ECLI:NL:RBOBR:2024:422

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
C/01/399419 / HA ZA 23-782
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en vernietiging van een forumkeuzebeding in een civiele procedure

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 7 februari 2024, is de bevoegdheid van de rechtbank aan de orde in een civiele procedure. De zaak betreft een incident waarin de opposant, die zowel in privé als in de uitoefening van haar bedrijf handelde, een beroep deed op de vernietiging van een forumkeuzebeding. Dit forumkeuzebeding was opgenomen in de algemene voorwaarden van de overeenkomst van opdracht tussen de partijen. De opposant stelde dat het forumkeuzebeding op de zwarte lijst staat volgens artikel 6:236 sub n BW, en dat zij als consument recht had op een andere bevoegde rechter. De rechtbank oordeelde echter dat de opposant niet uitsluitend als consument handelde, maar ook in de hoedanigheid van bestuurder van haar bedrijf. Hierdoor was het forumkeuzebeding niet van toepassing. De rechtbank verklaarde zich bevoegd om van het geschil kennis te nemen en wees de incidentele vordering van de opposant af. Tevens werd de opposant veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal op 21 februari 2024 opnieuw op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/399419 / HA ZA 23-782
Vonnis in incident van 7 februari 2024
in de zaak van
[opposant/eiseres in het incident],
wonende te [woonplaats] ,
opposant, oorspronkelijk gedaagde, in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: [opposant/eiseres in het incident] ,
advocaat mr. L.A.C. van Lierop te 'S-GRAVENHAGE,
tegen
[geopposeerde/verweerder in het incident]voorheen handelend onder de naam
[bedrijfsnaam 1],
wonende te [woonplaats] ,
geopposeerde, oorspronkelijk eiser, in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: [geopposeerde/verweerder in het incident] ,
advocaat mr. M.P.M. Riep te 's-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de verzetdagvaarding, tevens houdende incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring,
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Het geschil in de hoofdzaak gaat – samengevat – over de betaling van facturen voor door [geopposeerde/verweerder in het incident] verleende juridische diensten. [geopposeerde/verweerder in het incident] heeft [opposant/eiseres in het incident] en [bedrijfsnaam 2] B.V., waarvan [opposant/eiseres in het incident] enig aandeelhouder en bestuurder is, in rechte bijgestaan. Op grond van de tussen [geopposeerde/verweerder in het incident] , [opposant/eiseres in het incident] en [bedrijfsnaam 2] B.V. gesloten overeenkomst van opdracht, zijn [opposant/eiseres in het incident] en [bedrijfsnaam 2] B.V. hoofdelijk schuldenaar van de betalingsverplichting aan [geopposeerde/verweerder in het incident] . Zij hebben geweigerd de facturen van [geopposeerde/verweerder in het incident] volledig te betalen. In de hoofdzaak vordert [geopposeerde/verweerder in het incident] daarom onder andere hoofdelijke veroordeling van [opposant/eiseres in het incident] en [bedrijfsnaam 2] B.V. tot betaling van een bedrag van € 36.539,31, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en te vermeerderen met de buitengerechtelijk incassokosten van € 1.018,35. Deze vorderingen zijn bij verstekvonnis van 23 augustus 2023 toegewezen.
2.2.
In het incident vordert [opposant/eiseres in het incident] dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank [plaats] . Volgens [opposant/eiseres in het incident] dient zij te worden gedagvaard voor het gerecht van haar woonplaats, [woonplaats] . [geopposeerde/verweerder in het incident] heeft een beroep gedaan op een forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden bij de overeenkomst van opdracht, waarin is gekozen voor de rechtbank Oost-Brabant als bevoegde rechter. [opposant/eiseres in het incident] is echter een consument. Op grond van artikel 6:236 sub n BW geldt het forumkeuzebeding als onredelijk bezwarend, omdat [opposant/eiseres in het incident] geen termijn van een maand wordt gegund om voor beslechting van het geschil door de volgens de wet bevoegde rechter te kiezen. [opposant/eiseres in het incident] vernietigt daarom het forumkeuzebeding.
2.3.
[geopposeerde/verweerder in het incident] voert verweer.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.5.
Omdat er sprake is van een verzetzaak, moet eerst worden beoordeeld of het verzet tijdig is ingesteld, zodat [opposant/eiseres in het incident] in haar incidentele vordering kan worden ontvangen. [opposant/eiseres in het incident] stelt in de verzetdagvaarding dat het vonnis is tenuitvoergelegd op 26 oktober 2023. Op die dag is een bedrag van haar bankrekening afgeschreven ter uitvoering van een gelegd derdenbeslag. Dit is door [geopposeerde/verweerder in het incident] niet weersproken. Gesteld noch gebleken is dat de termijn waarbinnen het verzet moet worden gedaan eerder is aangevangen. De rechtbank stelt daarom vast dat het verzet gelet op het bepaalde in artikel 144 aanhef en onder b Rv, in samenhang met artikel 143 lid 3 Rv tijdig is ingesteld. [opposant/eiseres in het incident] kan dan ook in haar incidentele vordering worden ontvangen.
2.6.
[geopposeerde/verweerder in het incident] betwist onder meer dat [opposant/eiseres in het incident] als consument heeft gehandeld. [geopposeerde/verweerder in het incident] stond [opposant/eiseres in het incident] en [bedrijfsnaam 2] B.V. bij in een faillissementszaak, waarin [bedrijfsnaam 2] B.V. en haar bestuurder door de curatoren aansprakelijk werden gesteld. Het ging derhalve om bestuurdersaansprakelijkheid van [opposant/eiseres in het incident] , haar aansprakelijkheid in privé vond zijn grondslag in de zakelijke sfeer. [opposant/eiseres in het incident] handelde bij het aangaan van de overeenkomst met [geopposeerde/verweerder in het incident] daarom zowel in privé als in de uitoefening van haar beroep op bedrijf. In dat geval blijft het bepaalde in artikel 6:236 BW buiten toepassing.
2.7.
Het verweer slaagt. Het toepassingsgebied van artikel 6:236 BW is beperkt tot overeenkomsten met personen die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. In dit geval volgt uit de stellingen van [geopposeerde/verweerder in het incident] dat [opposant/eiseres in het incident] de overeenkomst met [geopposeerde/verweerder in het incident] heeft gesloten in verband met haar bedrijfsactiviteiten. Dat wordt bevestigd door de opdrachtbevestiging die [geopposeerde/verweerder in het incident] heeft overgelegd. In de opdrachtbevestiging staat uitdrukkelijk vermeld dat [opposant/eiseres in het incident] en [bedrijfsnaam 2] B.V. allebei opdrachtgever zijn en dat zij hoofdelijk schuldenaar zijn van [geopposeerde/verweerder in het incident] ( [bedrijfsnaam 1] ). De opdrachtbevestiging is op 24 augustus 2019 ondertekend door [opposant/eiseres in het incident] in privé en in haar hoedanigheid van bestuurder van [bedrijfsnaam 2] B.V. en heeft betrekking op het verlenen van rechtsbijstand in een procedure voor deze rechtbank. Uit niets blijkt dat de diensten die [geopposeerde/verweerder in het incident] op grond van de overeenkomst zou leveren verband hielden met iets anders dan [bedrijfsnaam 2] B.V. De facturen van [geopposeerde/verweerder in het incident] zijn ook aan [bedrijfsnaam 2] B.V. gericht. Het feit dat [opposant/eiseres in het incident] bestuurder is van [bedrijfsnaam 2] B.V. is de enige reden dat zij ook in privé partij is bij de overeenkomst met [geopposeerde/verweerder in het incident] . Gelet hierop kan niet worden gezegd dat [opposant/eiseres in het incident] uitsluitend als consument heeft gehandeld. Artikel 6:236 onder n BW is daarom niet van toepassing. Het beroep op vernietiging van het forumkeuzebeding slaagt niet. Dat betekent dat de rechtbank bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De incidentele vordering zal daarom worden afgewezen.
2.8.
Wat partijen overigens nog hebben aangevoerd hoeft niet meer te worden besproken.
2.9.
[opposant/eiseres in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) van het incident worden veroordeeld. De proceskosten van [geopposeerde/verweerder in het incident] worden begroot op:
- salaris advocaat € 614,00 (1 punt × tarief 614,00)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 792,00

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [opposant/eiseres in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [geopposeerde/verweerder in het incident] tot op heden begroot op € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [opposant/eiseres in het incident] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
21 februari 2024voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.