ECLI:NL:RBOBR:2024:4187

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
01.183733.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor bedreiging, vernieling en verboden wapenbezit (schieten op woning)

Op 6 september 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 augustus 2023 te 's-Hertogenbosch met een vuurwapen op een woning heeft geschoten. De verdachte, geboren in 2004 en thans gedetineerd in P.I. Rotterdam, werd beschuldigd van bedreiging, vernieling en verboden wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum meermalen met een vuurwapen heeft geschoten op de woning van een slachtoffer, wat leidde tot schade aan het keukenraam. De verdachte werd op 24 oktober 2023 aangehouden met een vuurwapen dat gelinkt kon worden aan het schietincident. Tijdens de rechtszitting op 23 augustus 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen in de bewijsbijlage beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank overwoog dat het schietincident een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners had gemaakt en dat het gebruik van een vuurwapen in een woonwijk onacceptabel was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: [01.183733.24]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.183733.24
Datum uitspraak: 06 september 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [2004] ,
thans gedetineerd te: P.I. Rotterdam, locatie De Schie.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 juli 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] en/of een of meer andere bewoners van de woning gelegen aan de [adres] aldaar, heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door meermalen met een vuurwapen te schieten op de woning van die [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] aldaar)
t.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten van een woning en/of een of meer muren in de woning, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
t.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Zoraki, type M906, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en/of
drie althans één of meer kogelpatronen, welke geschikt zijn om met voornoemd vuurwapen te worden verschoten, van het merk S&B en kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank
is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van
de vervolging.
Inleiding.
Op 26 augustus 2023, omstreeks 01:08 uur, werd de voorzijde van de woning gelegen aan de [adres] te ’s-Hertogenbosch met een vuurwapen beschoten. Diverse buurtbewoners hadden drie schoten gehoord en in het keukenraam van genoemde woning werden ook daadwerkelijk drie kogelgaten aangetroffen. In de keuken werden drie beschadigingen in een muur en diverse fragmenten van kogels aangetroffen. Buiten de woning werden twee hulzen aangetroffen. De beschoten woning was voorzien van een gele voordeur. Tijdens
de schietpartij was niemand in de woning aanwezig. Kort na de beschieting kwam bewoner [slachtoffer] thuis. Hij heeft aangifte gedaan van onder meer bedreiging en vernieling.
Op 24 oktober 2023 werd verdachte voor een incident met een vuurwapen in Rotterdam aangehouden. Er werd onder verdachte een vuurwapen aangetroffen, de aangetroffen hulzen en kogel(mantel)delen die waren aangetroffen in de omgeving van de [adres] te ’s-Hertogenbosch bleken gelinkt te kunnen worden aan het vuurwapen dat op 24 oktober 2023 onder verdachte werd aangetroffen. Verdachte was op dat moment ook in het bezit van een telefoon met daarop beelden van een hand van een persoon die drie keer op het raam van een woning met een gele deur schoot. De beelden waren opgenomen op 26 augustus 2023 om 01:08 uur in de directe nabijheid van de woning gelegen aan de [adres] te ’s-Hertogenbosch.
Verdachte wordt van betrokkenheid bij de schietpartij beschuldigd. Dit heeft zich vertaald
in de verdenking van (feit 1) het medeplegen van de bedreiging van de bewoners van de woning, (feit 2) het medeplegen van de vernieling/beschadiging van het keukenraam en muren in de woning en (feit 3) het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en drie kogelpatronen.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring van alle feiten gerekwireerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraken van feiten 1 en 2 bepleit, omdat verdachte zijn daderschap ontkent en op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat hij de schutter is geweest. Voor feit 1 geldt bovendien dat uit
de aangifte niet volgt dat aangever zich bedreigd heeft gevoeld. Dit gebrek aan het bestaan van een redelijke vrees voor een delict zou ook tot vrijspraak van feit 1 moeten leiden.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
bewijsbijlage
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bewijsbijlage die onderdeel uitmaakt van dit vonnis. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
vaststellingen
Uit de inhoud van de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, maakt de rechtbank het volgende op.
Op 26 augustus 2023, omstreeks 01:08 uur, is de voorzijde van de woning gelegen
aan De [adres] te ’s-Hertogenbosch drie keer, opeenvolgend, met een vuurwapen beschoten. Hierbij zijn drie kogels door het keukenraam geschoten. Het keukenraam werd hierdoor vernield. De woning heeft een gele voordeur.
Aangever [slachtoffer] kwam kort na het schietincident thuis en zag drie kogelgaten in het keukenraam.
De buiten de woning aangetroffen (twee) hulzen en de in de keuken aangetroffen (drie) kogeldelen zijn door het NFI onderzocht. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de onderzochte hulzen en kogeldelen zijn afgevuurd door één en hetzelfde vuurwapen van het merk Zoraki, kaliber 7,65 mm. Browning.
Verdachte is op 15 februari 2024 bij vonnis van de rechtbank Rotterdam veroordeeld vanwege onder meer het bezit van een pistool van het merk Zoraki, type M906, kaliber
7.65 mm en daarbij behorende kogelpatronen in de periode 5 oktober 2023 tot en met
24 oktober 2023. Verdachte heeft dat verboden wapenbezit in die strafzaak ook bekend.
Het NFI heeft vergelijkend onderzoek verricht op het op 24 oktober 2023 bij verdachte in genoemde Rotterdamse zaak aangetroffen vuurwapen met de bij het schietincident in ’s-Hertogenbosch aangetroffen hulzen en kogelmantels. De rechtbank leidt uit de onderzoeks-
resultaten af dat de hulzen en kogels zijn verschoten door datzelfde vuurwapen.
Een op 24 oktober 2023 bij verdachte aangetroffen mobiele telefoon bevat live beelden
van een schietincident waarbij de schutter in twee seconden drie keer op een raam gesitueerd aan de voorzijde van een woning schiet. Deze woning heeft een gele voordeur.
Uit de zich in het dossier bevindende fragmenten van dit schietincident leidt de rechtbank
af dat de filmer tevens de schutter is. De rechtbank leidt voorts uit de toelichting van verbalisant [verbalisant] over de bij dit videobestand betrokken informatie af dat dat deze beelden daadwerkelijk zijn opgenomen met de mobiele telefoon van verdachte, en wel op
(UCT-tijd) 25 augustus 2023 om 23:08 uur (omgerekend in zomertijd in Nederland: 26 augustus 2023 om 01:08 uur) en dat de telefoon zich op dat moment in de onmiddellijke nabijheid van locatie [adres] te ’s-Hertogenbosch bevond. Uit dit alles volgt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar dat dit beelden zijn van de aan orde zijnde schietpartij.
overwegingen
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat twee voor de bewijstechnische beoordeling
van deze strafzaak essentiële - aan verdachte gelieerde - voorwerpen zich ten tijde van
het schietincident gelijktijdig op de plaats van het delict bevonden, te weten: zijn
vuurwapen waarmee is geschoten en zijn telefoon waarmee het schietincident live is opgenomen.
In dit verband is bovendien nog bewijstechnisch van belang dat verdachte ter terechtzitting van 23 augustus 2024 heeft verklaard dat (1) hij het vuurwapen uit de Rotterdamse zaak, waarvan de rechtbank zojuist heeft vastgesteld dat hiermee op 26 augustus 2023 in ’s-Hertogenbosch is geschoten, in augustus 2023 al voorhanden had en (2) hij de gebruiker van de onderzochte mobiele telefoon was, waarvan de rechtbank zojuist heeft vastgesteld dat hiermee live beelden van het schietincident op 26 augustus 2023 zijn opgenomen en dat daarbij de filmer tevens de schutter is. Ook volgt uit zijn verklaring ter terechtzitting dat hij in de middag van 26 augustus 2023 met diezelfde telefoon opnamen heeft gemaakt en dus toen de telefoon bij zich had.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden wijzen in een zodanig sterke wijze op daderschap van verdachte bij het schietincident, dat van hem een redelijke verklaring mag worden verlangd om die te weerleggen. Verdachte heeft zich echter bij alle eerdere gelegenheden voorafgaand aan de zitting op zijn zwijgrecht beroepen en toen geen uitleg willen geven.
uitleg verdachte
Verdachte heeft terechtzitting ontkend de schutter te zijn geweest. Hij was volgens zijn verklaring die bewuste nacht op een huisfeest elders. Hij had in die periode het vuurwapen onder zich, maar op het moment van het schietincident had hij het vuurwapen niet. Verder
heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij niet degene is geweest die de op zijn telefoon aangetroffen live beelden van de schietpartij heeft gemaakt. Hij leende zijn telefoon ook wel
eens uit. Volgens zijn raadsman zou een derde de dader kunnen zijn.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze alternatieve lezing het volgende.
Verdachte heeft zich tot de terechtzitting van 23 augustus 2024 bij alle gelegenheden op
het zwijgrecht beroepen, dit terwijl hij met uiterst belastend bewijs werd geconfronteerd.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat het daderschap van een derde niet kan worden uitgesloten, overweegt de rechtbank dat de rechterlijke toetsing niet ziet op de algemene vraag of het dossier wellicht alternatieve scenario’s openlaat, maar op de concrete vraag of een door de verdediging aangedragen en met argumenten onderbouwd ander scenario in het licht van het in het procesdossier voorhanden materiaal en de overige uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden tenminste een zekere mate van aannemelijkheid heeft.
In zijn algemeenheid wint een verklaring aan geloofwaardigheid als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd en daarna bevestiging vindt in latere onderzoeks-resultaten. Verder kan de algemene (on)waarschijnlijkheid of mate van voorspelbaarheid van hetgeen door een verdachte als verklaring wordt gegeven voor zijn handelen, een rol spelen bij het waarderen van een op die verklaring gebaseerd scenario.
Ten aanzien van het hiervoor door verdachte weergegeven scenario geldt dat hij deze verklaring pas heeft afgelegd nadat de verdediging al geruime tijd de beschikking had
over het volledige dossier en het onderzoek in beginsel was afgerond. Hierdoor heeft hij
de mogelijkheid gehad om alle onderzoeksresultaten te betrekken bij zijn verklaring ter terechtzitting tijdens de inhoudelijke behandeling. Bij eerdere verhoren heeft hij inhoudelijke vragen niet willen beantwoorden.
De rechtbank schuift de vage, niet concrete en volstrekt niet toetsbare verklaring ter terechtzitting van verdachte, waaruit het daderschap van een derde zou moeten volgen, als volstrekt onvoldoende en onaannemelijk terzijde in het licht van de hechtheid van het algehele samenstel van de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen versterken elkaar onderling op wezenlijke onderdelen en daderschap van verdachte volgt er uit. Verdachte heeft immers, hoewel daartoe uitgenodigd door de rechtbank, zijn verklaring op geen enkele wijze handen en voeten van enig gewicht gegeven. Zo reageerde hij op vragen van de rechtbank voor wie hij het vuurwapen in bewaring had of aan wie hij de telefoon wel eens uitleende of wie dan wel de schutter is geweest telkens met ‘daar wil ik geen antwoord op geven’. Evenmin heeft hij op vragen naar details over het huisfeest waar hij ten tijde van schietpartij zou zijn geweest zelfs maar iets van een toetsbare duidelijkheid gegeven. Het eindoordeel van de rechtbank is dan ook dat voorbij redelijke twijfel vastgesteld wordt dat verdachte met een vuurwapen drie schoten heeft afgevuurd op de woning waar aangever woonde en dat hij daarbij een vuurwapen van categorie III heeft gebruikt en dus voorhanden heeft gehad.
conclusie rechtbank
Alles overziende oordeelt de rechtbank dat het wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de schutter is geweest. Dat betekent dat feit 1 en, in het verlengde daarvan, feit 2 en feit 3 kunnen worden bewezen zoals hierna uitgeschreven.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de feiten samen met een ander heeft gepleegd. Voor een bewezenverklaring van medeplegen moet sprake zijn van een
bewuste en nauwe samenwerking met een ander. Het dossier biedt daarvoor echter
onvoldoende aanknopingspunten. Verdachte zal dan ook in alle feiten van dat onderdeel (partieel) worden vrijgesproken.
bespreking verweer feit 1
Het standpunt van de raadsman dat geen sprake is van een bewijsbare bedreiging omdat
uit de verklaring van aangever niet volgt dat deze zich bedreigd heeft gevoeld, overweegt
de rechtbank dat dit geen vereiste is.
Voor een beoordeling ter zake van bedreiging als bedoeld in artikel 285 Sr is volgens de Hoge Raad onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk van de bedreiging op de hoogte is gesteld en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd. Niet is vereist dat de bedreiging rechtstreeks aan de bedreigde is gedaan en evenmin is vereist dat bij de bedreigde daadwerkelijk vrees voor de aantasting van de persoonlijke vrijheid is ontstaan. Het is voldoende dat de bedreiging in het algemeen geschikt is om vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen. De beoordeling of sprake is van een vrees bij de bedreigde is daarmee geobjectiveerd. Het zich bedreigd voelen door de bedreigde moet door de rechter redelijkerwijs verondersteld worden geacht.
Toetsend aan dit kader komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de bedreiging
van aangever [slachtoffer] , zijnde de bewoner van de woning waarop drie keer met een vuurwapen is geschoten en die kort na het afvuren ervan de kogelgaten ook daadwerkelijk in het keukenraam heeft gezien. Dit oordeel behoeft geen nadere uitleg in het licht van het hiervoor weergegeven toetsingskader.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
t.a.v. feit 1:
op 26 augustus 2023 te ’s-Hertogenbosch [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door meermalen met een vuurwapen te schieten op de woning van die [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] );
t.a.v. feit 2:
op 26 augustus 2023 te ’s-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning die ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander, toebehoorde heeft vernield.
t.a.v. feit 3:
op 26 augustus 2023 te 's-Hertogenbosch
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Zoraki, type M906, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
drie kogelpatronen, welke geschikt zijn om met voornoemd vuurwapen te worden verschoten, van het merk S&B en kaliber 7.65 mm
voorhanden heeft gehad.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.(bijlage)
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes maanden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft een gevangenisstraf voor de duur van het ten tijde van de uitspraakdatum
reeds ondergane voorarrest bepleit. Het verboden wapenbezit (feit 3) zou niet in de strafmaat moeten worden betrokken, omdat verdachte voor het bezit van datzelfde vuurwapen ook al op 15 februari 2024 is veroordeeld.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
ernst feiten
Verdachte heeft een woning met een vuurwapen beschoten. Hij schoot hierbij drie keer door het aan de kant van de openbare weg gelegen keukenraam. Gelukkig was niemand thuis en is het feitencomplex beperkt gebleven tot een bedreiging (feit 1). Dit had echter ook zo maar tot zeer ernstig gevaar kunnen leiden voor (een van de) bewoners. Verdachte heeft dat
risico kennelijk op de koop toe genomen. Een woning is bij uitstek een plek waar iemand zich veilig moet wanen. Het schietincident heeft een ernstige inbreuk op dit huisrecht gemaakt. Het betreft een grove aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de bewoner en zal ook bij aangever gevoelens van angst, onrust en onveiligheid hebben opgeroepen.
Daar komt bij dat het schietincident in een woonwijk heeft plaatsgevonden. Meerdere buurtbewoners hebben het schieten gehoord. Het behoeft geen betoog dat de schietpartij onrust in de plaatselijke gemeenschap heeft veroorzaakt en dat dit voorval gevoelens van angst en onveiligheid heeft opgeroepen. Het zeer gewelddadige karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om met een vuurwapen delicten te plegen. De rechtbank beschouwt dit als een zeer zorgelijk gegeven. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen kennelijk niet bekommerd om
de gevolgen.
Het onderliggende motief is niet duidelijk geworden, hoewel er aanwijzingen zijn dat het enkel om geld te doen was. In de telefoon van verdachte staat een filmpje van kort na het delict, waarop verdachte geldbiljetten laat zien. Tussen verdachte en het slachtoffer bestond geen duidelijke band. De rechtbank rekent verdachte deze bedreiging zwaar aan.
Door de schietpartij is het keukenraam vernield (feit 2), met alle materiële schade
en overlast van dien.
Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een ernstig bedreigend geweldsdelict. Maar kan bij gebruik ook leiden tot dodelijk of zwaar lichamelijk letsel. Daarom moet er streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie.
oriëntatiepunten
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft gezien dat voor een bedreiging waarbij een vuurwapen wordt getoond het uitgangspunt
een gevangenisstraf van 4 maanden betreft en voor het voorhanden hebben van een vuurwapen op de openbare weg een gevangenisstraf van 8 maanden.
strafblad
Het is niet de eerste keer dat de nog jeugdige verdachte zich voor de strafrechter moet verantwoorden. Op zijn strafblad staan reeds diverse veroordelingen in de periode van 2016 tot en met 2024. Hierbij passeren geweldsdelicten en vermogensdelicten de revue, maar ook een bedreiging en verboden wapenbezit. De hierbij opgelegde straffen, waaronder ook voorwaardelijke strafdelen, hebben duidelijk niet het gewenste effect gehad.
strafmatigende factoren
Verdachte is op 15 februari 2024 vanwege het voorhanden hebben van het thans onder
feit 3 bewezenverklaarde vuurwapen veroordeeld. De thans bewezenverklaarde feiten hadden – indien eerder ontdekt – toen mede kunnen worden afgedaan. Dat gegeven werkt enigszins strafmatigend in deze zaak.
Ook zal de rechtbank in mitigerende zin rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte, thans 20 jaar.
Verder constateert de rechtbank dat de drie bewezenverklaarde feiten zozeer in elkaars verlengde liggen, dat niet elk feit een verhoging van de straf rechtvaardigt.
persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van een rapport van de reclassering van 25 januari 2024, opgesteld ten behoeve van de strafzaak waarvoor hij op 15 februari 2024 in Rotterdam is veroordeeld. De rechtbank heeft in dat betreffende vonnis gezien dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden in de strafoplegging zijn overgenomen. Tijdens het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de begeleiding van de reclassering reeds in de P.I. is gestart en dat verdachte hierbij baat heeft. Verdachte lijkt gemotiveerd te zijn om aan dat traject een blijvende en zinvolle invulling te geven met als ultieme doel een ‘normaal’ leven te gaan leiden.
de straf
Hoewel de rechtbank in deze zaak, met name gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit 1, een gevangenisstraf van 12 maanden in beginsel een passende straf acht, zal de rechtbank de hiervoor genoemde matigende factoren in de straf laten doorklinken. Ook acht de rechtbank het van belang dat verdachte zijn gemotiveerde
inbreng in het reeds in detentie gestarte reclasseringstraject zo spoedig mogelijk ten
volle benut.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen: 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE UITSPRAAK
De rechtbank
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf:

t.a.v. feit 1, feit 2 en feit 3:
Een gevangenisstrafvoor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van den Munckhof, voorzitter,
mr. W.A.F. Damen en mr. A. Jansen, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 06 september 2024.