ECLI:NL:RBOBR:2024:4191

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
C/01/396295 / HA ZA 23-552
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering tot betaling koopprijs auto door consument

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft Noord Auto B.V. een vordering ingesteld tegen een consument, hierna te noemen [gedaagde], tot betaling van de koopprijs van een Mercedes SL uit 1957. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een koopovereenkomst is gesloten tussen partijen, maar dat de vordering tot betaling van de koopprijs is verjaard. De auto is op 20 september 2018 afgeleverd, en de rechtbank oordeelt dat de koopprijs op dat moment opeisbaar was. Noord Auto heeft echter niet kunnen aantonen dat er een afspraak was gemaakt over een latere betaling van de koopprijs. De rechtbank heeft geoordeeld dat de consument, [gedaagde], de auto als consument heeft gekocht en dat de verjaringstermijn van twee jaar, zoals vastgelegd in artikel 7:28 van het Burgerlijk Wetboek, is verstreken op 20 september 2020. Hierdoor is de vordering van Noord Auto afgewezen. Tevens is Noord Auto veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], die zijn begroot op € 6.313,00.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/396295 / HA ZA 23-552
Vonnis van 11 september 2024
in de zaak van
NOORD AUTO B.V.,
gevestigd te Assen,
eisende partij,
hierna te noemen: Noord Auto,
advocaat: mr. S.A. Heukers,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. W.R. Jonk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 3 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Noord Auto handelt in auto’s.
2.2.
Noord Auto en [gedaagde] hebben in 2018 contact gehad over de aankoop van een Mercedes SL van bouwjaar 1957 (hierna: de auto).
2.3.
De auto is door Noord Auto aangekocht en geïmporteerd en op 20 september 2018 afgeleverd bij [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
Noord Auto vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 155.000,00, vermeerderd met rente en kosten. Noord auto stelt namelijk dat met [gedaagde] in 2018 een koopovereenkomst is gesloten ten aanzien van de auto voor het zojuist genoemde bedrag en dat die koopprijs niet is betaald.
3.2.
[gedaagde] beroept zich op verjaring. Verder betwist [gedaagde] de inhoud van de door Noord Auto gestelde koopovereenkomst en dan met name de overeengekomen koopprijs. Hij stelt dat de koopprijs van (waarschijnlijk) € 50.000 of € 60.000 (contant) is voldaan. Ook meent [gedaagde] dat, als de koopprijs € 155.000 zou zijn, sprake is van non-conformiteit, bedrog of dwaling.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Er is een koopovereenkomst gesloten tussen partijen
Hoewel partijen wisselende standpunten innemen over wat tussen hen precies is afgesproken, staat niet ter discussie dat zij een koopovereenkomst hebben gesloten ten aanzien van de auto. Met name tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij daar beiden wel vanuit gaan.
4.2.
[gedaagde] handelde als consument
4.2.1.
In het kader van het beroep van [gedaagde] op verjaring stelt hij dat hij de auto als consument heeft gekocht. Met [gedaagde] en anders dan Noord Auto is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] de koopovereenkomst inderdaad als consument heeft gesloten en niet in de uitoefening van beroep of bedrijf. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.2.2.
Noord Auto stelt dat [gedaagde] ook (bedrijfs-/beroepsmatig) handelt in auto’s, maar [gedaagde] heeft in dat kader onweersproken gesteld dat hij dat doet vanuit zijn handelsonderneming. Hij heeft daarnaast in privé ook een autoverzameling.
4.2.3.
Noord Auto stelt verder dat zij voorafgaand aan de procedure aan (de advocaat van) [gedaagde] heeft gevraagd wie zij moest dagvaarden, [gedaagde] of zijn handelsonderneming, en dat daarop namens [gedaagde] is aangegeven dat hij in privé moest worden gedagvaard. Noord Auto wordt niet gevolgd in haar standpunt dat dit nu wordt misbruikt voor de stelling dat [gedaagde] als consument heeft gehandeld. In deze procedure stelt Noord Auto een vordering in, dus het is dan ook aan haar om te stellen op wie zij die vordering heeft. Dat zij kennelijk niet scherp heeft met wie de koopovereenkomst waarop haar vordering is gebaseerd, zou zijn gesloten, komt voor haar rekening en risico. Omdat de vordering nu tegen [gedaagde] is ingesteld en omdat Noord Auto simpelweg ook stelt dat de koopovereenkomst met [gedaagde] is gesloten, moet de rechtbank beoordelen of de door Noord Auto gestelde koopovereenkomst met [gedaagde] leidt tot toewijzing van de daarop gebaseerde vordering.
4.2.4.
Uit door [gedaagde] overgelegde facturen blijkt voorts dat Noord Auto zaken deed zowel (in bepaalde gevallen) met de handelsonderneming van [gedaagde] als (in bepaalde andere gevallen) met [gedaagde] in privé. Noord Auto wist dus dat [gedaagde] in verschillende hoedanigheden auto’s bij haar kocht. Dat een factuur aan [gedaagde] bij een eerdere transactie is betaald door een bepaalde vennootschap is in dat kader niet relevant.
4.2.5.
Ook het feit dat de auto, zoals Noord Auto stelt, bij een bedrijfspand is afgeleverd (het kantoor van een supermarktketen) maakt niet dat daarmee gezegd is dat [gedaagde] bij de koop van deze auto in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf handelde. [gedaagde] heeft in dat kader voorts uitgelegd dat op het bedrijventerrein waar Noord Auto naar verwijst ook zijn handelsonderneming is gevestigd én dat hij daar ook zijn privécollectie auto’s stalt.
4.2.6.
Dat [gedaagde] de auto weer verkocht heeft, betekent – anders dan Noord Auto stelt – naar het oordeel van de rechtbank ook niet dat [gedaagde] bij het sluiten van de koopovereenkomst handelde in de uitoefening van beroep of bedrijf. Een particuliere autoverzamelaar kan immers ook een initieel voor zijn verzameling aangekochte auto weer besluiten te verkopen. Volgens [gedaagde] heeft hij de auto weer verkocht omdat hij de omvangrijke restauratie uiteindelijk niet zag zitten. Noord Auto heeft onvoldoende daartegenover gesteld om te kunnen concluderen dat de aan- en verkoop van de auto door [gedaagde] moet worden gezien als beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Dat de auto door [gedaagde] aan een bedrijf is verkocht, maakt dit niet anders.
4.2.7.
De rechtbank oordeelt dus op grond van het voorgaande dat [gedaagde] de auto als consument kocht.
4.3.
De vordering tot betaling van de koopprijs is verjaard
Dat [gedaagde] de auto als consument kocht, betekent dat de wetsartikelen over consumentenkoop, te vinden in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, hier van toepassing zijn. Op grond van artikel 7:26 van het Burgerlijk Wetboek moet de koopprijs bij consumentenkoop bij aflevering worden betaald. De auto is afgeleverd bij [gedaagde] op 20 september 2018. Vanaf die dag was de koopprijs op grond van voornoemd artikel dus opeisbaar. Noord Auto heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat is afgesproken dat de koopprijs pas twee jaar na levering zou worden betaald, maar dat is door [gedaagde] betwist en Noord Auto heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit de gestelde afspraak over betaling na twee jaar blijkt. Dat de koopprijs pas later opeisbaar is geworden is dus onvoldoende onderbouwd. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat Noord Auto in de procedure tegenstrijdige standpunten heeft ingenomen over de afspraken over de betalingswijze, zoals met name het standpunt dat ‘via een omweg’ zou moeten worden betaald. Op grond van artikel 7:28 van het Burgerlijk Wetboek verjaart de rechtsvordering tot betaling van de koopprijs door verloop van twee jaren. Die verjaringstermijn van twee jaren is door het opeisbaar worden van de vordering op 20 september 2020 gaan lopen. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat de verjaring niet is gestuit. De verjaringstermijn is dus verstreken op 20 september 2020. De rechtsvordering van Noord Auto tot betaling van de koopprijs is dus verjaard. De vordering van Noord Auto wordt daarom afgewezen. Het geschil hoeft daarom voor het overige niet te worden besproken.
4.4.
Noord Auto moet de proceskosten van [gedaagde] betalen
Noord Auto is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
2.277,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.313,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Noord Auto af,
5.2.
veroordeelt Noord Auto in de proceskosten van € 6.313,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Noord Auto niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Maarschalkerweerd en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.