksters doen bij totstandkoming van de akkoorden betalingen tegen finale kwijting aan de betrokken schuldeisers. [verzoekster 1] voldoet aan haar schuldeisers € 1.102.000,-. [verzoekster 2] voldoet aan haar schuldeisers € 1.390.000,-. [verzoekster 3] voldoet aan haar schuldeisers € 1.664.000,-. Genoemde bedragen zijn gebaseerd op de geconsolideerde reorganisatiewaarde van verzoeksters, waarop de verplichtingen ten opzichte van de pandhouders in mindering zijn gebracht.
3.5.
In elk van de drie akkoorden ontvangen de schuldeisers in Klasse 1 een betaling gelijk aan 20% van hun vordering en wordt het daarna resterende geld naar rato verdeeld onder de schuldeisers behorende tot Klasse 2 en 3, zodat zij een betaling van circa 10,25% van hun vordering ontvangen.
3.6.
De drie samenhangende akkoorden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en elk akkoord bevat de bepaling dat de betreffende verzoekster/schuldenares pas gehouden is tot uitvoering ervan als ze alle drie tot stand zijn gekomen.
3.7.
De stemgerechtigde schuldeisers konden tot 16 januari 2024, 12:00 uur, stemmen.
3.8.
Verzoeksters hebben de stemverslagen op 18 januari 2024 op de griffie van de rechtbank gedeponeerd. De uitslagen van de stemmingen zijn als volgt.
3.9.
[verzoekster 1] :
Klasse
Eenheid
Totaal
Gestemd
Voor gestemd
% voor
Uitslag
1
Vordering
€ 521.708
€ 436.227
€ 429.936
98,56 %
Akkoord
%
100,00 %
83,62 %
82,41 %
Stemmen
45
34
33
2
Vordering
€ 9.523.490
€ 9.523.490
€ 9.523.490
100,00 %
Akkoord
%
100,00 %
100,00 %
100,00 %
Stemmen
1
1
1
3
Vordering
€ 196.424
€ 167.807
€ 167.807
100,00 %
Akkoord
%
100,00 %
85,43 %
85,43 %
Stemmen
17
14
14
3.10.
[verzoekster 2] :
Klasse
Eenheid
Totaal
Gestemd
Voor gestemd
% voor
Uitslag
1
Vordering
€ 420.652
€ 383.986
€ 372.090
96,90 %
Akkoord
%
100,00 %
91,28 %
88,46 %
Stemmen
57
43
37
2
Vordering
€ 10.973.644
€ 10.973.644
€ 10.973.644
100,00 %
Akkoord
%
100,00 %
100,00 %
100,00 %
Stemmen
1
1
1
3
Vordering
€ 1.755.619
€ 650.497
€ 640.138
98,41 %
Akkoord
%
100,00 %
37,05 %
36,46 %
Stemmen
47
37
34
3.11.
[verzoekster 3] :
Klasse
Eenheid
Totaal
Gestemd
Voor gestemd
% voor
Uitslag
1
Vordering
€ 1.119.764
€ 820.265
€ 788.363
96,11 %
Akkoord
%
100,00 %
73,25 %
70,40 %
Stemmen
182
134
126
2
Vordering
€ 11.303.427
€ 11.303.427
€ 11.303.427
100,00 %
Akkoord
%
100,00 %
100,00 %
100,00 %
Stemmen
1
1
1
3
Vordering
€ 2.852.197
€ 787.677
€ 763.037
96,87 %
Akkoord
%
100,00 %
27,62 %
26,75 %
Stemmen
78
66
63

4.De verzoeken

4.1.
[verzoekster 1] verzoekt de rechtbank het door haar op 22 december 2022 aan haar schuldeisers aangeboden akkoord te homologeren. [verzoekster 2] verzoekt de rechtbank het door haar op 22 december 2022 aan haar schuldeisers aangeboden akkoord te homologeren. [verzoekster 3] verzoekt de rechtbank het door haar op 22 december 2022 aan haar schuldeisers aangeboden akkoord te homologeren.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid

5.1.
De rechtbank stelt vast dat de homologatieverzoeken de eerste verzoeken zijn in deze procedures. Dit betekent dat de rechtbank dient vast te stellen voor welk soort procedure, zoals bedoeld in artikel 369 lid 6 Fw, is gekozen bij de voorbereiding van de akkoorden. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of aan haar rechtsmacht en relatieve bevoegdheid toekomen om van de verzoeken kennis te nemen.
5.2.
Verzoeksters hebben blijkens de startverklaringen alle drie gekozen voor een besloten akkoordprocedure. Verzoeksters zijn statutair gevestigd in [plaats] en houden daar kantoor. Gezien het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw juncto artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om de verzoeken in behandeling te nemen. Uit artikel 262 Rv volgt verder dat deze rechtbank bevoegd is van het verzoek kennis te nemen.
Ontvankelijkheid
5.3.
Volgens artikel 383 lid 1 Fw kan de schuldenaar de rechtbank schriftelijk verzoeken om homologatie van het akkoord als ten minste één klasse van schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd. Als het akkoord een wijziging omvat van rechten van schuldeisers met een vordering die bij een vereffening van het vermogen van de schuldenaar in faillissement naar verwachting geheel of tenminste gedeeltelijk kan worden voldaan, dient die ene klasse te bestaan uit schuldeisers die vallen binnen deze categorie schuldeisers. In alle drie de akkoorden waarvan de homologatie wordt verzocht, is sprake van ten minste één dergelijke voorstemmende klasse, zodat verzoeksters ontvankelijk zijn in hun verzoeken tot homologatie.
Afwijzingsgronden
5.4.
Ingevolge artikel 384 lid 1 Fw wijst de rechtbank een verzoek tot homologatie toe, tenzij zich één of meer van de afwijzingsgronden als bedoeld in artikel 384 lid 2 tot en met 4 Fw voordoet.
5.5.
Omdat er geen stemgerechtigden zijn die op grond van lid 3 of lid 4 van artikel 384 Fw een verzoek tot afwijzing hebben gedaan, zal de rechtbank het akkoord alleen toetsen aan de algemene afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw.
5.6.
Ten aanzien van geen van verzoeksters oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van een toestand van dreigende insolventie. Verzoeksters hebben hun toestand toegelicht en onderbouwd, onder meer door overlegging van het rapport van Kruger, waarin onder andere verslag wordt gedaan van de huidige financiële positie van verzoeksters en van hun huidige geprognosticeerde liquiditeit. De rechtbank concludeert op basis van een en ander dat verzoeksters alle drie in de toestand verkeren waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van hun schulden niet zullen kunnen voortgaan.
5.7.
Ook voor het overige zijn er geen algemene afwijzingsgronden. De akkoorden met bijlagen bevatten de in de wet voorgeschreven informatie. De akkoorden en de toelichtingen op de akkoorden bevatten voorts de informatie die de stemgerechtigden nodig hebben om zich daarover een geïnformeerd oordeel te kunnen vormen. De stemgerechtigden zijn in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te verkrijgen. Nadat de akkoorden ter stemming aan de schuldeisers werden voorgelegd, zijn op aangeven van schuldeisers nog enkele wijzigingen doorgevoerd. De betreffende schuldeisers zijn voor een gewijzigde bedrag tot de stemming toegelaten. De stemgerechtigden zijn daar bij verstrekking van het stemverslag over geïnformeerd. Het achterwege laten van deze wijzigingen zou niet tot andere uitkomsten hebben geleid; ook dan was uitsluitend sprake geweest van voorstemmende klassen. De stemgerechtigden zijn op de juiste wijze in kennis gesteld van de akkoorden en de beschikking dagbepaling behandeling homologatieverzoek. De stemgerechtigden hebben voldoende bedenktijd gehad. De in de akkoorden gehanteerde klassenindelingen voldoen aan de vereisten van artikel 374 Fw. De stemgerechtigden zijn voor de juiste bedragen toegelaten tot de stemming. Verder is de nakoming van de akkoorden voldoende gewaarborgd.
5.8.
Het is verder redelijkerwijs aannemelijk dat de nieuwe financiering die verzoeksters willen aangaan (en die noodzakelijk is voor de uitvoering van het akkoord) de belangen van de gezamenlijke schuldeisers niet wezenlijk schaadt. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de akkoorden door bedrog, door begunstiging van één of meer stemgerechtigden of met behulp van andere oneerlijke middelen tot stand zijn gekomen. Tot slot zijn er ook geen andere redenen die zich tegen goedkeuring van de akkoorden verzetten.

6.De beslissing

De rechtbank:
- homologeert de door [verzoekster 1] , [verzoekster 2] en [verzoekster 3] aangeboden akkoorden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. de Bruijn, voorzitter, mr. V.G.T. van Emstede en
mr. C.G.E. Prenger, rechters, en in aanwezigheid van mr. J.B. Biezen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.
De griffier is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.