Waterschapsverordening Waterschap De Dommel 2024
Artikel 2.1 Toepassingsbereik
1. Deze afdeling is van toepassing op het verrichten van activiteiten in het beperkingengebied met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam.
2. Deze afdeling is ook van toepassing op het aanleggen van een oppervlaktewaterlichaam of ondersteunend kunstwerk.
3. Deze afdeling is ook van toepassing op het lozen van water in of het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.24 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het aanleggen, wijzigen, behouden en verwijderen van een dam met duiker in een a-water, in een b-water en in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.25 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
1. Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het verwijderen van een dam met duiker in een a-water, als de dam met duiker alleen voor eigen gebruik functioneert.
2. Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, verlengen, behouden of verwijderen van een dam met duiker in een b-water, als:
a. de dam met duiker 5 meter of meer van een bestaande dam met duiker, of van een ander (kunst)werk, wordt aangelegd;
b. de buislengte maximaal 15 meter per perceelzijde bedraagt;
c. de inwendige diameter van de duiker 0,30 meter of meer bedraagt;
d. de binnenonderkant van de duiker 0,05 meter of dieper onder de waterbodem ligt, gemeten bij een goede onderhoudstoestand; en
e. de duiker wordt aangelegd zonder knikpunten of bochten.
3. Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, verlengen en behouden van een extra dam met duiker langs een perceelzijde in een b-water, als:
a. het perceel over een lengte van meer dan 100 meter grenst aan de watergang;
b. de dam met duiker 5 meter of meer van een bestaande dam met duiker, of van een ander (kunst)werk, wordt aangelegd;
c. de buislengte maximaal 15 meter bedraagt;
d. de inwendige diameter van de duiker 0,30 meter of meer bedraagt;
e. de binnenonderkant van de duiker 0,05 meter of dieper onder de waterbodem ligt, gemeten bij een goede onderhoudstoestand; en
f. de duiker wordt aangelegd zonder knikpunten of bochten.
4. Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het aanleggen, wijzigen of behouden van een dam met duiker in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
a. de dam met duiker eenvoudig ongedaan te maken is; of
b. het een bestaande dam met duiker is die door de werkzaamheden niet verandert in vorm of afmeting.
5. Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, plaatsen of behouden van objecten op een dam met duiker in een b-water als:
a. het object de constructie van de duiker niet negatief beïnvloed, en;
b. de afmetingen van de dam of duiker niet wijzigt.