ECLI:NL:RBOBR:2024:396

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
C/01/399402 / KG ZA 23-622
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over cameratoezicht en privacy in kort geding

In deze kort gedingprocedure tussen buren, [eisende partij in conventie] en [gedaagde partij in conventie], staat de plaatsing van camera's centraal. Beide partijen hebben camera's geïnstalleerd op hun percelen, wat heeft geleid tot een geschil over privacy en eigendomsbescherming. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van beide partijen om de camera's van de ander te verwijderen afgewezen, maar heeft wel bepaald dat de camera's slechts een beperkt beeld mogen weergeven. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangenafweging tussen privacy en eigendomsbescherming in dit geval in het voordeel van [gedaagde partij in conventie] uitvalt, omdat hij een gerechtvaardigd belang heeft om zijn eigendommen te beschermen. Echter, de camera's van [gedaagde partij in conventie] mogen niet onrechtmatig inbreuk maken op de privacy van [eisende partij in conventie]. De rechter heeft bepaald dat de camera's zo moeten worden geplaatst dat ze geen onnodige inbreuk maken op de privacy van de buren. De vorderingen tot schadevergoeding van [gedaagde partij in conventie] zijn afgewezen, omdat onvoldoende bewijs is geleverd voor de gestelde schade. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/399402 / KG ZA 23-622
Vonnis in kort geding van 2 februari 2024
in de zaak van
[eisende partij in conventie],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eisende partij in conventie] ,
advocaat: mr. M.W. van der Heijden te Vught,
tegen
[gedaagde partij in conventie],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde partij in conventie] ,
advocaat: mr. D. van Empel te Wijchen.

1.De kern van de zaak en de uitkomst

Deze zaak gaat over een geschil tussen buren en in deze kort gedingprocedure spitst het geschil zich met name toe op de camera’s die beide partijen op hun perceel geplaatst hebben. De vorderingen van partijen over en weer om de andere partij te veroordelen de camera(’s) te verwijderen worden afgewezen. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om te bepalen dat de camera’s slechts een beperkt beeld mogen weergeven. Hierna wordt dit alles nader toegelicht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 december 2023 met vijf producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 12 januari 2024 met 18 producties;
- de aanvullende productie 6 van de zijde van [eisende partij in conventie] van 13 januari 2024;
- de mondelinge behandeling die heeft plaats gevonden op 16 januari 2024.
2.2.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eisende partij in conventie] en [gedaagde partij in conventie] zijn buren van elkaar. Hun woningen en tuinen grenzen aan elkaar. Partijen delen ook een overdekte inrit die is gelegen aan de voorkant van de woningen. De tuinen van partijen worden gescheiden door eerst een stuk muur en vervolgens een schutting waartegen beplanting groeit. Achter in de tuinen van partijen staat een schuurtje dat als berging kan worden gebruikt.
3.2.
[eisende partij in conventie] woont ongeveer 19 jaar in de woning, [gedaagde partij in conventie] woont daar sinds anderhalf jaar. [gedaagde partij in conventie] heeft de woning gekocht van zijn ouders, die daar voor de aankoop door [gedaagde partij in conventie] woonden.
3.3.
In het afgelopen anderhalf jaar is tussen partijen een conflict ontstaan. Partijen beschuldigen elkaar over en weer van vernielingen van hun eigendommen en treiterijen.
3.4.
Beide partijen hebben één of meerdere camera’s in en om hun woning opgehangen.
[gedaagde partij in conventie] heeft een camera geplaatst op een paal boven het schuurtje in zijn tuin.
[eisende partij in conventie] heeft in ieder geval vier camera’s, waarvan twee bij de inrit onder de carport, één aan de achterkant van haar woning en één aan de voorkant van haar woning.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eisende partij in conventie] vordert - samengevat – om [gedaagde partij in conventie] te veroordelen de camera te verwijderen, althans de camera niet langer te doen richten op het perceel en/of de woning van [eisende partij in conventie] , op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van
€ 5.000,-, met veroordeling van [gedaagde partij in conventie] in de kosten en de nakosten van deze procedure.
4.2.
Aan deze vordering legt [eisende partij in conventie] ten grondslag – zakelijk weergegeven – dat [gedaagde partij in conventie] via de camera op de schuur zicht heeft op het volledige perceel en de woning van [eisende partij in conventie] , en dat hij met de camera kennelijk zelfs binnen in de woning kan waarnemen.
De camera vormt dan ook een onrechtmatige inbreuk op de privacy van [eisende partij in conventie] .
4.3.
[gedaagde partij in conventie] voert verweer. [gedaagde partij in conventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij in conventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij in conventie] , met veroordeling van [eisende partij in conventie] in de kosten van deze procedure.
[gedaagde partij in conventie] voert – zakelijk weergegeven – het volgende aan. [eisende partij in conventie] heeft een psychische stoornis waardoor zij bijna dagelijks obsessief met [gedaagde partij in conventie] bezig is en hem voortdurend treitert en belaagt. [eisende partij in conventie] maakt regelmatig foto’s met een mobiele telefoon van de tuin van [gedaagde partij in conventie] en wanneer [gedaagde partij in conventie] in de tuin of in de jacuzzi zit.
[gedaagde partij in conventie] heeft belang bij de door hem geplaatste camera om dit treitergedrag vast te leggen en omdat [eisende partij in conventie] eigendommen in de tuin van [gedaagde partij in conventie] vernield heeft. Zo heeft zij beplanting bij de schutting vernield en de verlichting van de jacuzzi met een stok kapot gegooid.
De door [gedaagde partij in conventie] geplaatste camera levert geen onrechtmatige inbreuk op de privacy van [eisende partij in conventie] op, omdat deze camera noodzakelijk is voor de bescherming van de eigendommen en de privacy van [gedaagde partij in conventie] , en de bescherming van deze belangen weegt zwaarder dan het belang van [eisende partij in conventie] bij het respecteren van haar privacy.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
[gedaagde partij in conventie] vordert - samengevat –:
1. [eisende partij in conventie] te veroordelen de (vier) door haar geplaatste camera’s te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag tot een maximum van € 5.000,- en
2. [eisende partij in conventie] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis een bedrag aan [gedaagde partij in conventie] te betalen van € 2.122,65 bij wijze van voorschot op schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, en
3. [eisende partij in conventie] te veroordelen tot betaling van € 2.000,- als voorschot op door [gedaagde partij in conventie] geleden immateriële schade,
4. [eisende partij in conventie] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.6.
[gedaagde partij in conventie] legt aan de vorderingen – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag. [eisende partij in conventie] heeft in totaal vier camera’s bij haar woning geplaatst, één bij de voordeur, twee bij de inrit, en één in de tuin. Deze camera’s filmen alle in- en uitgangen, inclusief de tuin van [gedaagde partij in conventie] . Deze situatie vormt een onrechtmatige inbreuk op de privacy van [gedaagde partij in conventie] en moet beëindigd worden.
[gedaagde partij in conventie] heeft recht op vergoeding van de schade aan zijn eigendommen, veroorzaakt door [eisende partij in conventie] . Het schadebedrag komt overeen met de vervangingswaarde van de kapotte jaccuzilamp, het kapotte lichtsnoer, de vernielde beplanting, en een bedrag voor de laster waaraan [eisende partij in conventie] zich schuldig maakt met het doel [gedaagde partij in conventie] te doen vertrekken uit de woning.
4.7.
[eisende partij in conventie] voert verweer. [eisende partij in conventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde partij in conventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde partij in conventie] , met veroordeling van [gedaagde partij in conventie] in de kosten van deze procedure.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eisende partij in conventie] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter bevestigend. Het spoedeisend belang blijkt uit de aard van de vordering, namelijk het beëindigen van een (door [eisende partij in conventie] gestelde) onrechtmatige situatie. Dat het spoedeisend belang aan de zijde van [eisende partij in conventie] wordt aangenomen zegt niets over de vraag of er aanleiding is de vorderingen toe te wijzen. Het antwoord op die vraag vergt een inhoudelijke beoordeling over de door [eisende partij in conventie] aangedragen stellingen en een belangenafweging, dit alles komt hierna aan de orde.
5.2.
De rechter in kort geding moet beoordelen of de vorderingen indien deze in een bodemprocedure zouden worden voorgelegd, een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.3.
Bij de beoordeling van de vordering van [eisende partij in conventie] gaat het om de vraag of de door [gedaagde partij in conventie] geplaatste camera een onrechtmatige inbreuk oplevert op de privacy van [eisende partij in conventie] . Meer in het bijzonder gaat het om de vraag wiens recht prevaleert: het recht van [eisende partij in conventie] op bescherming van haar levenssfeer of het recht van [gedaagde partij in conventie] om zijn eigendommen te beveiligen.
5.4.
Bij de beoordeling van voorgaande vraag staat voorop dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer in beginsel onrechtmatig is. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan echter aan een inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of sprake is van een dergelijke rechtvaardigingsgrond, moet worden beoordeeld door in het licht van de omstandigheden van het geval tegen elkaar af te wegen enerzijds de ernst van de inbreuk van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend (vgl. HR 31 mei 2002, NJ 2003/389). Voorgaande overweging vertaald naar het geschil tussen [eisende partij in conventie] en [gedaagde partij in conventie] leidt tot het volgende.
In beginsel staat het [gedaagde partij in conventie] vrij om over zijn eigendommen te waken door middel van het ophangen van een camera, zolang het beeld dat die camera filmt maar beperkt is tot het perceel van [gedaagde partij in conventie] . Op het moment dat ook (een deel van) het perceel van een derde (in dit geval van [eisende partij in conventie] ) wordt gefilmd is er sprake van conflicterende belangen en moet een belangenafweging worden gemaakt. [gedaagde partij in conventie] heeft in dat kader de stelling van [eisende partij in conventie] , dat de door hem geplaatste camera (ook) directe opnames maakt van de tuin en de woning van [eisende partij in conventie] , niet weersproken. Hij stelt dat dit noodzakelijk is ter bescherming van zijn eigendommen, omdat [eisende partij in conventie] zich meermaals schuldig heeft gemaakt aan vernielingen zonder de camerabeelden zou niemand hem geloven. Bij de mondelinge behandeling ter zitting heeft [eisende partij in conventie] niet betwist dat zij aan de kabel van de camera van [gedaagde partij in conventie] getrokken heeft en dat zij een stok over de schutting in de tuin van [gedaagde partij in conventie] heeft gegooid. Dit was volgens [eisende partij in conventie] uit frustratie en machteloosheid.
5.5.
Gelet op de onmin tussen deze beide buren en de daardoor kennelijk gevoelde noodzaak om te kunnen controleren of de ander geen vernielingen aanricht, en nu [eisende partij in conventie] bovendien de stellingen van [gedaagde partij in conventie] in dat kader deels heeft erkend, is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onrechtmatig dat [gedaagde partij in conventie] met een bewakingscamera de erfgrens in beeld brengt, zodanig dat er niet ongezien vernielingen vanaf het perceel van [eisende partij in conventie] kunnen worden aangericht. De vordering van [eisende partij in conventie] om de camera te verwijderen wordt dan ook afgewezen.
Echter, aangenomen dat de stelling van [eisende partij in conventie] juist is, dat [gedaagde partij in conventie] met de camera beeld heeft op haar woning en tuin, welke stelling [gedaagde partij in conventie] niet heeft weersproken, dan is de voorzieningenrechter van oordeel dat de opnames van de camera een te grote inbreuk vormen op de privacy van [eisende partij in conventie] . Een beeld van de volledige raampartij aan de achterzijde van de woning en de tuin van [eisende partij in conventie] , zodat [gedaagde partij in conventie] - zoals door [eisende partij in conventie] aangevoerd - continue haar gangen kan nagaan, acht de voorzieningenrechter een stelselmatige inbreuk op de privacy en onnodig voor de beveiliging van het perceel en de eigendommen van [gedaagde partij in conventie] .
Nu hierboven is overwogen dat [gedaagde partij in conventie] een gerechtvaardigd belang heeft bij een camera die de erfgrens tussen zijn perceel en dat van [eisende partij in conventie] in beeld brengt, zal de vordering van [eisende partij in conventie] worden toegewezen als hierna bepaald.
5.6.
Tegen de door [eisende partij in conventie] gevorderde dwangsom is geen gemotiveerd verweer gevoerd. [eisende partij in conventie] wordt ook geacht voldoende belang te hebben bij de dwangsom zodat deze zal worden toegewezen.
5.7.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
5.8.
Ook in reconventie gaat het in de eerste plaats om camera’s, te weten de camera’s die [eisende partij in conventie] heeft geplaatst.
Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van die camera’s gaat het om dezelfde in conventie genoemde conflicterende belangen. Mede onder verwijzing naar hetgeen hierover onder punt 4.3 en 4.4. van dit vonnis is overwogen, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
Gelet op de onmin tussen beide buren en de daardoor kennelijk gevoelde noodzaak om te kunnen controleren of de ander geen vernielingen aanricht, wordt ook [eisende partij in conventie] geacht een gerechtvaardigd belang te hebben bij het plaatsen van camera’s, ook indien deze camera’s een klein deel van het perceel van [gedaagde partij in conventie] in beeld brengen.
[eisende partij in conventie] heeft van een tweetal door [gedaagde partij in conventie] opgemerkte camera’s aangevoerd dat deze niet (langer) werkzaam zijn. Het gaat om een camera achterin de carport en een camera aan de achterzijde van de woning van [eisende partij in conventie] , gericht op de tuin van [gedaagde partij in conventie] .
Nu [eisende partij in conventie] onbetwist heeft aangevoerd dat deze apparaten geen beelden opnemen, moet worden aangenomen dat [gedaagde partij in conventie] , voor zover zijn vordering geacht moet worden (mede) te zien op verwijdering van deze camera’s, geen te beschermen (privacy)belang heeft bij die gevorderde verwijding.
5.9.
De door [gedaagde partij in conventie] gevorderde verwijdering van de overige drie camera’s (één in de carport, één aan de voorzijde van de woning en één aan de achterzijde van de woning) wordt hierna beoordeeld.
In hoeverre die camera’s proportioneel zijn in verhouding tot het jegens [gedaagde partij in conventie] te respecteren recht op privacy, wordt hierna beoordeeld. Dat hangt samen met het beeld dat deze camera’s weergeven.
Ter zitting heeft [eisende partij in conventie] op haar telefoon beelden getoond van de camera’s die zij heeft opgehangen. [gedaagde partij in conventie] heeft als productie 6 bij de conclusie van antwoord ook foto’s overgelegd waarop de beelden te zien zijn die de camera’s van [eisende partij in conventie] weergeven.
Uit deze beelden valt op te maken dat de camera die gericht is op de achtertuin van [eisende partij in conventie] ook een deel van de tuin van [gedaagde partij in conventie] weergeeft, inclusief de jacuzzi. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit een onrechtmatige inbreuk vormt op de privacy van [gedaagde partij in conventie] die niet gerechtvaardigd wordt door de bescherming van de eigendommen van [eisende partij in conventie] . [eisende partij in conventie] zal veroordeeld worden de camera zodanig te plaatsen dat de jacuzzi van [gedaagde partij in conventie] niet in beeld is.
Bij de mondelinge behandeling ter zitting liet [eisende partij in conventie] op haar telefoon zien dat in de carport, die partijen beide gebruiken om hun auto te parkeren, een afscheiding is geplaatst tussen haar parkeerplaats en die van [gedaagde partij in conventie] . Door deze afscheiding is de geparkeerde auto van [gedaagde partij in conventie] met de camera van [eisende partij in conventie] niet (meer) te zien. Anders dan blijkt uit de foto bij de door [gedaagde partij in conventie] overgelegde productie 6 geeft de camera in de carport nu nog enkel beeld van de auto van [eisende partij in conventie] . De inrit naar beide carports is daarmee ook in beeld. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen ongerechtvaardigde inbreuk op de privacy van [gedaagde partij in conventie] .
Voor wat betreft de camera aan de voorzijde van de woning van [eisende partij in conventie] overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Blijkens de foto bij productie 6 van [gedaagde partij in conventie] geeft de camera, naast een deel van – kennelijk – het voorraam van [eisende partij in conventie] aan de voorzijde van haar woning, een groot deel van het voetpad op de openbare weg weer en met name de ingang tot de woning van [gedaagde partij in conventie] , in een grotere mate dan de eigen voorzijde van de woning van [eisende partij in conventie] . Dit acht de voorzieningenrechter onnodig en disproportioneel. [eisende partij in conventie] zal veroordeeld worden deze camera te draaien zodanig dat deze voor zover mogelijk, alleen of in ieder geval in overgrote mate, gericht is op haar eigen perceel en geen beeld vertoont van het perceel van [gedaagde partij in conventie] of van het openbare voetpad.
5.10.
De vordering van [gedaagde partij in conventie] tot verwijdering van de camera’s zal dus niet (volledig) worden toegewezen maar de voorzieningenrechter ziet wel aanleiding het mindere, te weten het beperken van het beeld van twee camera’s, toe te wijzen. Ook [gedaagde partij in conventie] heeft een dwangsom gevorderd waartegen [eisende partij in conventie] geen verweer heeft gevoerd. [gedaagde partij in conventie] wordt geacht belang te hebben bij dit gedeelte van de vordering zodat dit wordt toegewezen.
5.11.
Verder heeft [gedaagde partij in conventie] in reconventie veroordeling gevorderd tot betaling van vergoeding van materiële en immateriële schade.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, zoals [gedaagde partij in conventie] vordert, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
De vorderingen van [gedaagde partij in conventie] stranden reeds op het eerste deel van het hierboven beschreven beoordelingskader, namelijk de aannemelijkheid van de vorderingen. Nu [eisende partij in conventie] heeft betwist dat zij de door [gedaagde partij in conventie] gestelde schade heeft veroorzaakt en bovendien de hoogte van de schade heeft betwist, en er in een kort gedingprocedure geen gelegenheid is voor een diepgaand onderzoek naar de feiten, is vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat de door [gedaagde partij in conventie] gestelde schade tegen de gestelde hoogte voor rekening van [eisende partij in conventie] moet komen.
5.12.
Ook indien het causaal verband tussen het handelen van [eisende partij in conventie] en de door [gedaagde partij in conventie] gestelde schade zou worden aangenomen, dus indien al zou worden aangenomen dat de schade is ontstaan door handelen van [eisende partij in conventie] , dan nog heeft [gedaagde partij in conventie] wel onderbouwende stukken ingediend, maar geen stukken waarmee zonder meer kan worden vastgesteld dat hij kosten heeft gemaakt voor een vernielde lamp in zijn jacuzzi of bijvoorbeeld de hoogte van zijn psychische schade. Uit de door [gedaagde partij in conventie] overgelegde videobeelden moet overigens worden opgemaakt dat de stok die [eisende partij in conventie] in de tuin van [gedaagde partij in conventie] heeft gegooid niet zonder meer een lamp van de jacuzzi in de tuin van [gedaagde partij in conventie] raakt. Ook daarom zouden de vorderingen in kort geding niet kunnen worden toegewezen omdat voldoende onderbouwing van deze vorderingen (bijvoorbeeld aan de hand van door [gedaagde partij in conventie] betaalde facturen) ontbreekt.
Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde partij in conventie] een spoedeisend belang bij de door hem gevraagde vorderingen heeft, in die zin dat niet van hem kan worden gevergd dat hij het oordeel van de rechter in een door hem te entameren bodemprocedure afwacht, gelet op een - bijvoorbeeld - gestelde financiële noodsituatie.
5.13.
De vorderingen van [gedaagde partij in conventie] die zien op betaling van schadevergoeding worden dan ook afgewezen.
5.14.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter,
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de camera in de tuin zodanig te (ver)plaatsen dat deze beeld geeft van zijn eigen perceel en van de erfafscheiding tussen zijn perceel en het perceel van [eisende partij in conventie] (met indien noodzakelijk een smalle naast de schutting liggende strook van hoogstens twintig centimeter van het perceel van [eisende partij in conventie] ),
6.2.
veroordeelt [gedaagde partij in conventie] om aan [eisende partij in conventie] een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 6.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
6.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
veroordeelt [eisende partij in conventie] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de camera aan de voorkant van haar woning zodanig te plaatsen dat deze beeld geeft van de voorzijde van haar eigen woning en voor zover mogelijk geen beeld geeft van het perceel van [gedaagde partij in conventie] en van het (openbare) voetpad en de openbare weg, of dat laatste voor ten hoogste 20% van het totale beeld indien dat noodzakelijk is in verband met de hoek waaronder de camera moet worden geplaatst,
6.7.
veroordeelt [eisende partij in conventie] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de camera aan de achterkant van haar woning zodanig te plaatsen dat deze beeld geeft van haar eigen perceel en van de erfafscheiding tussen haar perceel en het perceel van [gedaagde partij in conventie] , (met eventueel een smalle naast de schutting liggende strook van hoogstens twintig centimeter van het perceel van [gedaagde partij in conventie] ),
6.8.
veroordeelt [eisende partij in conventie] om aan [gedaagde partij in conventie] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 6.6. of 6.7. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
6.9.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M.C. Mommers en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2024.