ECLI:NL:RBOBR:2024:4257

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
01/297283-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens meermalen seksueel binnendringen en ontucht met minderjarige nichtjes

Op 16 september 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen seksueel binnendringen en ontucht met drie van zijn nichtjes, die op het moment van de feiten nog geen 12 jaar oud waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de inmiddels volwassen aangeefsters geloofwaardig en betrouwbaar zijn, en dat deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de feiten als ernstig beoordeeld, gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het misbruik van vertrouwen door de verdachte. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn ziekte van Parkinson, maar heeft desondanks geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die bestaan uit immateriële schade, met wettelijke rente vanaf de data van de feiten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen in hun geheel toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van aanzienlijke bedragen aan elk van de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.297283.22
Datum uitspraak: 16 september 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1962] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 juli 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 te Best, althans in Nederland,
meerdere malen met [slachtoffer 1] , geboren op [1996] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
terwijl voornoemde [slachtoffer 1] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen geduwd/gebracht en/of
- zijn vinger(s) in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen geduwd/gebracht en/of
- zijn tong in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen geduwd/gebracht, althans met zijn tong over haar vagina en/of haar schaamlippen gelikt en/of
- met zijn mond en/of hand(en) en/of vinger(s) haar vagina en/of haar schaamlippen, althans haar schaamstreek en/of haar billen en/of haar borsten betast en/of
- zijn penis in haar mond geduwd/gebracht en/of
- haar hand om zijn penis gelegd en/of zich door haar laten aftrekken en/of
- (in elk geval) zijn penis met haar mond en/of haar tong en/of haar hand(en) laten betasten en/of - haar ge(tong)zoend;
T.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 te Best, althans in Nederland,
meerdere malen met [slachtoffer 1] , geboren op [1996] ,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
terwijl voornoemde [slachtoffer 1] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
(telkens) buiten echt
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte (telkens)
- met zijn tong over haar vagina en/of haar schaamlippen gelikt en/of
- met zijn mond en/of hand(en) en/of vinger(s) haar vagina en/of haar schaamlippen, althans haar schaamstreek en/of haar billen en/of haar borsten betast en/of
- haar hand om zijn penis gelegd en/of zich door haar laten aftrekken en/of
- (in elk geval) zijn penis met haar mond en/of haar tong en/of haar hand(en) laten betasten en/of
- haar ge(tong)zoend;
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 08 september 2001 tot en met 07 september 2009 te Best, althans in Nederland,
meerdere malen met [slachtoffer 2] , geboren op [1997] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
terwijl voornoemde [slachtoffer 2] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
(telkens) buiten echt
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
hebbende verdachte (telkens)
- zijn vinger(s) in haar vagina en/of tussen haar schaamlippen geduwd/gebracht en/of
- met zijn hand(en) en/of vinger(s) haar vagina en/of haar schaamlippen, althans haar schaamstreek en/of haar billen en/of haar borsten, in elk geval haar lichaam betast en/of
- haar ge(tong)zoend;
T.a.v. feit 4:
hij in of omstreeks de periode van 08 september 2001 tot en met 07 september 2009 te Best, althans in Nederland,
meerdere malen met [slachtoffer 2] , geboren op [1997] ,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
terwijl voornoemde [slachtoffer 2] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
(telkens) buiten echt
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte (telkens)
- met zijn hand(en) en/of vinger(s) haar vagina en/of haar schaamlippen, althans haar schaamstreek en/of haar billen en/of haar borsten, in elk geval haar lichaam betast en/of
- haar ge(tong)zoend;
T.a.v. feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2008 tot en met 30 juni 2013 te Oirschot, en/of te Best, in elk geval in Nederland,
meerdere malen met [slachtoffer 3] , geboren op [2003] ,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
terwijl voornoemde [slachtoffer 3] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd,
(telkens) buiten echt
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte (telkens)
- met zijn tong over haar vagina en/of haar schaamlippen gelikt en/of
- met zijn mond en/of hand(en) en/of vinger(s) haar vagina en/of haar schaamlippen, althans haar schaamstreek en/of haar borsten betast en/of
- haar ge(tong)zoend;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van het gedurende een langere periode plegen van ontuchtige handelingen bij drie van zijn nichtjes die op dat moment nog geen 12 jaren oud waren. In het geval van twee nichtjes omvat de beschuldiging dat daarbij mede sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit en daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat de verklaringen van aangeefsters niet betrouwbaar moeten worden geacht.
Subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit van de feiten 1, 2, 3 en 5 en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 4. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen en dat evenmin sprake is van schakelbewijs. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat, omdat het slachtoffer [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) zelf verklaart niet te weten of sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Meer subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit van feit 3 en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Nadere bewijsoverwegingen.
De rechtbank moet allereerst beoordelen of enerzijds de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar zijn en anderzijds of die verklaringen in ander bewijsmateriaal voldoende steun vinden. Het steunbewijs zal dienen te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte verweten gedragingen.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters
De verdediging stelt dat de verklaringen van aangeefsters niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Door het tijdsverloop, het onderlinge contact en de door hen gevolgde EMDR-therapie is het risico op pseudoherinneringen dermate groot dat hierdoor de verklaringen niet als betrouwbaar gezien kunnen worden. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank heeft in het strafdossier en ter zitting geen objectieve aanwijzingen gevonden die ertoe zouden moeten leiden de verklaringen van de aangeefsters als niet betrouwbaar aan te merken. De verklaringen van de aangeefsters zijn gedetailleerd en in de kern genomen consistent wat betreft de beschuldigingen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de aangeefsters elk op hun eigen moment en manier aan verschillende betrokkenen en nog voor het ondergaan van EMDR-therapie verteld hebben over wat hen is overkomen en dat zij daarbij passende emoties hebben laten zien. Het verweer van de verdediging dat de verklaringen van de aangeefsters als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt, wordt dan ook verworpen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van aangeefsters bruikbaar zijn voor het bewijs.
Steunbewijs.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verklaringen van de aangeefsters, ieder voor zich, door meerdere bewijsmiddelen worden ondersteund. De rechtbank overweegt als volgt.
- De verklaring van [slachtoffer 1] .
De verklaring van [slachtoffer 1] wordt allereerst ondersteund door de verklaring van haar moeder. Haar moeder verklaart in overeenstemming met de verklaring van [slachtoffer 1] dat ze op enig moment naar boven is gelopen en toen zag dat verdachte de badkamer invluchtte. Het geeft moeder een naar onderbuikgevoel, maar wanneer ze aan [slachtoffer 1] vraagt of er iets aan de hand is geeft [slachtoffer 1] aan dat dit niet het geval is. [slachtoffer 1] heeft dit moment onthouden en het is voor haar aanleiding om, wanneer ze 11 of 12 jaren oud is, aan haar moeder te vertellen dat dit het laatste moment is geweest waarop verdachte aan haar heeft gezeten. Ook moeder verklaart over dit moment. De exacte omvang van hetgeen gebeurd is komt op dat moment niet naar buiten. Pas in 2017 wanneer de moeder van [slachtoffer 1] haar confronteert met het verhaal van [slachtoffer 3] over het misbruik door verdachte, bevestigt [slachtoffer 1] dat ook zij door verdachte is misbruikt. Ze reageert emotioneel en geeft aan dat ze het erg vindt niet eerder alles te hebben gezegd, omdat ze dan anderen had kunnen beschermen.
Ook ziet de rechtbank ondersteuning in de verklaring van haar zus [slachtoffer 2] . Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] verklaren over de bezoeken aan het huis van oma, waarbij ze samen met verdachte naar boven gingen om daar op de spelcomputer te spelen. Hoewel [slachtoffer 2] verklaart dat ze het misbruik van haar zus [slachtoffer 1] niet heeft gezien, verklaart ze wel dat wanneer ze samen met haar zus boven was en zij of [slachtoffer 1] een spel aan het spelen was op de spelcomputer, verdachte met de ander die niet op de spelcomputer zat iets deed. Daarnaast verklaart [slachtoffer 2] dat verdachte aan haar heeft gevraagd of ze aan hem wilde zitten omdat [slachtoffer 1] dat ook deed.
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt daarnaast steun in het feit dat zij op afzonderlijke momenten tegen anderen heeft verteld over het misbruik. Zo heeft [slachtoffer 1] toen ze ongeveer 12 jaren oud was, tegen haar basisschoolvriendinnetje [naam 1] (hierna: [naam 1] ) verteld over het misbruik. [naam 1] verklaart dat [slachtoffer 1] het haar destijds heel voorzichtig vertelde om de reactie van [naam 1] te kunnen peilen en dat [naam 1] merkte dat [slachtoffer 1] verdrietig was en niet wist hoe ze ermee om moest gaan. Ook haar ex-vriend, de heer [naam 2] , verklaart dat hij merkte dat er iets was dat een grote invloed op [slachtoffer 1] had. In het jaar 2013 of 2014 heeft [slachtoffer 1] voor het eerst aan hem verteld dat ze misbruikt is door haar oom. Zij was daarbij erg emotioneel. Haar oom zou haar hebben gebeft en gevingerd. Ook deze verklaring en de daarbij waargenomen emoties bieden naar het oordeel van de rechtbank specifieke en concrete steun voor de verklaring van [slachtoffer 1] .
Tot slot wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door een WhatsApp-gesprek uit maart 2020. Daarin bespreken [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat [slachtoffer 1] bang is voor een SOA die ze mogelijk van haar oom heeft gekregen, omdat er ook een enkele keer op die manier contact is geweest. Dit ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 1] inhoudende dat verdachte eenmaal met zijn penis in haar vagina is geweest.
- De verklaring van [slachtoffer 2] .
De verklaring van [slachtoffer 2] wordt allereerst ondersteund door de verklaring van haar zus [slachtoffer 1] en de verklaring van hun moeder. Zij verklaren overeenkomstig de verklaring van [slachtoffer 2] dat ze regelmatig bij oma en verdachte op bezoek gingen en dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] dan met verdachte naar boven gingen om daar op de spelcomputer te spelen. [slachtoffer 1] is bovendien ooggetuige geweest van ontuchtige handelingen die verdachte bij [slachtoffer 2] heeft gepleegd.
Verder verklaart moeder over de emotionele reactie nadat zij [slachtoffer 2] confronteert met de verklaring van [slachtoffer 3] over het misbruik door verdachte. [slachtoffer 2] gaat op dat moment gillen en huilen en roept dat ze er niet over wil praten en verdachte dood wil hebben. Ook heeft [slachtoffer 2] in de jaren voordat zij aangifte heeft gedaan aan [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en in therapie verteld over het misbruik door verdachte. [naam 3] verklaart dat [slachtoffer 2] het erg moeilijk vond om erover te praten en dat haar emoties heel hoog zaten. Ook deze verklaringen en de daarbij waargenomen emoties bieden naar het oordeel van de rechtbank specifieke en concrete steun voor de verklaring van aangeefster.
- De verklaring van [slachtoffer 3] .
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij in de woning van [slachtoffer 3] kwam op de dagen dat zijn moeder op zijn nichtjes [slachtoffer 3] en [naam 4] moest passen.
Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer 3] bevestigd door de verklaring van de moeder van [slachtoffer 3] . Zij verklaart overeenkomstig de verklaring van [slachtoffer 3] over het moment waarop [slachtoffer 3] voor het eerst vertelt over het misbruik door verdachte. Ze verklaart dat [slachtoffer 3] in de auto tijdens een gesprek over haar oma en verdachte plotseling begint te huilen en dan vertelt dat zij door verdachte is misbruikt. Ook deze verklaring en de daarbij waargenomen emotie biedt naar het oordeel van de rechtbank specifieke en concrete steun voor de verklaring van [slachtoffer 3] .
Tussenconclusie.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar en in voldoende mate ondersteund door ander bewijsmateriaal. De rechtbank neemt daarom de verklaringen van aangeefsters als uitgangspunt. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde ontuchtige handelingen, die in het geval van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] mede bestonden uit seksueel binnendringen.
Dit betekent ook dat de rechtbank niet uitgaat van de verklaring van verdachte, die inhoudt dat hij de gestelde feiten stellig en categorisch ontkent en dat sprake is van een gezamenlijk plan van aangeefsters om via hem zijn moeder een hak te zetten. Verdachte heeft niets verklaard dat het bestaan van zo’n gezamenlijk plan aannemelijk maakt. Het wordt daarbij weerlegd door het gegeven dat de aangeefsters elk op hun eigen manier en moment met hun verhaal naar buiten zijn gekomen.
Aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwd.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het misbruik heeft plaatsgevonden terwijl de aangeefsters aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte waren toevertrouwd. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier en bij de behandeling ter zitting niet is gebleken dat de ouders van de aangeefsters de feitelijke zorg en waakzaamheid geheel of gedeeltelijk (tijdelijk) aan verdachte hadden toevertrouwd dan wel (tijdelijk) aan hem hadden overgedragen. De enkele omstandigheid dat de ouders van de aangeefsters hebben geweten dat de aangeefsters zonder toezicht van andere volwassenen in het bijzijn van verdachte zijn geweest, brengt niet mee dat zij daarmee hun kind of kinderen aan de zorg en waakzaamheid van verdachte hebben toevertrouwd. De rechtbank zal de verdachte daarom van dit onderdeel in de tenlasteleggingen vrijspreken.
De tenlastegelegde periode onder 3 en 4.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de officier van justitie ter terechtzitting opgemerkt dat het Openbaar Ministerie een zeer ruime periode heeft tenlastegelegd, omdat aangeefster [slachtoffer 2] zich het exacte moment dat het misbruik is aangevangen niet kan herinneren. De officier van justitie benadrukt dat het Openbaar Ministerie niet denkt dat het misbruik gedurende die gehele periode heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde periode te ruim is en zal daarom een kortere periode in de bewezenverklaring opnemen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de ontuchtige handelingen zeker een aantal maanden hebben geduurd, maar dat zij zich het exacte moment dat het misbruik is aangevangen niet kan herinneren. Uit het dossier volgt dat de ontuchtige handelingen plaatsvonden bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gedurende de gelijktijdige bezoeken aan hun oma. De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring van [slachtoffer 1] die verklaart dat zij voor het eerst in 2006 is misbruikt. Het dossier bevat geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat het misbruik van [slachtoffer 2] al eerder is aangevangen en het dossier biedt geen andere objectieve gronden om de periode nader af te bakenen.
Conclusie.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich gedurende langere periodes schuldig heeft gemaakt aan het plegen van de tenlastegelegde ontuchtige handelingen, terwijl zijn slachtoffers op dat moment nog geen 12 jaren oud waren. In het geval van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gaat het daarbij om handelingen die mede bestaan uit seksueel binnendringen. Alle tot vrijspraak strekkende verweren worden verworpen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. feit 1:
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 te Best,
meerdere malen met [slachtoffer 1] , geboren op [1996] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
hebbende verdachte
- zijn penis in haar vagina en tussen haar schaamlippen geduwd/gebracht en
- zijn vinger(s) in haar vagina en tussen haar schaamlippen geduwd/gebracht en
- met zijn tong over haar vagina en haar schaamlippen gelikt en
- met zijn mond en/of hand(en) en/of vinger(s) haar vagina en/of haar schaamlippen, en/of haar billen en/of haar borsten betast en
- zijn penis in haar mond geduwd/gebracht en
- haar hand om zijn penis gelegd en zich door haar laten aftrekken en
- zijn penis met haar mond en haar hand(en) laten betasten en
- haar ge(tong)zoend;
T.a.v. feit 2:
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 te Best,
meerdere malen met [slachtoffer 1] , geboren op [1996] ,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) buiten echt
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte
- met zijn tong over haar vagina en haar schaamlippen gelikt en
- met zijn mond en/of hand(en) en/of vinger(s) haar vagina en/of haar schaamlippen, en/of haar billen en/of haar borsten betast en
- haar hand om zijn penis gelegd en zich door haar laten aftrekken en
- zijn penis met haar mond en haar hand(en) laten betasten en
- haar ge(tong)zoend;
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 07 september 2009 te Best,
meerdere malen met [slachtoffer 2] , geboren op [1997] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) buiten echt
handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
hebbende verdachte
- zijn vinger(s) tussen haar schaamlippen geduwd/gebracht en
- met zijn hand(en) en/of vinger(s) haar vagina en/of haar schaamlippen, en/of haar billen en/of haar borsten betast en
- haar ge(tong)zoend;
T.a.v. feit 4:
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 07 september 2009 te Best,
meerdere malen met [slachtoffer 2] , geboren op [1997] ,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) buiten echt
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte
- met zijn hand(en) en/of vinger(s) haar vagina en/of haar schaamlippen, en/of haar billen en/of haar borsten betast en
- haar ge(tong)zoend;
T.a.v. feit 5:
in de periode van 01 juni 2008 tot en met 30 juni 2013 te Oirschot, en te Best,
meerdere malen met [slachtoffer 3] , geboren op [2003] ,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) buiten echt
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte
- met zijn tong over haar vagina en haar schaamlippen gelikt en
- met zijn mond en/of hand(en) en/of vinger(s) haar vagina en/of haar schaamlippen, en/of haar borsten betast en
- haar ge(tong)zoend.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de duur van het voorarrest. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om een contactverbod ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht aan verdachte géén onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen langer dan de duur van het voorarrest en te volstaan met de oplegging van een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met drie van zijn nichtjes, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , die op dat moment nog geen 12 jaren oud waren. In het geval van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van die meisjes. In het geval van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verdachte de ontuchtige handelingen gepleegd in de woning van verdachte, tevens de woning van hun oma, op het moment dat zij bij hen op bezoek waren. In het geval van [slachtoffer 3] heeft hij de ontuchtige handelingen gepleegd in haar ouderlijke woning en in zijn woning, tevens het huis van haar oma. Dit zijn plekken waar zij zich bij uitstek veilig moesten kunnen voelen.
Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de vanwege hun jeugd kwetsbare en weinig weerbare slachtoffers in hem hadden. Verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de meisjes en hun lichamelijke integriteit op grove wijze aangetast. Hij heeft zijn eigen seksuele behoefte boven de belangen van de slachtoffers gesteld, waaronder hun recht op een ongestoorde seksuele ontwikkeling. Slachtoffers van dergelijk misbruik ondervinden daar niet zelden nog jarenlang last van op psychisch en seksueel gebied. Uit de op zitting afgelegde slachtofferverklaringen blijkt dat dit ook bij hen het geval is. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk. Verdachte is tot op heden niet in staat gebleken verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelingen. In hoeverre daarbij sprake is van onwil of onmacht is voor de rechtbank gezien de beperkte informatie over de persoon van verdachte, lastig te bepalen. Gelet op de verklaringen van zijn zussen, alsmede de indruk op de terechtzitting, lijkt sprake van een eenvoudige man die emotioneel en verstandelijk enigszins beperkt is vanaf de vroegste jeugd. Inmiddels kampt verdachte reeds jarenlang met de gevolgen van de ziekte van Parkinson. Verdachte erkent feiten niet en stelt dat slachtoffers oneigenlijke motieven hebben, te weten: het ‘pakken’ van zijn moeder (hun oma) via aangiftes tegen hem. Los van het niet willen of kunnen, verdachte brengt zo nog steeds leed toe aan de slachtoffers. Dat vindt de rechtbank kwalijk..
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf van gelijke duur aan het voorarrest op te leggen in combinatie met een taakstraf. De rechtbank is echter van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor langere duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank houdt in grotere mate dan de officier van justitie rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het ziektebeeld van verdachte (Parkinson) en het feit dat hij zal worden gescheiden van zijn moeder, terwijl zij in belangrijke mate van elkaar afhankelijk zijn, maakt dat een gevangenisstraf hem zeer zwaar zal vallen. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alles afwegende vindt de rechtbank in dit geval een oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaren passend en geboden
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Het verzoek van de officier van justitie strekkende tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis wijst de rechtbank af. Hierbij heeft de rechtbank acht geslagen op de eerdere schorsingsbeslissing van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch en opnieuw een afweging gemaakt tussen de strafvorderlijke belangen en de persoonlijke belangen van verdachte. De rechtbank is daarbij tot het oordeel gekomen dat op dit moment de persoonlijke belangen prevaleren.
Contactverbod ex art. 38v Sr.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen meerwaarde in de oplegging van de maatregel als bedoeld in art. 38v Sr, inhoudende een contactverbod. Uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken dat er al lange tijd geen contact meer is tussen verdachte en de slachtoffers en dat een enkele keer bij toeval de wegen elkaar kruisen. De rechtbank heeft geen aanleiding te vermoeden dat verdachte in de toekomst op enigerlei wijze bewust alsnog contact zal opnemen met de slachtoffers. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot oplegging van deze maatregel daarom af.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vorderingen in het geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijk renten en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht de vorderingen te matigen.
Beoordeling.
De rechtbank stelt vast dat vorderingen zijn gemotiveerd en onderbouwd met relevante stukken en verwijzingen naar jurisprudentie en door de verdediging niet gemotiveerd betwist zijn. De rechtbank acht de vorderingen in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank zal verdachte daarnaast veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen ook schadevergoedingsmaatregelen opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoedingen aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 55, 57, 60a, 244 (oud), 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
T.a.v. feit 2:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
De feiten 1 en 2 in eendaadse samenloop begaan.
T.a.v. feit 3:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
T.a.v. feit 4:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
De feiten 3 en 4 in eendaadse samenloop begaan.
T.a.v. feit 5:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1 en feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 17.500,00 euro, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
T.a.v. feit 1 en feit 2:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 17.500,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 122 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 3 en feit 4:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 17.500,00 euro, bestaande uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
T.a.v. feit 3 en feit 4:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 17.500,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 122 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 5:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van 20.250,00 euro, bestaande uit 250,00 euro materiële schade en 20.000,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening en de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
T.a.v. feit 5:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 20.250,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 136 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 250,00 euro materiële schade en 20.000,00 euro immateriële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening en de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsverplichting jegens een benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van de schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.H. van de Kant, voorzitter,
mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. S.H. Schepers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.P.M. van de Wouw, griffier,
en is uitgesproken op 16 september 2024.