ECLI:NL:RBOBR:2024:4273

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
22/1717
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om nadeelcompensatie door Waterschap De Dommel wegens droogte en toepassing van de verdringingsreeks Beekloop

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 13 september 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om nadeelcompensatie door het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel beoordeeld. Eiseres, een akkerbouwbedrijf, had schade geclaimd die zou zijn ontstaan door het afsluiten van de Keunensloop en de inlaten, wat haar dwong tot extra beregening van haar percelen in de jaren 2013 en 2015. De rechtbank stelt vast dat het verzoek om schadevergoeding tijdig is ingediend, binnen vijf jaar na de schade. De rechtbank oordeelt dat het dagelijks bestuur onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de werkelijke schade van eiseres, omdat het enkel jaarcijfers heeft opgevraagd en geen andere relevante documenten, zoals facturen van extra diesel, heeft gevraagd. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en oordeelt dat het dagelijks bestuur eiseres in de gelegenheid moet stellen om aanvullende bewijsstukken over te leggen. De rechtbank veroordeelt het dagelijks bestuur tot betaling van de proceskosten van eiseres en tot terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om alle relevante informatie in overweging te nemen bij het beoordelen van schadeclaims.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1717

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.S. Hoitink),
en

het dagelijks bestuur van het Waterschap De Dommel, het dagelijks bestuur

(gemachtigden: M. Strikker en mr. J. van Beers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de afwijzing van het verzoek van eiseres om nadeelcompensatie.
1.1.
Het dagelijks bestuur heeft deze aanvraag met het besluit van 26 augustus 2002 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is het dagelijks bestuur onder aanpassing van de motivering bij de afwijzing van de aanvraag gebleven (het bestreden besluit).
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vertegenwoordigd door [naam] en [naam] , de gemachtigde van eiseres, vergezeld van ir. J. Vollebregt, en de gemachtigden van het dagelijks bestuur.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om nadeelcompensatie.
Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Deze beslissingen staan aan het einde van deze uitspraak onder het kopje “beslissingen”. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op grond van artikel 4.21, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft oud recht van toepassing op een verzoek om schadevergoeding als de schade is veroorzaakt door de uitoefening van een taak of bevoegdheid als bedoeld in artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet, en als het verzoek is ingediend binnen vijf jaar nadat de schade zich heeft geopenbaard. De rechtbank stelt vast - en dat is ook niet in geschil - dat het verzoek van eisers is ingediend binnen vijf jaar nadat de gestelde schade zich heeft geopenbaard. Verder is de gestelde schadeoorzaak gelegen in de uitoefening van een taak of bevoegdheid als bedoeld in artikel 7.14 van de Waterwet, te weten het afsluiten van de Keunensloop en de inlaten. Dat betekent dat oud recht op het verzoek van eiseres om nadeelcompensatie van toepassing is.
Feiten
5. Eiseres exploiteert een akkerbouwbedrijf aan de [adres] in [plaats] waarin voornamelijk aardappelen en suikerbieten worden geteeld. De percelen van het bedrijf worden gebruikt voor de teelt van gewassen zoals flageolets, wintertarwe, waspeen, suikerbieten, mais, snijmais, aardappelen en zomertarwe.
Totstandkoming van het bestreden besluit
6. Het verzoek om nadeelcompensatie is aanvankelijk ingediend wegens gewasschade die is ontstaan door het dichtzetten van de inlaten en het afsluiten van de Keunensloop door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur heeft deze maatregelen genomen in verband met de droogte waarmee het stromingsgebied te maken had. Eiseres heeft op 8 oktober 2017 schade geclaimd op de kadastrale percelen [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] voor de jaren 2013, 2014 en 2015.
7. Het dagelijks bestuur heeft het verzoek om nadeelcompensatie voorgelegd aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ), dat op 25 maart 2020 een conceptadvies heeft gegeven. Hierin is geadviseerd om het verzoek om nadeelcompensatie af te wijzen vanwege de omstandigheid dat eiseres de aard en omvang van de schade niet heeft aangetoond.
8. Op 14 december 2020 heeft ir. L.J. Vollebregt namens eiseres op het conceptadvies van SAOZ gereageerd. Daarbij is ook het advies van ing. B.F. Aasman van Delphy B.V. (Delphy) overgelegd dat concludeert dat door het afsluiten van de wateraanvoer in de kavelsloten vanuit [nummer] en het droogleggen van de Keunensloop eiseres minder water ontvangt. Daardoor daalt het grondwater met 57 centimeter, zodat er extra beregend moet worden, wat € 3,62 per hectare per dag afsluiting kost, aldus Vollebregt.
9. SAOZ heeft op 20 april 2021 in een definitief advies geadviseerd om nadeelcompensatie af te wijzen vanwege voorzienbaarheid en actieve risicoaanvaarding voor de percelen 3, 10, 28, 33 en 35 en voor het overige af te wijzen vanwege het ontbreken van objectief aangetoonde en gespecifieerde aan de schadeoorzaak toerekenbare schade. Naar aanleiding van het door eiseres ingediende bezwaarschrift heeft SAOZ op 31 maart 2022 een reactie op het bezwaarschrift gegeven.
10. Bij het bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur het advies van de Commissie bezwaarschriften Waterschap de Dommel gevolgd en het bezwaar ongegrond verklaard waarbij het de grondslag van de beslissing ten aanzien van perceel 3 heeft gewijzigd van actieve risicoaanvaarding en voorzienbaarheid naar een afwijzing vanwege het ontbreken van objectief aangetoonde en gespecificeerd aan de schadeoorzaak toerekenbare schade.
De verdringingsreeks Beekloop
10. De maatregelen die het dagelijks bestuur heeft genomen, zijn gebaseerd op de zogenoemde Verdringingsreeks Beekloop (de verdringingsreeks). Op 25 maart 2014 is de beleidsregel “Verdringingsreeks Beekloop” vastgesteld (de beleidsregel). Op 6 november 2013 is de Notitie verdringingsreeks vastgesteld (de notitie). De beleidsregel noemt als mogelijke maatregel de afsluiting van inlaten vanuit de watergang langs de zandweg [naam] ( [nummer] ), wat de watertoevoer afsluit naar de perceelsloten langs en tussen de percelen van eiseres. Verder wordt als maatregel genoemd de afsluiting van de watertoevoer naar de watergang Keunensloop ( [nummer] ). De verdringingsreeks is gebaseerd op artikel 2.9 van de Waterwet die is uitgewerkt in artikel 2.1 van het Waterbesluit.
10. Op basis van de verdringingsreeks is de watertoevoer naar de Keunensloop en de inlaten langs de zandweg afgesloten in de perioden van 4 augustus 2014 tot en met 18 augustus 2014 en van 30 juni 2015 tot en met 24 september 2015.
Geschilpunten
13. Eiseres bestrijdt het standpunt van het dagelijks bestuur dat zij niet objectief gespecifieerd heef aangetoond dat zij schade heeft geleden die kan worden toegerekend aan de afsluiting van de Keunensloop en de inlaten. Door het toepassen van de maatregelen zijn de grondwaterstanden in korte tijd aanzienlijk gezakt, waardoor ook de capillaire werking van water naar het maaiveld is weggevallen. Via capillaire werking voedt het grondwater de gewassen via de wortels onder het maaiveld. Eiseres heeft daardoor haar percelen moeten beregenen wat tot extra kosten voor haar heeft geleid. De kosten voor de extra beregeningen in de jaren 2013 en 2015 bedragen op basis van het deskundigenrapport van Delphy dat zij heeft laten opstellen in totaal €19.854,98. Daarbij is eiseres ervan uitgegaan dat een extra beregening € 3,62 p/ha kost en het totaal aantal hectare gronden waarop zij gewassen teelde in 2013 46, en in 2015 56 bedroeg.
13. Het dagelijks bestuur wijst in de eerste plaats op de notitie, waarin is vermeld dat de toevoer in droge perioden hoe dan ook te weinig is voor de afnemers in het gebied waaronder de landbouw langs de Beekloop en de Keunensloop. Volgens het dagelijks bestuur blijkt verder niet dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de afsluiting van de Keunensloop en de extra kosten die eiseres heeft gemaakt door extra te beregenen. Uit het onderzoeksrapport van Delphy blijkt dat het niet onaannemelijk is dat het inzetten van de verdringingsreeks kan leiden tot een wijziging van de grondwaterstanden en een mogelijk tekort aan water. Maar uit het onderzoeksrapport blijkt niet dat de feitelijke waterstaatkundige gevolgen van het inzetten van de Verdringingsreeks in de jaren 2013, 2014 en 2015 eiseres onmiskenbaar en daadwerkelijk gedwongen heeft om meer dan normaal te beregenen. Het dagelijks bestuur wijst voor dit standpunt naar het nader advies van SAOZ. De extra kosten blijken volgens het dagelijks bestuur niet uit de verstrekte financiële stukken. Het dagelijks bestuur is ten slotte van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet opgaat omdat de desbetreffende buurman nadeelcompensatie heeft ontvangen vanwege gewasschade en niet vanwege extra beregeningskosten.
15. Uit het beroepschrift en uit wat is besproken tijdens de zitting maakt de rechtbank op dat de schade die eiseres stelt te hebben geleden, bestaat uit de kosten die zij heeft gemaakt door het extra beregenen van de percelen in de jaren 2013 en 2015. Eiseres claimt niet meer dat zij gewasschade heeft geleden. Tijdens de zitting heeft eiseres verder bevestigd dat zij alleen in de jaren 2013 en 2015 extra heeft beregend. Dat blijkt ook uit haar berekening van de schade, die bestaat uit extra beregeningskosten in de jaren 2013 en 2015. Tot slot, het dagelijks bestuur werpt eiseres haar niet langer actieve risicoaanvaarding tegen als het gaat om “perceel 3”, maar wel als het gaat om “perceel 10”.
16. In 2013 was de verdringingsreeks nog niet vastgesteld. Dat neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat eiseres op grond van artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet de schade vergoed kan krijgen. Ook zonder de verdringingsreeks heeft het dagelijks bestuur de maatregelen in 2013 het kader van de uitoefening van een publiekrechtelijke taak genomen, namelijk kwantitatief en kwalitatief waterbeheer in tijden van droogte.
Beoordeling van het beroep
16. De rechtbank moet beoordelen of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de jaren 2013 en 2015 schade heeft geleden. Daartoe overweegt zij als volgt.
16. Het dagelijks bestuur heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat en in welke omvang zij schade heeft geleden. [1] Het heeft zich ook terecht op het standpunt gesteld dat op basis van het verzoek en het rapport van Delphy onvoldoende aannemelijk is dat eiseres schade heeft geleden. Het enkele feit dat aannemelijk is dat het grondwaterpeil is gezakt, is onvoldoende om aan te nemen dat vervolgens de percelen extra zijn beregend, laat staan op welke momenten extra is beregend. Ook de weergave in het rapport van de inschatting van kosten van extra beregening is daarvoor niet voldoende. Dat zegt mogelijk iets over de omvang van de door eiseres gestelde schade, maar niet dat eiseres die kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt. Eiseres heeft weliswaar op verzoek van de SAOZ diverse jaarcijfers overgelegd, maar daaruit blijkt volgens het dagelijks bestuur niet dat eiseres extra kosten heeft gemaakt door het beregenen van de percelen.
19. Het dagelijks bestuur heeft in navolging van de SAOZ echter volstaan met het
- herhaaldelijk - opvragen van de jaarcijfers. Daarmee heeft het op zijn minst de indruk gewekt dat alleen de jaarcijfers van belang kunnen zijn om aan te tonen dat eiseres schade heeft geleden. Het heeft bijvoorbeeld niet gevraagd om andere stukken, zoals facturen van extra inkoop van diesel. In beroep heeft eiseres een overzicht overgelegd van de hoeveelheid diesel die zij in de jaren 2012-2016 heeft ingekocht, voornamelijk in België. Tijdens de zitting heeft eiseres aangeboden het overzicht te ondersteunen met facturen van de aangekochte diesel. Daarover zegt eiseres nog te beschikken. Onder deze omstandigheden heeft het dagelijks bestuur onvoldoende kennis vergaard over de vraag of eiseres daadwerkelijk tot het (extra) beregenen van de percelen is overgegaan. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorbereid.
19. Het dagelijks bestuur dient eiseres in de gelegenheid te stellen om aannemelijk te maken dat extra brandstof is ingekocht. Dat kan eiseres doen door het overleggen van de facturen en het geven van een aanvullende toelichting op de inkoop van de diesel. In de aanvullende toelichting moet eiseres laten weten waarom de extra kosten niet zichtbaar zijn in de jaarcijfers, hoe vaak zij gemiddeld heeft beregend in jaren zonder extreme droogte, hoe vaak zij - bij benadering - in de jaren 2013 en 2015 extra heeft beregend en wat de beregeningskosten zijn per hectare met diesel die in Nederland is toegestaan.
19. Als eiseres deze facturen en toelichting overlegt, moet het dagelijks bestuur aan de hand daarvan in ieder geval nagaan of:
- eiseres meer diesel in 2013 en 2015 heeft ingekocht dan in andere jaren, waarbij het dagelijks bestuur uit kan gaan van een gemiddelde in de jaren dat niet extra beregend moet worden;
- de hoeveelheid ingekochte diesel correspondeert met het aantal extra beregenings(dagen);
- de extra inkoop van diesel in de tijd kan worden gerelateerd aan het nemen van de maatregelen (sluiten Keunensloop en inlaten);
- voor zover het de inkoop van in Nederland verboden “rode diesel” betreft, een representatieve kostenberekening kan worden gemaakt van de beregeningskosten per hectare met diesel die in Nederland wel is toegestaan.
19. Tijdens de zitting heeft het dagelijks bestuur bij monde van haar gemachtigde bezwaar gemaakt tegen het toestaan van de facturen omdat, zo werd gesteld, eiseres mogelijk verboden “rode diesel” heeft ingekocht. Volgens het dagelijks bestuur kan het niet zo zijn dat schade die door onrechtmatig handelen van de benadeelde is ontstaan, voor vergoeding in aanmerking komt. Daarover weegt de rechtbank als volgt.
19. De rechtbank laat uitdrukkelijk in het midden of eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan inkoop in België en gebruik van diesel die in Nederland niet mag worden gebruikt. Dat kan op basis van de veronderstelling van de gemachtigde van het dagelijks bestuur niet worden vastgesteld. De rechtbank acht de herkomst van de diesel minder belangrijk dan het dagelijks bestuur. Ook bij rechtmatig handelen van eiseres (gebruik van een toegestane diesel) kan de schade zijn ontstaan. De maatregelen die het dagelijks bestuur in verband met de droogte heeft genomen, kunnen voor eiseres immers aanleiding zijn geweest om extra te beregenen, los van het type diesel dat eiseres daarvoor mogelijk heeft gebruikt. Van belang bij de beantwoording van die vraag is, of de schade niet zou zijn ontstaan als de maatregelen niet waren getroffen. [2] Als aannemelijk is dat eiseres schade heeft geleden door extra te beregenen, deze schade valt toe te rekenen aan de verdringingsreeks en gebruik heeft gemaakt van een verboden type (“rode diesel”), moet het dagelijks bestuur voor de omvang van de te vergoeden schade een vergelijking maken tussen de kosten die zijn gemoeid met het gebruik van de “rode diesel” en het gebruik van een type diesel dat in Nederland is toegestaan. Als de “rode diesel” goedkoper is dan de diesel die in Nederland is toegestaan, komen alleen de door eiseres gemaakte kosten voor aanschaf van het type diesel in aanmerking dat in Nederland is toegestaan. Als “rode diesel” duurder is, komen alleen de kosten van de in Nederland toegestane diesel voor een tegemoetkoming in aanmerking.
Voorzienbaarheid
24. Het dagelijks bestuur is in het bestreden besluit gebleven bij zijn standpunt over de actieve risico-aanvaarding als het gaat om “perceel 10”. Volgens het dagelijks bestuur kon eiseres bij het in gebruik nemen van dat perceel, weten dat het door de verdringingsreeks bij droogte minder bruikbaar zou worden als niet extra wordt beregend. Dat standpunt gaat voorbij aan de stelling van eisers dat het gebruik van het perceel al gedurende een hele lange tijd eens in de zoveel jaren wordt geruild met andere landbouwers in het gebied om bodemuitputting tegen te gaan. Op dat standpunt is het dagelijks bestuur niet ingegaan. Er is dus ook niet nagegaan of die omstandigheid een reden is om de voorzienbaarheid of actieve risico-aanvaarding niet aan eiseres tegen te werpen. Het dagelijks bestuur heeft volstaan met de constatering dat het perceel door eiseres in gebruik is genomen na vaststelling van de verdringingsreeks. Het bestreden besluit is in zoverre niet goed gemotiveerd. Het betoog van eiseres slaagt. Om dat gebrek te herstellen, zal het dagelijks bestuur moeten ingaan op het standpunt van eiseres dat actieve risico-aanvaarding of voorzienbaarheid haar niet kan worden tegengeworpen omdat zij “perceel 10” al een hele lange tijd eens in de zoveel jaren ruilt met andere landbouwers.
Gelijkheidsbeginsel
24. Het beroep dat eiseres op het gelijkheidsbeginsel doet omdat aan een akkerbouwbedrijf dat in werking is op een naburig perceel wel nadeelcompensatie is toegekend, slaagt niet, alleen al omdat aan het naburige bedrijf vergoeding van gewasschade is toegekend, en het bij eiseres gaat om schade in de vorm van beregeningskosten.

Conclusie en gevolgen

26. Het beroep is gegrond. Het bestreden moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
26. In tegenstelling tot wat tijdens de zitting door de rechtbank is aangekondigd, ziet zij geen aanleiding om een tussenuitspraak te doen. Het dagelijks bestuur moet eiseres nog in de gelegenheid stellen om facturen over de aangekochte diesel over te leggen, terwijl het dagelijks bestuur aan de hand van de overgelegde stukken moet beoordelen of eiseres schade heeft geleden en, zo ja, of deze schade valt toe te rekenen aan de maatregelen die 2013 en 2015 in het kader van de verdringingsreeks zijn toegepast. Herstel van het gebrek zou dus leiden tot verschillende beoordelingsmomenten tijdens het herstel van het gebrek. De tijdwinst die toepassing van de bestuurlijke lus oplevert, acht de rechtbank bovendien beperkt. Alles bij elkaar komt de rechtbank daarom tot de beslissing om de bestuurlijke lus in dit geval niet toe te passen. Dat betekent dat het dagelijks bestuur met inachtneming van deze uitspraak opnieuw dient te beslissen op het bezwaar van eiseres.
26. De rechtbank zal het dagelijks bestuur veroordelen in de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten bestaan uit de rechtsbijstand die aan eiseres is verleend door haar gemachtigde.
De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt) en de zitting van de rechtbank bijgewoond (1 punt). De proceskosten waarin het dagelijks bestuur wordt veroordeeld komen daarmee in totaal op € 1750,00 (€ 875,00 per punt).
26. De rechtbank zal verder bepalen dat het dagelijks bestuur het door eiseres betaalde griffierecht (€ 365,00) aan haar moet terugbetalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt het dagelijks bestuur in de betaling van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1750,00;
- bepaalt dat het dagelijks bestuur het door eiseres (€ 365,00) betaalde griffierecht aan haar moet terugbetalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Huijben, voorzitter, en mr. M.J.H.M. Verhoeven en mr. J.H.G. van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1228.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3018.