In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 9 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 23.625,- beoordeeld. De boete was opgelegd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van een arbeidsongeval waarbij een werknemer door vallende stalen platen gewond raakte. De rechtbank oordeelt dat de minister niet heeft bewezen dat er sprake was van een overtreding van de relevante artikelen uit het Arbobesluit. De rechtbank stelt vast dat artikel 7.4, derde lid, van het Arbobesluit enkel betrekking heeft op de deugdelijkheid van het arbeidsmiddel zelf en niet op de lading die het arbeidsmiddel draagt. De rechtbank concludeert dat de feiten van het geval niet kwalificeren als een overtreding van de genoemde artikelen en vernietigt het bestreden besluit van de minister. Eiseres hoeft geen boete te betalen en de minister moet eventueel al betaalde bedragen terugbetalen. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke bewijsvoering bij het opleggen van bestuurlijke boetes in het kader van arbeidsomstandigheden.