ECLI:NL:RBOBR:2024:4261

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
01/027894-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 13 september 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 oktober 2017 tot en met 31 december 2020 meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een meisje dat op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 12.681,55 is vastgesteld, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van het misbruik op haar leven. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar de rechtbank heeft zijn verklaringen als onduidelijk en niet geloofwaardig beoordeeld. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.027894.23
Datum uitspraak: 13 september 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1997] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 juli 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 oktober 2017 tot en met 31 december 2020 te Ledeacker en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, met
[slachtoffer] , geboren op [2005] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte, meermalen, althans eenmaal,
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- een dildo/vibrator, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- zich door die [slachtoffer] laten pijpen en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- aan de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of
- die [slachtoffer] ge(tong)zoend en/of
- die [slachtoffer] meerdere naaktfoto’s van haar borsten en/of vagina laten maken en/of deze naar hem laten sturen,
(terwijl die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd).
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 oktober 2017tot en met 31 december 2020 te Ledeacker en/of elders in Nederland, in elk geval inNederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [2005] ,door meermalen, althans eenmaal,- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of- een dildo/vibrator, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of- zich door die [slachtoffer] te laten pijpen en/of- zich door die [slachtoffer] te laten aftrekken en/of- aan de vagina van die [slachtoffer] te likken en/of- die [slachtoffer] te (tong)zoenen en/of- die [slachtoffer] meerdere naaktfoto’s van haar borsten en/of vagina te laten maken en/of deze naar hem te laten sturen.
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 oktober 2017tot en met 31 december 2020 te Ledeacker en/of elders in Nederland, in elk geval inNederland, met [slachtoffer] , geboren op [2005] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte, meermalen, althans eenmaal,- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of- een dildo/vibrator, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of- zich door die [slachtoffer] laten pijpen en/of- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of- aan de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of- die [slachtoffer] ge(tong)zoend en/of- die [slachtoffer] meerdere naaktfoto’s van haar borsten en/of vagina laten maken en/of deze naar hem laten sturen, (terwijl die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Ten aanzien van de strafverzwarende omstandigheid
“terwijl die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd”,heeft zij partiele vrijspraak gevraagd wegens een gebrek aan wettige en overtuigende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich – kort en zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat er destijds sprake was van een relatie tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer] . De verklaring van aangeefster [slachtoffer] moet uiterst kritisch en met zorgvuldigheid en behoedzaamheid worden gelezen. Haar verklaring staat op zichzelf en vindt onvoldoende steun in het dossier. Er zijn enkel getuigen die een de auditu verklaring afleggen en die een jaar na de aangifte pas bepaalde emoties waarnemen. Bovendien is de verklaring van aangeefster [slachtoffer] tegenstrijdig met andere bewijsmiddelen in het dossier.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bewijsmiddelen.
1.
een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 24 maart 2022, dossierpagina’s 23-30.
A: Het begon toen ik negen jaar was, dus zeven jaar geleden tot eind 2020.
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte] . Dat is de achternaam van zijn vader. Omdat hij niet geassocieerd wil
worden met zijn vader, gebruikt [verdachte] al jaren de achternaam van zijn moeder, [verdachte]
[verdachte] . Maar officieel heet hij [verdachte] .
Wanneer hadden jullie voor het eerst seks?
A: Toen ik negen jaar was. Dat was op camping [camping] . Ik zou die avond bij hem blijven slapen. Zijn zusje, [zusje van verdachte] , was toen mijn beste vriendin. Ik weet niet meer wat hij daarover tegen mijn moeder heeft gezegd. We waren met zijn tweeën. We gingen naar zijn kamer toe. We praatten over dat we een relatie hadden. Ik wist niet zo goed wat het allemaal inhield. Bij het vingeren deed het al meteen pijn. Ik zei dat ook. Hij zei dat ik daar even doorheen moest. Op een gegeven moment begon ik te huilen en pas toen stopte hij. Maar de volgende dag begon het gewoon weer zoals het de eerste keer ging.
V: Was dit het eerste seksuele tussen jullie, of gebeurde er daarvoor ook al wat?
A: Dat weet ik niet meer. Hij liet me daarvoor ook wel op zijn schoot zitten. De eerste keer bleef het bij het vingeren. De tweede keer zette hij wat meer door. Bij de tweede keer kwam er ook penetratie bij. Ik zei dat het pijn deed.
V: Wat bedoel je met penetratie?
A: Echt seks zeg maar, geslachtsgemeenschap. Zijn penis ging in mijn vagina.
V: Wat maakte dat je daarna nog jaren seks had?
A: Ik was nog jong en dacht dat het erbij hoorde. Ik wist niet dat dat niet normaal was. Ik was echt verliefd op hem en hij zei dat hij dat ook op mij was. Op een gegeven moment begon het wel minder pijn te doen.
V: Waar bestond de seks de afgelopen jaren uit gedurende jullie relatie?
A: Vingeren, aftrekken, pijpen, beffen, het penis-vagina verhaal, zoenen.
V: Hoe vaak hadden jullie seks met elkaar?
A: Sowieso wel een keer per week.
V: Waar vond die seks plaats?
A: Vooral op [camping] , maar ook wel eens in een hotel zoals [hotel 1]
of [hotel 2] . We zijn echt op veel plekken geweest. We gingen daar dan met zijn tweeën
heen, zonder [zusje van verdachte] .
2.
een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 2 december 2022, dossierpagina’s 33-37.
V: Op 25 maart 2022 verstuurde jij een drietal screenshots naar collega [verbalisant 2] . Wat kan jij vertellen over deze screenshots en waarom je ze hebt verstuurd?
A: Dat zijn screenshots van berichten die ik van [verdachte] heb ontvangen. Nadat we het contact hebben verbroken kreeg ik ze.
V: Bij de foto's staan tekstblokken, waar doelt hij op?
A: Ja gewoon op alle leuke dingen die we deden in onze relatie maar ook de seks.
Screenshots inhoudende:
Afbeeldingen van snapchats tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer] d.d. 15 maart 2021:
“Gewoon t was zo goed en fijn altijd
Wist je dat ik Savonds als k in bed lig.. heel vaak aan onze “dingen” denk
Alles.. samen knuffelen en alles”
3.
een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 5] d.d. 10 januari 2023, dossierpagina’s 38-53.
V: Hoe lang hebben jullie verkering gehad?
A: Bijna 5 jaar.
V: Wat was de reden dat de relatie over ging?
A: Hij kreeg een nieuwe vriendin.
V: Dan zegt [verdachte] : Daarna doen wij het ook nog he? Jij antwoordt Jaaaaa. Wat gaan jullie daarna nog doen?
A: Ook seksuele dingen. Penetratie.
V: Is dit ook gebeurd?
A. Ja, volgens mij wel.
V: Hoe was jullie seks?
A: Ja gewoon normaal, soms deed het pijn maar ik dacht dat het erbij hoorde.
V: Vertel eens?
A: Voorspel, vingeren en aftrekken eerst en dan gewoon seks. We kwamen alle twee dan wel klaar.
V: In de verklaring van jouw moeder verklaart ze het volgende en ik citeer de vraag van de verbalisant en het antwoordt.
V: Wat heeft [slachtoffer] jou verteld over de seksuele handelingen tussen haar en [verdachte] ?
A: Ik kreeg net in die periode een uitnodiging van een vriendin voor een party met allemaal van die seks speeltjes. Dat was een dildoparty. Dan zegt die vriendin nog [slachtoffer] is oud genoeg dus je kan haar gewoon meenemen. Dus ik lees dat appje op aan [slachtoffer] en zeg dan tegen [slachtoffer] ik denk niet dat dit nu goed is voor jou. Ik wist toen net wat er met [slachtoffer] was gebeurd. Waarop [slachtoffer] antwoordt. Maakt mij niet, er zijn maar weinig dingen die we niet uitgeprobeerd/ dan wel gebruikt hebben. [slachtoffer] doelde op seks speeltjes die [verdachte] bij haar inbracht in de periode dat het tussen hun afspeelde.
V: Op welke speeltjes doelt jouw moeder?
A: Een vibrator. Dat is het eníge.
V: Waar liggen deze speeltjes?
A: In zijn nachtkastje.
V: Kan je ze omschrijven?
A: Roze met wit. Die was van hem.
4.
een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 10 januari 2023, dossierpagina’s 59-398.
Dit digitale onderzoek was gericht op de data afkomstig van de inbeslaggenomen Iphone van [slachtoffer] en de gesprekken tussen haar, [verdachte] en derden waarmee zij afsprak.
Aangetroffen chats op de Iphone 8:
Bijlage IVDeelnemers
- [camping] [telefoonnummer 1]
- [slachtoffer] (owner) [telefoonnummer 2]
- Periode 20-08-2019 t/m 27-08-2019
Pagina 4 t/m 17
Het gesprek gaat over of “hij” er al is. [slachtoffer] geeft aan dat hij er inderdaad al is. De gebruiker van contactnaam [camping] geeft een tip waar jongens van houden en vraagt hoelang ze nog nodig hebben.
Op 20-8-2019 15:51 uur wordt het volgende bericht gestuurd:
From [e-mailadres] [camping]
“Daarna doen wij t ook nog he”
Bijlage VIDeelnemers
- [verdachte] Prive [telefoonnummer 3]
- [slachtoffer] (owner) [telefoonnummer 2]
- Periode 16-05-2020 t/m 17-05-2020
Pagina 1 t/m 18
Het gesprek start met het bericht: Luister condoom ligt onder de wekker. Daarna gaan de berichten over of ze het nog gaan doen. Er worden door contact [verdachte] Prive tips gestuurd om initiatief te nemen. Daarna gaat het over of ze al klaar zijn. Waarop [slachtoffer] stuurt dat ze zich gaat aankleden.
Bijlage VIIDeelnemers
- [verdachte] Prive [telefoonnummer 3]
- [slachtoffer] (owner) [telefoonnummer 2]
- Periode 13-06-2020 t/m 14-06-2020
Pagina 1 t/m 31
Het gesprek dat [verdachte] zo er aan komt en of ze het nog een tweede keer gaan doen. Ik las dat [verdachte] de tip gaf om met zijn “dick” te gaan spelen. [verdachte] vraagt constant of ze het nog een tweede keer gaan doen en als dat niet gebeurt dan wordt hij boos.
Bijlage VIIIDeelnemers
- [verdachte] Prive [telefoonnummer 3]
- [slachtoffer] (owner) [telefoonnummer 2]
- Periode 27-07-2020 t/m 28-07-2020
Pagina 1 t/m 21
Dit gesprek gaat over dat [slachtoffer] in de stallen is. Uit de berichten zou [slachtoffer] daar met nog iemand zijn. Door [slachtoffer] worden suggestieve berichten gestuurd naar [verdachte] . [verdachte] vraagt wat ze allemaal al gedaan hebben waarop [slachtoffer] reageert met: Voor jou een vraag voor mij een weet. [verdachte] stuurt meerdere keren dat hij wil weten wat ze hebben gedaan. Om 00:33 uur stuurt [slachtoffer] een bericht naar [verdachte] met de vraag of hij een nieuwe condoom kan brengen.
Bijlage XDeelnemers
- [verdachte] Prive [telefoonnummer 3]
- [slachtoffer] (owner) [telefoonnummer 2]
- Periode 17-10-2020 t/m 18-10-2020
[verdachte] wil weten of hij al kan komen. [verdachte] stuurt hoelang ze nog nodig hebben. [slachtoffer] stuurt dat ze nog lang nodig hebben. [verdachte] wil graag komen en vraagt aan [slachtoffer] of ze niet naar de slaapkamer wil. [slachtoffer] vraagt zich af hoe ze ineens naar de slaapkamer gaan. [verdachte] geeft dan een suggestie hoe ze dit moet aanpakken. [verdachte] blijft sturen dat hij er aankomt.
Op blz. 22 van de bijlage stuurt [slachtoffer] dat ze half bezig zijn. [verdachte] stuurt daarna wederom berichten waarin hij tijdsdruk legt op [slachtoffer] om “klaar” te zijn.
5.
een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 13 februari 2023, dossierpagina’s 508-529.
Een kus dat is er zeker geweest. Ik heb haar ook wel gekust op de mond.
6.
een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 14 februari 2023, dossierpagina’s 530-546.
V: Je vertelde in je eerste verhoor dat de moeder van [slachtoffer] haar wel eens bracht maar dat ook jouw moeder en jij haar vaker ophaalde om naar de camping te komen.
V: In welke auto deed jij dat?
A: Opel Corsa
V: [slachtoffer] vertelde dat je met de auto voor de deur stond en dan komt [slachtoffer] naar buiten en stapt ze in.
A: Ja dat gebeurde ook weleens maar meestal kwam ik binnen of haalde ik haar op van school.
V: Je vertelde dat jij met [slachtoffer] en jouw zusje, [zusje van verdachte] , uitstapjes maakte. Heb jij wel eens samen met [slachtoffer] ergens overnacht?
A: Bijna niet, maar wel eens overnacht.
V: Waar was dat?
A: Als we naar [locatie] gingen. Dat was na middernacht afgelopen en dan bleven we daar in een hotel slapen.
V: Wie waren daarbij?
A: Soms [zusje van verdachte] . Soms [slachtoffer] alleen als het iets was waar [zusje van verdachte] niet van hield. Maar dat was heel weinig. Er waren echt heel weinig paardenshows. Sommige paardenshows vond haar moeder ook leuk en dan ging haar moeder ook mee.
V: [slachtoffer] vertelde over een [hotel 2] , vertel eens?
A: Dat zou kunnen.
Bewijsoverwegingen van de rechtbank.
Juridisch kader.
De rechtbank merkt op dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de omstandigheid dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het slachtoffer en de dader. Ook in deze zaak is dit het geval.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Bij zedenzaken komt het veelal aan op de vraag in hoeverre de door één persoon verklaarde gang van zaken steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het steunbewijs hoeft echter geen betrekking te hebben op de tenlastegelegde gedragingen. Niet vereist is dus dat het tenlastegelegde ‘seksueel binnendringen’ steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en steunbewijs.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft aangeefster [slachtoffer] voor wat betreft de kern van het verwijt tegen verdachte consistent en uitvoerig verklaard. Bovendien vindt haar verklaring steun in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte. Hij heeft verklaard dat aangeefster [slachtoffer] en hij in de ten laste gelegde periode intensief contact met elkaar hadden. Zo haalde hij haar geregeld op uit school, verbleef zij veel op de camping en sliepen zij weleens samen in een hotel. Ook heeft hij verklaard dat hij haar wel eens op de mond heeft gekust. Daarnaast vindt de verklaring van aangeefster [slachtoffer] steun in het berichtenverkeer tussen verdachte en aangeefster. Zo had het berichtenverkeer overduidelijk een seksuele strekking en vraagt verdachte op enig moment aan aangeefster terwijl hij wist dat zij op dat moment samen was met een andere jongen “daarna doen wij het ook nog he”. Ook na de tenlastegelegde periode heeft verdachte contact met aangeefster [slachtoffer] gezocht en berichten gestuurd met de tekst “Gewoon t was zo goed en fijn altijd” en “Wist je dat ik ‘s avonds als k in bed lig.. heel vaak aan onze “dingen” denk”.
De verklaring van verdachte.
Verdachte heeft de feiten ontkend maar heeft zelf niets wezenlijks tegen de beschuldigingen ingebracht. Hij heeft enkel verklaard dat het zo niet is gegaan en dat hij aangeefster [slachtoffer] als een zusje zag. Hij zou haar enkel advies hebben gegeven over veilige seks en achteraf bezien had hij dit beter anders kunnen verwoorden. Ter terechtzitting van
30 augustus 2024 is verdachte gevraagd naar het aangetroffen berichtenverkeer. De uitleg die verdachte heeft gegeven over het berichtenverkeer acht de rechtbank onduidelijk en niet geloofwaardig. Zo zou het bericht “daarna doen wij het ook nog he”, volgens verdachte waarschijnlijk gaan over het samen uitmesten van de stallen, terwijl in datzelfde gesprek door verdachte de tekst werd gestuurd “Oke als je slim bent waar jongens echt van houden is gewoon ineens zoenen haha”. Verder werd er steeds gevraagd hoelang aangeefster nog nodig had, terwijl verdachte wist dat aangeefster met een andere jongen bezig was. Vervolgens stuurt verdachte naar aangeefster [slachtoffer] “Schat”, “Ik kom zo wel”, “Hou die condoom hier”. Gelet op deze context kan naar het oordeel van de rechtbank het bericht “daarna doen wij het ook nog he” niet anders worden geïnterpreteerd dan dat het gaat om seks hebben met elkaar.
Conclusie van de rechtbank.
Op basis van de inhoud van de hierboven genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 20 oktober 2017 tot en met 31 december 2020 met aangeefster [slachtoffer] die in het begin van die periode slechts twaalf jaar oud was, meermalen ontuchtige handelingen heeft verricht die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. De rechtbank acht daarom het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak van de strafverzwarende omstandigheid.
Met de officier van justitie en de raadvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 248, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, te weten “terwijl die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd”, wegens een gebrek aan wettige en overtuigende bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
in de periode van 20 oktober 2017 tot en met 31 december 2020 te Ledeacker met
[slachtoffer] , geboren op [2005] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte, meermalen,
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en
- een dildo/vibrator, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en
- zich door die [slachtoffer] laten pijpen.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies van 26 augustus 2024.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft naar voren gebracht dat rekening gehouden dient te worden met het feit dat verdachte een first offender is. Uit het reclasseringsadvies van 26 augustus 2024 blijkt dat verdachte zijn leven op de rit heeft. Verder heeft de raadsvrouw gevraagd rekening te houden met het gegeven dat het oude feiten betreffen en dat de redelijke termijn is overschreden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van drie jaar schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bestaande uit het meermaals seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster [slachtoffer] . Op het moment dat het seksueel misbruik zoals ten laste gelegd en bewezen geacht, begon was aangeefster slechts twaalf jaar oud. Verdachte heeft door zijn handelen ernstig misbruik gemaakt van een kwetsbaar jong meisje. Op dat moment dacht zij dat sprake was van een liefdesrelatie. Aangeefster [slachtoffer] was verliefd op verdachte en hij heeft hier misbruik van gemaakt. Verdachte heeft het vertrouwen dat zij in hem had op ernstige wijze beschaamd. Hij heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [slachtoffer] en haar lichamelijke integriteit aangetast. Het behoeft geen betoog dat seksueel misbruik van een minderjarige meisje zeer nadelige gevolgen kan hebben in de zin van psychische en emotionele schade en dat zij hierdoor ernstig kan worden geschaad in haar verdere ontwikkeling. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook bij aangeefster [slachtoffer] het geval is.
De rechtbank heeft in strafverzwarende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens het berichtenverkeer tussen hem en aangeefster [slachtoffer] haar heeft aangespoord om ook seksuele handelingen te verrichten met andere mannen, terwijl hij wist dat zij nog geen zestien jaar oud was, zij kwetsbaar was en zij zich veilig voelde bij hem.
Persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het Psychiatrisch onderzoek Pro Justitia
d.d. 21 juli 2023 opgemaakt door H. Kondakçi en H.A.H. Haex, psychiaters en het Psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 20 juli 2023 opgemaakt door Th. A.M. Deenen, klinisch psycholoog en gerechtelijk deskundige. Hieruit blijkt het volgende:
“Er zijn bij betrokkene aanwijzingen voor persoonlijkheidspathologie en parafiele problematiek, maar deze kunnen op basis van alle voorliggende stukken, verkregen informatie en de eigen onderzoeksbevindingen, diagnostisch (vooralsnog) niet definitief bevestigd worden. Er is bij betrokkene tenslotte geen sprake van een psychiatrische stoornis in engere zin, zoals een depressieve stoornis of een psychotische stoornis, noch werden er aanwijzingen gevonden voor ontwikkelings- en/of verslavingsproblematiek. Indien betrokkene echter mocht worden veroordeeld voor de hem tenlastegelegde feiten,dan ligt het in de rede om hem een behandeling op te leggen. Een ambulant behandeltraject bij een forensisch psychiatrische instelling gespecialiseerd in zedenproblematiek kan dan worden overwogen. Mocht een dergelijke ambulante behandeling onvoldoende effectief blijken, dan kan eventueel worden opgeschaald naar een klinische behandeling.”
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 26 augustus 2024. Hieruit blijkt het volgende:
“De heer [verdachte] kent weinig problemen op de meeste leefgebieden. Betrokkene beschikt over huisvesting, werk en kent geen financiële problemen. Er wordt geen melding gemaakt van problemen binnen de sociale verbanden van de heer [verdachte] die hij voornamelijk als positief en ondersteunend ervaart. Er zijn geen signalen gevonden die wijzen op problematisch middelengebruik. Het psychosociaal functioneren lijkt wat gekleurd te zijn door een traumatische ervaring waarbij hij zijn stiefvader verloor omdat hij het vaak aangeeft in contacten met bij deze zaak betrokken partijen. Betrokkene ziet zichzelf als een sociaal betrokken familiemens die het met iedereen goed kan vinden en het beste met iedereen voor heeft. Hij toont geen twijfel over zijn eigen functioneren en is vooral verbaasd over hetgeen hem ten laste wordt gelegd. Gezien de ontkenning en het blanco strafblad van betrokkene is een delict analyse niet mogelijk en kunnen de criminogene factoren niet ingeschat worden. Hierdoor kunnen er geen bijzondere voorwaarden gericht op het ten laste gelegde geformuleerd worden. Bij bewezenverklaring onderschrijft de reclassering echter het advies zoals verwoord in het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia.
AdolescentenstrafrechtWij adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen.​​​​​​​Advies over bijzondere voorwaardenWij kunnen met de beschikbare informatie niet adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn. Als de rechter toch besluit tot een voorwaardelijke sanctie, adviseren wij de onderstaande voorwaarden.• Meldplicht bij reclassering• Contactverbod• Andere voorwaarden het gedrag betreffende.
Schending van de redelijke termijn?
De raadsvrouw van verdachte heeft gevraagd rekening te houden met de schending van de redelijke termijn. De rechtbank verwerpt dit verweer. Als startpunt voor deze termijn hanteert de rechtbank de datum dat verdachte in verzekering is gesteld, zijnde op 13 februari 2023. Nu deze uitspraak binnen een termijn van twee jaren wordt gedaan is er geen sprake van schending van de redelijke termijn. Ook in hetgeen de raadsvrouw van verdachte in dit verband overigens naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanleiding om tot strafvermindering over te gaan.
De op te leggen straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Alles afwegend acht de rechtbank, gelet op de ernst van het feit en de lange periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel koppelt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies van 26 augustus 2024. Op deze manier heeft verdachte na het uitzitten van zijn gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren een stok achter de deur om geen strafbare feiten te plegen en krijgt hij de hulp en behandeling die volgens de deskundigen nodig wordt geacht om herhaling van delicten te voorkomen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van in totaal € 20.431,92 bestaande uit € 1.681,92 aan materiële schade en € 18.750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Subsidiair heeft zij proceskosten gevorderd ter hoogte van € 60,20. De rechtbank heeft geconstateerd dat de optelsom van de kosten zoals vermeld onder 4A op het formulier betreffende het verzoek tot schadevergoeding door de raadsvrouw is bepaald op € 1.371,92 terwijl de hoogte € 1.801,92 bedraagt. De rechtbank is uitgegaan van de bedragen zoals vermeld in dit vonnis.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft primair gevraagd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij het volgende naar voren gebracht. De kosten met betrekking tot de acupunctuur kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu er geen sprake is van causaal verband met de tenlastelegging. Ook de overige medische kosten zijn onvoldoende onderbouwd. Er worden reiskosten gevorderd, waarbij het grootste deel daarvan ziet op reiskosten in verband met de acupunctuur. Ook de reiskosten in verband met deze behandeling komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu onvoldoende is onderbouwd waar die behandeling op ziet en wat het verband is met deze zaak. Ten aanzien van de overige reiskosten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De kosten ten aanzien van het judo pak en het verjaardagsgeld zijn onvoldoende onderbouwd en kunnen daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen. Tot slot heeft de raadsvrouw met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding gevraagd deze post aanzienlijk te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
Het verzoek, voor zover het gaat over de geleden materiële schade, is opgebouwd uit de volgende posten:
Medische kosten € 785,19;
Acupunctuur
i) 2023: € 311,73 + € 62,00;
ii) 2024: € 125,08 + € 248,00;
Eigen risico en eigen bijdrage
i) € 34,30 en € 4,08;
Toekomst PM
Reiskosten € 756,18;
Overige kosten € 570,55;
Judopak: € 70,55;
Verjaardagsgeld € 500,00.
Totaal: € 2.111,92.
Ten aanzien van kostenpost 1 overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit eigen risico en eigen bijdrage heeft moeten betalen van een totaalbedrag van € 38,38. De rechtbank acht deze post voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit en daarom voor vergoeding in aanmerking komt.
Met de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het causaal verband tussen de acupunctuurbehandelingen en het bewezen verklaarde feit onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de vordering op dit punt niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank wijst daarom enkel toe een bedrag van € 38,38 ten aanzien van kostenpost 1.
Met betrekking tot kostenpost 2 reiskosten bestaat een groot gedeelte van deze post, te weten € 613,01 uit reiskosten met betrekking tot de acupunctuurbehandelingen. Nu de vordering voor deze kostenpost reeds niet-ontvankelijk is verklaard, geldt hetzelfde voor de gevorderde reiskosten in dat verband.
De rechtbank zal een bedrag van € 143,17 toewijzen, omdat de rechtbank de overige reiskosten voldoende onderbouwd acht en van oordeel is dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De vordering met betrekking tot de overige kosten (het judopak en verjaardagsgeld) zal niet-ontvankelijk worden verklaard nu onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering ten aanzien van de materiële schade gedeeltelijke toewijzen tot een bedrag van € 181,55, bestaande uit:
Medische kosten € 38,38;
Reiskosten € 143,17;
Totaal: € 181,55.
De benadeelde partij wordt voor het overige deel van de materiële schade niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde strafbare feit. De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen aan smartengeld en naar billijkheid, toewijzen tot een bedrag van € 12.500,00. Voor het meer gevorderde wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering gedeeltelijk toewijsbaar tot een bedrag van € 12.681,55 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2017 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregel.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering:
Veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het aflopen van zijn detentie bij de Reclassering Nederland, locatie 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, telefoonnummer 088-8041504. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Contactverbod:
Veroordeelde zal gedurende de proeftijd geen contact opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met [slachtoffer] , geboren op [2005] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Andere voorwaarde het gedrag betreffende:
Veroordeelde werkt mee aan nader onderzoek gericht op de persoonlijkheidspathologie en parafiele problematiek in relatie tot het delictgedrag door een forensische zorgverlener en werkt mee aan de adviezen ook wanneer dit een behandeling bij een forensische zorgverlener of een training inhoudt, te bepalen door de reclassering.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 12.681,55. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 98 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 181,55 materiële schade en € 12.500,00 immateriële schade. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van een bedrag van € 12.681,55, bestaande uit € 181,55 materiële schade en € 12.500,00 immateriële schade. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. A.W.E. de Rooij, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 13 september 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, dienst regionale recherche, OBRC22121-53 `CEDER', sluitingsdatum 3 mei 2023, aantal doorgenummerde pagina’s 1-594.