ECLI:NL:RBOBR:2024:414

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
C/01/363750 / HA ZA 20-672
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van geldleningen en onrechtmatige bemoeienis bij vastgoedprojecten in Panama

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, hebben eisers, bestaande uit een B.V. en een particulier, vorderingen ingesteld tegen een gedaagde, die zonder bekende woonplaats is, met betrekking tot onbetaalde geldleningen en vermeende onrechtmatige bemoeienis bij vastgoedprojecten in Panama. De rechtbank heeft op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarin de vorderingen van eisers zijn toegewezen. De eisers stelden dat de gedaagde hen geld verschuldigd was, met contractuele rente, en dat hij onrechtmatig had gehandeld door zich ongeoorloofd te bemoeien met de projecten. De gedaagde voerde verweer en stelde tegenvorderingen in, maar de rechtbank oordeelde dat hij in persoon aansprakelijk was voor de leningen en dat zijn verweren niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsommen, rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, ondanks het bezwaar van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/363750 / HA ZA 20-672
Vonnis van 7 februari 2024
in de zaak van:

1.[eiseres sub 1 in conventie] B.V. (“ [eiseres sub 1 in conventie] ”),gevestigd te [vestigingsplaats] ,2. [eiser sub 2 in conventie] (“ [eiser sub 2 in conventie] ”),wonende te [woonplaats] ,eisers in conventie,verweerders in reconventie,advocaat: mr. R.A.C.J. van Kessel te Boxtel,

tegen
[gedaagde in conventie](“ [gedaagde in conventie] ”),
zonder bekende woonplaats,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. A.H.H.M. Roelofs te Nuland.

1.De procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 1 september 2021, het vonnis (mondelinge behandeling) van 27 oktober 2021, het arrest van het hof van 23 augustus 2022 en de daarin vermelde stukken
  • het antwoord in reconventie en de akte overlegging producties van [eisers in conventie] voor de mondelinge behandeling
  • de akte overlegging producties van [gedaagde in conventie] voor de mondelinge behandeling
  • de mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden, met de spreekaantekeningen van de advocaten.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 2 in conventie] en [gedaagde in conventie] zijn broers. [eiseres sub 1 in conventie] is gelieerd aan [eiser sub 2 in conventie] .
2.2.
[eisers in conventie] en [gedaagde in conventie] hebben zaken met elkaar gedaan, in samenwerking met anderen. De samenwerking hield kort gezegd in dat [eisers in conventie] en andere investeerders gelden ter beschikking stelden en dat [gedaagde in conventie] het beheer deed voor vastgoedprojecten in Panama. Onmin is ontstaan. De samenwerking is beëindigd. [eiser sub 2 in conventie] heeft verder ook gelden ter beschikking gesteld voor de aankoop door [gedaagde in conventie] van een huis in de Verenigde Staten.
2.3.
[gedaagde in conventie] heeft twee (Panamese) vennootschappen opgericht: [vennootschap 1] S.A. (“ [vennootschap 1] ”) en [vennootschap 2] (“ [vennootschap 2] ”). [vennootschap 1] heeft gelden van investeerders ontvangen, met inbegrip van [eisers in conventie] . [vennootschap 1] beheert de bankrekening (dat doet [gedaagde in conventie] feitelijk) en stuurt geld heen en weer tussen [vennootschap 2] en investeerders. [vennootschap 2] beheert vastgoed. [gedaagde in conventie] heeft de aandelen in [vennootschap 2] overgedragen aan investeerders (niet [eisers in conventie] ) als onderdeel van twee vaststellingsovereenkomsten. [gedaagde in conventie] is daarmee zijn onderneming kwijtgeraakt.
2.4.
Er zijn verder Panamese projectvennootschappen. Ieder project, één vennootschap. De investeerders (ook [eisers in conventie] ) zijn aandeelhouder van deze vennootschappen. Het vastgoed, waarin de investeerders investeren, zit voor een groot deel in deze vennootschappen. Verschillende projecten zijn niet goed gelopen: investeerders (zoals [eisers in conventie] ) dachten eigendom te verkrijgen, maar verkregen een gebruiksrecht en zijn al lang bezig vergunningen te regelen en eigendom te verkrijgen met het oog op projectontwikkeling.
2.5.
[eisers in conventie] meent vorderingen te hebben op [gedaagde in conventie] . [eisers in conventie] noemt in de dagvaarding de posten Lening I, Lening II en Lening III. [gedaagde in conventie] meent dat het gaat om investeringen die lopen via [vennootschap 1] (bankrekening), [vennootschap 2] (beheer en activiteiten) en de projectvennootschappen. [eiser sub 2 in conventie] is eigenaar van een appartement in Panama ( [naam appartement 1] ), dat wordt beheerd door [vennootschap 2] .

3.Het geschil

3.1.
De vorderingen van [eisers in conventie] komen erop neer dat [gedaagde in conventie] de hoofdsommen aan hen betaalt, telkens met contractuele rente vanaf 15 mei 2020 en met (voor Lening II en Lening III) koerswijzigingsschade (artikel 6:125 BW). [eisers in conventie] vordert telkens subsidiair: hoofdsommen, contractuele rente of wettelijke (handels)rente naar billijkheid. [eisers in conventie] beroept zich, als aanvullende grondslag, op ongerechtvaardigde verrijking en de redelijkheid en billijkheid. [eisers in conventie] vordert verder vergoeding van de beslagkosten (€ 6.023,58 inclusief btw dan wel een billijk bedrag), vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten (€ 3.777,00) en veroordeling in de kosten van het geding inclusief de nakosten, met rente.
3.2.
[gedaagde in conventie] voert verweer. Hij vindt dat [eisers in conventie] tegenover hem onrechtmatig heeft gehandeld door zich op ongeoorloofde wijze te bemoeien met de projecten, druk uit te oefenen en hem te benadelen. [gedaagde in conventie] noemt smaad/laster, omkoping en chantage/afdreiging.
3.3.
[gedaagde in conventie] vordert in reconventie voor recht te verklaren dat [eiser sub 2 in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door [gedaagde in conventie] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade en [eiser sub 2 in conventie] te veroordelen tot vergoeding van deze schade aan [gedaagde in conventie] , nader op te maken bij staat, met rente en de kosten van het geding. [gedaagde in conventie] verlangt na eiswijziging subsidiair schadevergoeding door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
3.4.
[eisers in conventie] vindt in reconventie dat haar handelwijze binnen de grenzen van geoorloofde zakelijke betrekkingen onder de omstandigheden is gebleven en dat [gedaagde in conventie] zijn verwijten niet heeft onderbouwd. [eisers in conventie] verwijst naar standpunten in conventie.
3.5.
[eisers in conventie] heeft de eis in conventie kort voor de mondelinge behandeling gewijzigd (vermeerderd). De vermeerderde eis houdt – voorwaardelijk, voor het geval dat [gedaagde in conventie] de relevante persoon is in deze materie (in plaats van de vennootschappen die aan hem gelieerd waren/zijn), en in aanvulling op het voorgaande – in dat [gedaagde in conventie] de schade vergoedt, nader op te maken bij staat, die [eisers in conventie] lijdt doordat [gedaagde in conventie] [eisers in conventie] op ongeoorloofde wijze heeft bewogen tot investering in de projecten. [gedaagde in conventie] heeft volgens [eisers in conventie] onjuiste inlichtingen verstrekt en nagelaten belangrijke informatie te geven over de projecten.

4.De beoordeling

Thema 1: bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
De rechtbank benoemt eerst de thema’s bevoegdheid en toepasselijk recht.
( a) Het hof heeft de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd (arrest hiervoor), zodat de bevoegdheid vast staat.
( b) Partijen hebben gediscussieerd over het toepasselijk recht, maar de rechtbank vindt dit thema niet belangrijk voor het geschil, omdat [gedaagde in conventie] niets heeft gepresenteerd waaruit volgt dat hij met toepassing van een mogelijk toepasselijk rechtsstelsel een verweer heeft dat anders wordt beoordeeld dan de analyse hierna.
Thema 2: schulden (Lening I, Lening II, Lening III)
4.2.
De rechtbank beoordeelt hier of [gedaagde in conventie] de gevorderde hoofdsommen verschuldigd is (behoudens de verweren/tegenvorderingen onder Thema 3 en Thema 4 hierna).
4.3.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde in conventie] op zichzelf niet betwist dat hij dan wel aan hem gelieerde vennootschappen de hoofdsommen heeft ontvangen van [eisers in conventie] .
4.4.
[gedaagde in conventie] heeft opgemerkt dat hij zich niet kan herinneren een akte van cessie (tussen [eiseres sub 1 in conventie] en rechtsvoorganger [A] ) te hebben ondertekend, maar hij heeft niet gemotiveerd betwist dat [eiseres sub 1 in conventie] wat betreft Lening I de opvolger is van [A] BV. De rechtbank gaat dan ook uit van [eiseres sub 1 in conventie] als opvolger en schuldeiser wat betreft Lening I.
4.5.
[gedaagde in conventie] vindt dat het bij Lening II en Lening III niet gaat om leningen maar om investeringen (die, zo begrijpt de rechtbank, volgens [gedaagde in conventie] niet opeisbaar zijn). De rechtbank verwerpt dit standpunt omdat [gedaagde in conventie] geen concrete feiten en omstandigheden heeft gepresenteerd, waaruit volgt dat (hij redelijkerwijs bij het aangaan van de overeenkomsten heeft mogen verwachten dat) de vorderingen niet op elk gewenst moment opeisbaar kunnen worden gemaakt door een verzoek tot betaling binnen een redelijke termijn.
4.6.
[gedaagde in conventie] vindt wat betreft de rente dat hij in juli 2020 niet heeft ingestemd met de afspraak om de rente weer te verhogen naar 4%. De rechtbank verwerpt dit standpunt omdat [eisers in conventie] stelt dat de afspraak in 2019 was om de rente tijdelijk te verlagen naar 2,5% en dat de rente daarna vanzelf weer naar 4% is gegaan. [gedaagde in conventie] is, zo stelt de rechtbank vast, niet ingegaan op deze stellingen van [eisers in conventie] , zodat de rechtbank deze voor juist houdt.
4.7.
Verder heeft [gedaagde in conventie] geen feiten of onderbouwing gegeven in antwoord op de uitvoerige standpunten van [eisers in conventie] over de totstandkoming en context van Lening I, Lening II en Lening III. Deze standpunten komen erop neer dat [eisers in conventie] geld heeft verstrekt voor de aankoop van een huis in Amerika (Lening I), voor een investering in Panama die niet doorging (Lening II) en als opvang voor liquiditeitskrapte bij [gedaagde in conventie] (Lening III). Daarom vindt de rechtbank dat de standpunten van [gedaagde in conventie] niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank beslist dat [gedaagde in conventie] in beginsel, behoudens Thema 3 en Thema 4 hierna, is verschuldigd:
(1) € 309.352,71 aan [eiseres sub 1 in conventie] (Lening I)
(2) $ 58.535,27 of tegenwaarde EUR aan [eiseres sub 1 in conventie] (Lening II)
(3) $ 50.356,60 of tegenwaarde EUR aan [eiser sub 2 in conventie] (Lening III
waarbij [gedaagde in conventie] aan [eisers in conventie] toekomende
huurpenningen mocht lenen).
4.8.
De conclusie op dit onderdeel is dat de rechtbank de standpunten van [gedaagde in conventie] verwerpt en dat [gedaagde in conventie] in beginsel, behoudens Thema 3 en Thema 4 hierna, de hiervoor genoemde hoofdsommen verschuldigd is (Lening I, Lening II en Lening III).
Thema 3: verweren van [gedaagde in conventie] in conventie
4.9.
De rechtbank behandelt hieronder de verweren die [gedaagde in conventie] in conventie naar voren heeft gebracht. Het gaat om de beweerde persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde in conventie] voor Lening II en Lening III. De rechtbank bespreekt enkele aspecten.
( a) [gedaagde in conventie] is ingegaan op de “schuldbekentenis” (standpunt [eisers in conventie] : [gedaagde in conventie] heeft erkend dat hij in persoon tot betaling gehouden is). Het gaat hier om twee e-mails van [gedaagde in conventie] , gedateerd 20 april 2020, waar [eisers in conventie] een erkenning in lezen.
De eerste e-mail (van [eiser sub 2 in conventie] aan [gedaagde in conventie] ; de reactie van [gedaagde in conventie] is de laatste regel, schuin gedrukt, waarbij het woord “bedankt”, schuin gedrukt en onderstreept, de reactie is van [eiser sub 2 in conventie] op de reactie van [gedaagde in conventie] )
“Nu graag dringende aandacht voor je schulden aan mij:
1. Het betreft de volgende schulden:
a. Lening voor het "blauwe huis" van €160.500,-
• Startdatum 20-02-2003
• Rente 4% tot 1 jan 2019
• Rente 2,5 % vanaf 1 jan 2019
b. Restant gestort bedrag van $ 200.000,-
• Terug-ontvangen via [B] ( Zie jouw tabel hieronder in bijlage) $151.000;
• Resterend $ 49.000,- (sinds 2013; excl, rente)
c. Huur appartement [naam appartement 2]
• Openstaand bedrag, dat nog niet gebruikt is voor onkosten project [naam project]
• Bedrag nog definitief vast testellen. Indicatief $ 50.000,-
Graag bevestiging dat je mij deze bedragen schuldig bent.
Hierbij bevestig ik dat ik die bedragen aan je verschuldigd ben.Bedankt
De tweede e-mail
“Ik ben met een andere optie bezig om jou sneller af te betalen, door iemand te vinden die geld wil lenen met mix van vastgoed als onderpand. Daarvoor heb ik deze week nodig. Afhankelijk of dat deels of geheel lukt kan ik je antwoord geven.”
De rechtbank is van oordeel dat [eisers in conventie] uit deze e-mails redelijkerwijs heeft mogen afleiden dat [gedaagde in conventie] in persoon de hoofdsommen verschuldigd is en dat het dus niet (uitsluitend) gaat om schulden van de Panamese vennootschappen. Dat blijkt uit de tekst van de e-mails, waarin [gedaagde in conventie] schrijft: “ik” zal betalen. Zonder enige toevoeging, kwalificatie of aanwijzing dat het zou gaan om een uitlating in de hoedanigheid van bestuurder of vertegenwoordiger van de Panamese vennootschappen.
( b) De rechtbank neemt het proces-verbaal van 31 januari 2023 van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift voorlopig getuigenverhoor in aanmerking. Daarin leest de rechtbank een bevestiging door [gedaagde in conventie] dat hij schulden heeft aan [eisers in conventie] :
“Ik heb de lening en de vorderingen nooit ontkend.”
Het ging in de context over de schulden, waar het [eisers in conventie] om gaat in de vorderingen in conventie. [gedaagde in conventie] heeft dit op zichzelf niet betwist. Ook hier geldt dat er geen toevoeging, kwalificatie of aanwijzing is dat het zou gaan om een uitlating in de hoedanigheid van bestuurder of vertegenwoordiger van de Panamese vennootschappen.
( c) [gedaagde in conventie] zegt dat hij de e-mail van 20 april 2020 (de schuldbekentenis) onder druk heeft geaccordeerd. De druk bestond volgens hem uit de onrechtmatige handelingen van [eisers in conventie] , waardoor [gedaagde in conventie] dreigde zijn bezittingen (zeggenschap [vennootschap 2] ) te verliezen.
De rechtbank verwerpt dit standpunt omdat [gedaagde in conventie] geen concrete gedragingen heeft omschreven die ongeoorloofde druk kunnen opleveren en verder geen rechtsgevolgen heeft verbonden aan dit standpunt, zoals een beroep op misbruik van omstandigheden.
( d) De familieband is een belangrijke omstandigheid: dit bevestigt de vertrouwensband die er toen onweersproken was, waarbij naar het oordeel van de rechtbank voor partijen vanzelfsprekend was dat zij in persoon met elkaar zaken deden.
( e) De wijze van totstandkoming is een belangrijke omstandigheid: mondeling, gevolgd door storting bij de Panamese vennootschappen, zonder schriftelijke vastlegging. Deze gang van zaken bevestigt het persoonlijke vertrouwen dat er toen was. Er is geen aanwijzing te vinden in het dossier voor de conclusie dat de Panamese vennootschappen (en niet [gedaagde in conventie] ) schuldenaar zijn, behalve het feit dat het geld is gestort op de rekening van een Panamese vennootschap. Dit feit heeft naar het oordeel van de rechtbank niet veel gewicht in de context.
( f) Niemand heeft informatie aangereikt over zekerheden of soortgelijke regelingen, waarmee [eisers in conventie] als schuldeiser – buiten de vertrouwensband en familieband met [gedaagde in conventie] – op zakelijke grondslag het gerechtvaardigde vertrouwen zou kunnen hebben dat de hoofdsommen tijdig zouden worden terugbetaald. Dit is een aanwijzing dat [eisers in conventie] met [gedaagde in conventie] in persoon heeft gecontracteerd. Gebruikelijk is immers dat een Nederlandse investeerder zekerheden bedingt bij soortgelijke geldleningen. Dat geldt zeker als het gaat om leningen aan Panamese vennootschappen. Partijen gaan er kennelijk zelf van uit dat verhaal in Panama niet kansrijk is; procedures lopen erg lang en zijn erg duur, zo heeft [gedaagde in conventie] ook verteld tijdens de mondelinge behandeling.
( g) In algemene zin moet in de hiervoor geschetste context worden aangenomen dat [gedaagde in conventie] in persoon contracteert tenzij hij feiten en omstandigheden naar voren brengt waaruit volgt dat ( [eisers in conventie] toen redelijkerwijs heeft moeten aannemen dat) niet met [gedaagde in conventie] in persoon, maar met één of meer Panamese vennootschappen werd gecontracteerd. [gedaagde in conventie] heeft geen omstandigheden gepresenteerd die in deze richting wijzen.
( h) [gedaagde in conventie] vindt dat hij ten onrechte wordt vereenzelvigd met [vennootschap 2] en [vennootschap 1] . De rechtbank verwerpt dit standpunt omdat het hier in het verwijt van [eisers in conventie] niet gaat om vereenzelviging, maar om een afspraak tussen [eisers in conventie] enerzijds en [gedaagde in conventie] persoonlijk anderzijds.
( i) [gedaagde in conventie] vindt dat er slechts incidenteel is betaald vanaf zijn privé-rekening en wel om praktische redenen (een Panamese onderneming kan geen bankrekening openen in Nederland en betalingen vanuit Panama zijn duur en worden soms tijdelijk vastgehouden). De rechtbank verwerpt dit standpunt omdat de betalingen vanaf de privérekening niet de reden zijn voor de conclusie dat [gedaagde in conventie] in persoon moet betalen.
4.10.
De conclusie tot zover is dat [gedaagde in conventie] in persoon moet betalen.
4.11.
De rechtbank wijst ook op de standpunten van [gedaagde in conventie] dat het geld van Lening III (huurpenningen) op de rekening staat van [vennootschap 1] en dat [gedaagde in conventie] zelf deze rekening beheert/beheerde. Onduidelijk is gebleven waarom [gedaagde in conventie] niet al lang heeft bewerkstelligd dat het geld werd terugbetaald.
4.12.
[gedaagde in conventie] vindt verder dat geen rente is verschuldigd. Hij wijst op artikel 7:129c BW. De rechtbank verwerpt dit verweer om twee redenen. In de eerste plaats handelden beide partijen hier in de uitoefening van beroep of bedrijf. Het gaat namelijk om een lening voor een investering in, en beheer van, vastgoed. In de tweede plaats is artikel 7:129c BW niet van toepassing omdat de leningen zijn aangegaan vóórdat dit artikel in werking is getreden op 1 januari 2017 (artikel 200* Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek).
4.13.
[gedaagde in conventie] vindt wat betreft Lening III dat [vennootschap 2] vastgoed heeft beheerd voor [eiser sub 2 in conventie] en dat hij ( [gedaagde in conventie] ) uitsluitend betrokken was/is als bestuurder van [vennootschap 2] om huurpenningen, die werden ontvangen op de rekening van [vennootschap 1] , door te betalen aan [eiser sub 2 in conventie] en om onderhoud en beheer uit te voeren. [gedaagde in conventie] wijst erop dat [eiser sub 2 in conventie] het geld niet eerder terug heeft gevraagd. De rechtbank verwerpt deze standpunten omdat [gedaagde in conventie] , nog los van wat hij verder precies deed en in welke hoedanigheid, in persoon moet betalen om de hiervoor geschetste redenen.
Thema 4: Tegenvorderingen van [gedaagde in conventie] in reconventie
4.14.
[gedaagde in conventie] verwijt [eisers in conventie] in reconventie dat hij zich op ongeoorloofde wijze heeft bemoeid met de onderneming van [gedaagde in conventie] , waardoor deze onderneming [gedaagde in conventie] uiteindelijk is afgepakt.
4.15.
[gedaagde in conventie] noemt de volgende punten:
( a) [eiser sub 2 in conventie] was/is volgens [gedaagde in conventie] een betrekkelijk kleine investeerder, maar bemoeide zich vanaf 2019 met grotere projecten waar hij niets mee te maken had. [eiser sub 2 in conventie] probeerde beslissingen af te dwingen omdat zijn zoon [zoon eiser sub 2 in conventie] (die via zijn vennootschap [vennootschap zoon van eiser sub 2 in conventie] diensten had verleend voor projecten in Panama) op een zijspoor was gezet, aldus [gedaagde in conventie] . [eiser sub 2 in conventie] heeft geprobeerd een breuk te veroorzaken tussen [gedaagde in conventie] en (oud) medewerkers/investeerders en te bewerkstelligen dat niet [gedaagde in conventie] maar [zoon eiser sub 2 in conventie] belangrijke beslissingen kon nemen in winstgevende projecten, waarbij [eiser sub 2 in conventie] heeft gedreigd de familieband te verbreken, aldus [gedaagde in conventie] .
( b) [gedaagde in conventie] beschrijft veel verwikkelingen rondom eigendomsbewijzen (toonderaandelen) die uit de kluis van [vennootschap 2] zijn weggehaald in Panama tijdens de lockdown (corona), toen [gedaagde in conventie] in Nederland was en niet kon reizen naar Panama. De kwestie van de toonderaandelen had volgens [gedaagde in conventie] grote gevolgen: een betrokkene ( [C] , hierna “ [C] ”) had de toonderaandelen meegenomen, [gedaagde in conventie] vindt dat [C] op diverse vlakken frauduleus handelde, dat [C] vergoedingen eiste en dat er geen keuze was anders dan een regeling met een substantiële betaling, omdat het nodig was de toonderaandelen terug te krijgen zodat [vennootschap 2] verder kon met projecten. [eiser sub 2 in conventie] heeft volgens [gedaagde in conventie] in deze context instructies gegeven aan [C] ondanks wetenschap van het frauduleus handelen.
( c) [gedaagde in conventie] beschrijft ook veel e-mails en contacten van [eisers in conventie] met investeerders. [gedaagde in conventie] meent dat [eisers in conventie] hem heeft willen dwarsbomen en negatieve uitlatingen over hem heeft verspreid.
( d) [gedaagde in conventie] noemt twee vaststellingsovereenkomsten tussen de Panamese vennootschappen, investeerders en [zoon eiser sub 2 in conventie] / [vennootschap zoon van eiser sub 2 in conventie] ( [zoon eiser sub 2 in conventie] is de zoon van [eiser sub 2 in conventie] en [vennootschap zoon van eiser sub 2 in conventie] is de vennootschap van [zoon eiser sub 2 in conventie] ). [gedaagde in conventie] zegt dat hij zijn onderneming bij deze overeenkomsten kwijt is geraakt doordat hij de aandelen in [vennootschap 2] heeft moeten overdragen. Hij moet ook de investeerders nog een vergoeding betalen, aldus [gedaagde in conventie] .
( e) [gedaagde in conventie] meent dat [eiser sub 2 in conventie] in zijn verklaring onder ede in het voorlopig getuigenverhoor meineed heeft gepleegd in verband met de rol die [eiser sub 2 in conventie] wel of niet heeft gespeeld bij de voorbereiding van een e-mail die [C] heeft gestuurd aan investeerders. Het gaat [gedaagde in conventie] in deze context om twee e-mails van april en juni 2020 en over de wijze waarop deze zijn voorbereid.
4.16.
De rechtbank vindt de tegenvorderingen van [gedaagde in conventie] ongegrond omdat [eisers in conventie] naar het oordeel van de rechtbank binnen de grenzen is gebleven van geoorloofde inspanningen van schuldeisers die hun vorderingen willen incasseren en er alles aan doen om dit te bevorderen. De rechtbank wijst de vorderingen in reconventie daarom af.
4.17.
De rechtbank weegt hier de volgende aspecten mee.
( a) [eisers in conventie] , [gedaagde in conventie] en de overige betrokkenen hebben veel overleg gevoerd omdat de projecten in Panama niet goed liepen. [eisers in conventie] beschrijft onweersproken de grote onrust/verontwaardiging onder investeerders omdat na vele jaren nog geen eigendomsrechten waren verkregen van belangrijke onroerende zaken (maar slechts gebruiksrechten). [gedaagde in conventie] is niet ingegaan op deze problematiek, zodat de rechtbank de standpunten van [eisers in conventie] als juist aanvaardt.
( b) [eiseres sub 1 in conventie] investeert in een relevant project in Panama (dat los staat van de vorderingen in conventie) en [eisers in conventie] heeft de openstaande vorderingen die aan de orde zijn in conventie. Ook dit standpunt van [eisers in conventie] is niet weersproken. Deze context rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank, in de context van de problematiek die hiervoor is geschetst, een vergaande mate van betrokkenheid, interesse en zelfs bemoeienis met de projecten en de gang van zaken, inclusief contacten met andere investeerders. Het ligt voor de hand dat investeerders contact met elkaar hebben om oplossingen te zoeken, ook buiten de grenzen van de specifieke projecten waarin zij investeren, en ook dat het er soms hard aan toe gaat in dat overleg. De rechtbank verwerpt daarom het standpunt van [gedaagde in conventie] dat [eisers in conventie] zich bemoeide met projecten waar [eisers in conventie] niets mee te maken had en zich niet mee mocht bemoeien.
[gedaagde in conventie] wijst op een e-mail van [eisers in conventie] van 4 juni 2020 met de toezegging om “niet meer op eigen initiatief, adviezen en/of commentaar” te geven, maar de rechtbank verwerpt dit standpunt omdat in de e-mail enkele voorwaarden staan. [gedaagde in conventie] is niet ingegaan op de vraag of aan deze voorwaarden is voldaan. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank onduidelijk of de betrokkenen de uitlating van [eisers in conventie] in de e-mail redelijkerwijs mochten opvatten als bindende afspraak. Dit aspect is door [gedaagde in conventie] niet voldoende onderbouwd.
( c) [gedaagde in conventie] stelt onwaarheden en onjuiste informatie die over hem zouden zijn verspreid door [eisers in conventie] , maar de concrete uitlatingen in het dossier blijven in de visie van de rechtbank binnen de grenzen van geoorloofd zakelijk overleg over de toekomst van de onderneming en over oplossingen voor de problemen die er waren. [eisers in conventie] vond, zo blijkt uit de uitlatingen, dat [gedaagde in conventie] sterke kwaliteiten had maar ook op bepaalde terreinen niet goed functioneerde, en [eisers in conventie] wilde deze situatie aanpakken. De rechtbank ziet hierin geen onrechtmatige handelwijze.
( d) [eisers in conventie] mag [zoon eiser sub 2 in conventie] helpen en de belangen van [zoon eiser sub 2 in conventie] / [vennootschap zoon van eiser sub 2 in conventie] behartigen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet ongeoorloofd. Dat zou anders kunnen zijn als [zoon eiser sub 2 in conventie] / [vennootschap zoon van eiser sub 2 in conventie] welbewust zonder enige grond gelden zou willen aftroggelen, maar [gedaagde in conventie] heeft zijn standpunt dat [zoon eiser sub 2 in conventie] / [vennootschap zoon van eiser sub 2 in conventie] zonder enige grond aanspraak maakte op betaling niet onderbouwd, tegenover het standpunt van [eisers in conventie] dat [zoon eiser sub 2 in conventie] / [vennootschap zoon van eiser sub 2 in conventie] diensten had verleend en dat een openstaande rekening voor deze diensten moest worden betaald.
( e) [gedaagde in conventie] heeft, zo is onweersproken, zijn huis in Amerika verkocht aan derden en de opbrengst voor andere doeleinden aangewend (niet voor terugbetaling van Lening I), in weerwil van de afspraak met [eiseres sub 1 in conventie] dat dit huis was bestemd als zekerheid voor de terugbetaling van Lening I. Dit was geen zekerheidsrecht, maar de afspraak was duidelijk en [gedaagde in conventie] heeft het vertrouwen van [eiseres sub 1 in conventie] beschaamd. [eisers in conventie] mocht zich tegen deze achtergrond meer vrijheid permitteren om voortvarend en doortastend te handelen bij de inspanningen voor verhaal van de vorderingen.
( f) Het gaat om vastgoedprojecten in Panama. Partijen hebben allebei een beeld geschetst van veel onzekerheden en weinig houvast. Dit betekent dat [eisers in conventie] in zekere zin naar bevind van zaken mocht/moest handelen.
( g) [gedaagde in conventie] heeft smaad/laster, chantage/afdreiging en omkoping genoemd. De rechtbank is het met [gedaagde in conventie] eens dat dergelijke feiten onrechtmatig zijn, maar de rechtbank is van oordeel dat [gedaagde in conventie] zijn beroep hierop niet voldoende heeft onderbouwd aan de hand van concrete feiten. Zo heeft [eiser sub 2 in conventie] tijdens de mondelinge behandeling verteld dat hij [C] en andere betrokkenen heeft verteld dat hij zo nodig hun salarissen enige tijd zou waarborgen (als het mis gaat en zij hun werk kwijt raken). Dat is niet weersproken en het lijkt in de visie van de rechtbank in het belang van de onderneming en de projecten te zijn gedaan. De handelwijze van [eisers in conventie] meer in het algemeen lijkt volgens de rechtbank juist gunstig te zijn voor het succes van de projecten, of in elk geval zo bedoeld. Daarom is in de visie van de rechtbank onduidelijk dat en waarom smaad/laster, chantage/afdreiging of omkoping aan de orde zouden zijn.
( h) De verwijten rondom de toonderaandelen, meineed en frauduleus handelen komen erop neer dat [eisers in conventie] het gedrag van [C] heeft bewerkstelligd of dat [eisers in conventie] in samenspraak met [C] heeft gehandeld. [gedaagde in conventie] heeft deze verwijten onderbouwd aan de hand van een e-mail van [eiser sub 2 in conventie] naar twee familieleden met een tekst die in verschillende passages sterk lijkt op een tekst die [C] later heeft gestuurd naar investeerders met zijn eisen voor vergoeding als onderdeel van een oplossing. De rechtbank is het met [gedaagde in conventie] eens dat een zekere mate van betrokkenheid blijkt uit de e-mail van [eiser sub 2 in conventie] , maar de rechtbank overweegt dat dit bezien in de context niet voldoende is om aan te nemen dat [eisers in conventie] [C] heeft geïnstrueerd of aangestuurd of anderszins zodanig betrokken was dat [eisers in conventie] onrechtmatig heeft gehandeld. De uitlatingen van [eisers in conventie] zijn in de visie van de rechtbank ook te rijmen met inspanningen om oplossingen te bereiken voor de problematiek in de projecten. Ook als [C] frauduleus handelde en de toonderaandelen ontvreemdde, zoals [gedaagde in conventie] stelt, is het naar het oordeel van de rechtbank denkbaar dat prudent handelende schuldeisers/investeerders met [C] contacten onderhouden om goede oplossingen te zoeken. Dat betekent niet zonder meer dat de schuldeisers/investeerders meedoen en zich schuldig maken aan fraude/ontvreemding. [gedaagde in conventie] heeft in de visie van de rechtbank niet voldoende concreet en feitelijk onderbouwd dat [eisers in conventie] onrechtmatig handelde.
4.18.
De rechtbank merkt tot slot op dat partijen niets specifieks hebben gezegd over de jurisprudentie van de Hoge Raad (2 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1564, ABP/Poot): indien een derde onrechtmatig handelt en aan een vennootschap vermogensschade toebrengt, heeft in beginsel alleen de vennootschap het recht om deze redenen van de derde vergoeding van deze schade te vorderen. De rechtbank gaat hier verder niet op in.
4.19.
De conclusie op dit onderdeel is dat de rechtbank de vorderingen in reconventie afwijst.
Thema 5: Eisvermeerdering van [eisers in conventie] in conventie
4.20.
De eisvermeerdering betreft het verwijt van [eisers in conventie] dat [gedaagde in conventie] onjuiste en onvolledige voorlichting heeft gegeven vóórdat [eisers in conventie] besloot om Lening II en Lening III te verstrekken en dat [eisers in conventie] daardoor veel schade lijdt doordat de projecten niet goed lopen en veel verliezen opleveren.
4.21.
De rechtbank acht deze eisvermeerdering niet in strijd met de goede procesorde, al gaat het om een proceshandeling kort voor de mondelinge behandeling. [gedaagde in conventie] heeft zich er niet tegen verzet en de eisvermeerdering is een voor de hand liggende reactie op de standpunten in het antwoord in conventie / de eis in reconventie van [gedaagde in conventie] zelf.
4.22.
De rechtbank wijst de vordering, voor zover het gaat om de eisvermeerdering, af omdat [eisers in conventie] niet duidelijk heeft gemaakt dat [gedaagde in conventie] vóór of bij het aangaan van de leningen onjuiste inlichtingen heeft verstrekt of anderszins ongeoorloofd heeft gehandeld. [eisers in conventie] heeft geen duidelijk beeld geschetst van de gang van zaken in die tijd, wat [gedaagde in conventie] wel of niet heeft verteld, waarom dat wel of niet juist was, welke vragen [eisers in conventie] heeft gesteld en wat [gedaagde in conventie] volgens [eisers in conventie] wel wist of had moeten weten, had moeten vertellen en niet heeft verteld. Wel duidelijk is dat de projecten niet goed zijn gelopen, maar dit is op zichzelf niet genoeg om deze vorderingen te onderbouwen.
Slot
4.23.
De conclusie is dat de rechtbank de oorspronkelijke eis van [eisers in conventie] in conventie toewijst en de vermeerderde eis in conventie en de vorderingen van [gedaagde in conventie] in reconventie afwijst. [gedaagde in conventie] moet volgens de rechtbank ook een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten betalen omdat [eisers in conventie] duidelijk heeft gemaakt dat zij inspanningen heeft verricht die niet vallen onder de proceskostenveroordeling. [gedaagde in conventie] krijgt grotendeels ongelijk en wordt veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie.
4.24.
De rechtbank verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, ondanks het bezwaar van [gedaagde in conventie] . Het belang van [eisers in conventie] bij tenuitvoerlegging van het vonnis en ontvangst van het verschuldigde weegt aanmerkelijk zwaarder dan het belang van [gedaagde in conventie] om een eventueel hoger beroep af te wachten, voordat hij betaalt. De rechtbank herhaalt hier kort gezegd dat [gedaagde in conventie] de vorderingen van [eisers in conventie] heeft erkend, terwijl de vorderingen van [gedaagde in conventie] in reconventie niet zijn onderbouwd en bij deze stand van zaken ook in een eventueel hoger beroep niet kansrijk zijn.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in conventie te betalen:
  • a) € 309.352,71 aan [eiseres sub 1 in conventie]
  • b) $ 58.535,27 of tegenwaarde EUR aan [eiseres sub 1 in conventie]
  • c) $ 50.356,60 of tegenwaarde EUR aan [eiser sub 2 in conventie]
te vermeerderen met de contractuele rente vanaf 16 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in conventie tot vergoeding aan [eiseres sub 1 in conventie] respectievelijk [eiser sub 2 in conventie] van de koerswijzigingsschade met betrekking tot de bedragen onder 5.1 (b) en (c) hiervoor, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in conventie € 3.777,00 te betalen aan [eisers in conventie] (buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde in conventie en in reconventie;
5.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten in conventie en in reconventie, tot op heden aan de zijde van [eisers in conventie] begroot op € 96,85 exclusief btw voor exploot dagvaarding, € 3.475,00 voor griffierecht, € 6.023,58 inclusief btw voor beslagkosten en € 10.239,00 voor salaris advocaat (tarief VII, 1 dagvaarding, 1 mondelinge behandeling, 2 x ½ reconventie = 3 punten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op
7 februari 2024.