ECLI:NL:RBOBR:2024:4135

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
01.284355.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met geweld en bedreiging

Op 4 september 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, en een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 2 jaar. De zaak kwam aan het licht na een incident op 27 oktober 2023 in Helmond, waarbij de verdachte het slachtoffer met geweld en bedreiging dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zittingen op 31 januari, 24 april, 3 juli en 21 augustus 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdachte heeft het feit bekend, maar de verdediging heeft betoogd dat niet alle elementen van de tenlastelegging bewezen konden worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bewezenverklaring op basis van de beschikbare bewijsmiddelen gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft blijk gegeven van berouw en heeft een schadevergoeding aan het slachtoffer betaald. De rechtbank heeft de straf lager vastgesteld dan door de officier van justitie geëist, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de wens van het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.284355.23
Datum uitspraak: 04 september 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
wonende te [adres]
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 31 januari 2024, 24 april 2024, 3 juli 2024 en 21 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 januari 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2023 te Helmond, in elk geval in Nederland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of zich aldus laten pijpen door die [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer]
waarbij het geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of bestond(en) uit onder meer
- het vastpakken van de handen van die [slachtoffer] en/of het (vervolgens) op bed gooien van die [slachtoffer] en/of
- (toen die [slachtoffer] naar de deur toeliep) het vastpakken van de haren van die [slachtoffer] en/of het naar achteren trekken van die [slachtoffer] (waardoor hij, verdachte, en die [slachtoffer] op de grond vielen) en/of
- het leggen van zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] (zodat die [slachtoffer] niet kon schreeuwen) en/of
- (nadat die [slachtoffer] een vaas tegen de muur kapot had gegooid en een glasscherf in haar hand hield om verdachte op afstand te houden) het vastpakken van de hand van die [slachtoffer] en het (tegelijkertijd) vastpakken van de nek van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het afpakken van de glasscherf van die [slachtoffer] en/of
- het op die [slachtoffer] gaan zitten en/of het houden van die glasscherf bij/tegen de nek van die [slachtoffer] en/of het daarbij zeggen tegen die [slachtoffer] : ‘trek je broek uit’ en/of ‘ik snijd je in je nek als je je broek niet uitdoet’ en/of ‘als je mij niet laat dan doe ik het of in je mond of in je kont’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het ejaculeren op het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- het dwingen van die [slachtoffer] om een seksvideo op te zoeken/zetten en/of daarbij (terwijl hij, verdachte, een glasscherf in zijn hand hield) zeggen tegen die [slachtoffer] : ‘trek mij af’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- het voorbijgaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer] inhoudende dat zij geen seksueel contact met hem, verdachte, wilde;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft in het kader van de strafmaat een verweer gevoerd dat in deze zaak sprake is van een ‘categorie a’-verkrachting als bedoeld in de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de glasscherf op de nek van aangeefster heeft gehouden.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, nu de verdachte het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit.
De bewijsmiddelen:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 augustus 2024;
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 28 oktober 2023, dossierpagina 34, 36-38;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 28 oktober 2023, dossierpagina 7.
Nadere bewijsoverweging.
Ten aanzien van het tegen de nek houden van de glasscherf overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank gaat uit van wat hieromtrent in de aangifte staat en ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken op basis van de opmerking van verdachte dat hij zich niet kan voorstellen dat hij de glasscherf tegen haar nek heeft gehouden. Ter zitting heeft hij desgevraagd verklaard dat hij niet precies meer weet wat er is gebeurd met die glasscherf. Verbalisanten hebben die nacht gezien dat aangeefster meerdere rode krassen in haar nek had. De rechtbank zal dan ook dit gedeelte van het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaren.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgegeven bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
hijopof omstreeks27 oktober 2023 te Helmond,in elk geval in Nederland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/ofdoor bedreiging met gewelden/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan vaneen of meerhandelingen diebestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het duwenen/of brengenvan zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen van zijn,verdachtes,penis in de mond van die [slachtoffer] en/ofzich aldus laten pijpen door die [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer]
waarbij het geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) en/ofde bedreiging met gewelden/ofbestond(en) uitonder meer
- het vastpakken van de handen van die [slachtoffer] en/ofhet (vervolgens) op bed gooien van die [slachtoffer] en/of
-(toen die [slachtoffer] naar de deur toeliep)het vastpakken van de haren van die [slachtoffer] en/ofhet naar achteren trekken van die [slachtoffer](waardoor hij, verdachte, en die [slachtoffer] op de grond vielen)en/of
- het leggen van zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer](zodat die [slachtoffer] niet kon schreeuwen)en/of
-(nadat die [slachtoffer] een vaas tegen de muur kapot had gegooid en een glasscherf in haar hand hield om verdachte op afstand te houden)het vastpakken van de hand van die [slachtoffer] en het(tegelijkertijd)vastpakken van de nek van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)het afpakken van de glasscherf van die [slachtoffer] en/of
- het op die [slachtoffer] gaan zitten en/ofhet houden vandieeen glasscherf bij/tegen de nek van die [slachtoffer] en/ofhet daarbij zeggen tegen die [slachtoffer] : ‘trek je broek uit’ en/of‘ik snijd je in je nek als je je broek niet uitdoet’ en/of‘als je mij niet laat dan doe ik het of in je mond of in je kont’,althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen/of
- het ejaculeren op het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- het dwingen van die [slachtoffer] om een seksvideo op te zoeken/zettenen/ofdaarbij (terwijl hij, verdachte, een glasscherf in zijn hand hield) zeggen tegen die [slachtoffer] : ‘trek mij af’, althans woorden van gelijke aard en/ofstrekking en/of
- het voorbijgaan aan de verbale en/ofnon-verbale signalen van verzet en/ofweerstand van die [slachtoffer] inhoudende dat zij geen seksueel contact met hem, verdachte, wilde;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om een contactverbod ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen, zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft verzocht om deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de wens ten aanzien van de bestraffing van het slachtoffer zelf en heeft bepleit om ten aanzien van het ten laste gelegde te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met een voorwaardelijk deel en een maximale taakstraf. De verdediging heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen een contactverbod.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig zedenfeit, te weten verkrachting van zijn (inmiddels) ex-vrouw, waarbij hij fysiek geweld niet heeft geschuwd. Bij het aan verdachte ten laste gelegde zedenfeit heeft verdachte zich niets aangetrokken van de wil van zijn slachtoffer. Het slachtoffer heeft zich overduidelijk verzet tegen het handelen van verdachte. Niet alleen heeft de verdachte zich daar niets van aangetrokken, hij heeft zijn slachtoffer gedwongen seksuele handelingen te ondergaan door zijn handelen kracht bij te zetten met geweld en bedreigingen. Verdachte heeft een uiterst bedreigende en intimiderende setting gecreëerd waarbij hij naar eigen zeggen zijn macht wilde laten gelden. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij op deze manier de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig heeft geschonden.
De wijze waarop de verdachte heeft gehandeld, heeft bij het slachtoffer ernstige schade toegebracht, hetgeen ter terechtzitting duidelijk is verwoord namens het slachtoffer. Uit het spreekrecht kwam naar voren dat het slachtoffer verdachte in het belang van hun gezamenlijke zoon heeft vergeven voor zijn handelen. Daarnaast wenst het slachtoffer dat er geen lange gevangenisstraf wordt opgelegd aan verdachte, nu dat niet bevorderlijk is voor de omgang met en de opvoeding van hun zoon.
De persoon van verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte het ten laste gelegde feit bekend. Verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet en hij heeft oprecht berouw getoond. Verdachte heeft een schadevergoedingsregeling getroffen met het slachtoffer en deze ook betaald. De rechtbank weegt dit in het voordeel van verdachte mee in haar oordeel.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 maart 2024, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Op te leggen straf
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank gaat – anders dan zowel het openbaar ministerie als de verdediging - uit van het oriëntatiepunt dat ziet op een verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang (‘categorie b’), uitkomende op een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf niet op zijn plaats. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van een zeer ernstig strafbaar feit. Het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is maatschappelijk gezien volstrekt onaanvaardbaar en rechtvaardigt het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. Een taakstraf zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met de uitdrukkelijke wens van het slachtoffer.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Contactverbod ex art. 38v Sr
De rechtbank ziet met de officier van justitie de meerwaarde van oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod, behoudens eventueel contact via het AXiehuis of een andere hulpverlenende instantie in het belang van de omgang met zijn zoon, – direct of indirect - ten aanzien van het slachtoffer.
De maatregel wordt opgelegd voor de duur van 2 jaren, met een vervangende hechtenis van 2 weken per keer dat verdachte dit verbod overtreedt, tot een maximum van zes maanden.
De rechtbank zal deze maatregel niet duidelijk uitvoerbaar verklaren, nu niet aan de wettelijke eisen voor dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel als bedoeld in art. 38v, vierde lid, Sr wordt voldaan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 38v, 242 (oud) Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

verkrachting

De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
- Een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
18 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
- Een
contactverbodvoor de duur van
2 jaren.
Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact, behoudens eventueel contact via het AXiehuis of een andere hulpverlenende instantie in het belang van de omgang met zijn zoon, zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] . geboren op [1991] te [geboorteplaats] in [geboorteland] .
De rechtbank beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mrs. E. Boersma en M.E.N. van Haren, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N. Westerhuis, griffier,
en is uitgesproken op 04 september 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost Brabant Zedenteam, PL2100-2023237397 (onderzoeksnaam Draco), 87 pagina’s.