ECLI:NL:RBOBR:2024:3889

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
71-262135-22, 71-108855-23, 71-151754-23, 71-237238-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leidinggeven aan een criminele organisatie en witwassen van grote geldbedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van meer dan zeven jaar leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie. Deze organisatie was betrokken bij een breed scala aan Opiumwetdelicten, waaronder de internationale handel in harddrugs en gewoontewitwassen van aanzienlijke geldbedragen. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van het voorbereiden en bevorderen van deze misdrijven, evenals van het witwassen van grote sommen geld, waaronder €6.697.764 en €6.106.415. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het deelnemen aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, waarbij de ernst van de feiten en de leidinggevende rol van de verdachte binnen de organisatie zwaar zijn meegewogen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot uitlokking van moord of zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor een concreet plan. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot een hogere straf niet volledig gevolgd, maar heeft wel een aanzienlijke gevangenisstraf opgelegd, gezien de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 71.262135.22, 71.108855.23, 71.151754.23 en 71.237238.23
(ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 30 augustus 2024.
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1982] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 mei 2023, 08 augustus 2023, 3 november 2023, 20 november 2023, 22 december 2023, 18 juni 2024, 25 juni 2024 en 22 augustus 2024 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 11 april 2023, 28 april 2023, 11 juli 2023 en 11 oktober 2023.
De tenlasteleggingen zijn als bijlage (1) aan dit vonnis gehecht. Nadat de tenlasteleggingen in de zaken met parketnummer 71.262135.22 op de terechtzitting van 3 mei 2023 en in de zaak met parketnummer 71-151754.23 op de terechtzitting van 18 juni 2024 zijn gewijzigd, komt de verdenking er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
71.262135.22
Feit 1
Het medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, gepleegd in de periode(s) van 03 november 2015 tot en met 13 juni 2016 en/of van 21 november 2019 tot en met 03 februari 2023 te Oss en/of Lith,
(beide) gemeente Oss, en/of Kerkdriel, gemeente Maasdriel, en/of Waalre en/of Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal, en/of Rotterdam en/of Arnhem en/of Roermond en/of Etten-Leur en/of (elders) in Nederland en/of Dubai (VAE).
Feit 3
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod (1200 kilo, althans 200 kilogram cocaïne), in de periode van 01 maart 2020 tot en met 27 maart 2020 te Lith, gemeente Oss, en/of via de Nederlandse territoriale wateren en/of te Rotterdam en/of (elders) in Nederland en/of Dubai (VAE).
Feit 5
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (25 kilo cocaïne), in de periode van 05 april 2020 tot en met 07 mei 2020 te Rotterdam en/of Etten-Leur en/of (elders) in Nederland en/of Dubai (VAE).
71.108855.23
Feit 1
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod (50 kilogram cocaïne), in de periode van 25 november 2020 tot en met 03 december 2020 te Rotterdam, althans in Nederland.
Feit 2
Medeplegen van (gewoonte)witwassen van een of meer contante geldbedragen (1.870.000 Britse ponden en/of (in totaal) €288.000,--), in de periode van 01 juli 2020 tot en met 01 december 2020 te Lith, gemeente Oss, en/of (elders) in Nederland en/of in Dubai (VAE) en/of te Londen (VK) en/of Macclesfield (VK) en/of (elders) in het Verenigd Koninkrijk.
Feit 3
Medeplegen van (gewoonte)witwassen van contante geldbedragen (€513.850,--), in de periode van 08 september 2022 tot en met 03 februari 2023 te Lith, gemeente Oss, en/of Waalwijk en/of 's-Hertogenbosch en/of Hellouw, gemeente West Betuwe, en/of (elders) in Nederland.
71.151754.23
Medeplegen van poging tot uitlokking van moord op of (zware) mishandeling van [slachtoffer] , in de periode van 16 maart 2020 tot en met 04 april 2020 te Lith, gemeente Oss, en/of Vlijmen, gemeente Heusden, en/of (elders) in Nederland en/of Benalmádena (ES) en/of (elders) in Spanje en/of Dubai (VAE) en/of een of meer (andere) plaatsen op de wereld.
71.237238.23
Feit 1
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A, B en C van de Opiumwet gegeven verbod (104 kilogram cocaïne), in de periode van 07 november 2015 tot en met 13 november 2015 te Oss en/of Lith, (beide) gemeente Oss, en/of Kerkdriel, gemeente Maasdriel, en/of 's-Hertogenbosch en/of Kapellebrug, gemeente Hulst, en/of (elders) in Nederland en/of Dubai (VAE) en/of een of meer plaatsen in België en/of het Verenigd Koninkrijk.
Feit 2
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (190 kilogram cocaïne), op of omstreeks 28 mei 2016 te Lith, gemeente Oss, en/of (elders) in Nederland.
Feit 3
Medeplegen van (gewoonte)witwassen van een of meer contante geldbedragen, in of omstreeks de periode(s)
van 01 februari 2019 tot en met 30 april 2020:
  • een totaal van EUR 6.697.764,-
  • een totaal van EUR 6.106.415,-

van 05 april 2020 tot en met 12 juni 2020:

  • een totaal van EUR 1.699.710,-
  • een totaal van EUR 1.902.240-,

te Lith, gemeente Oss, en/of Waalwijk en/of Hellouw, gemeente West Betuwe, en/of (elders) in Nederland en/of Dubai (VAE) en/of een of meer plaatsen in Spanje en/of het Verenigd Koninkrijk.

Feit 4
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (2500 kilogram MDMA), op of omstreeks 10 juni 2020 te Lith, gemeente Oss, en/of (elders) in Nederland.
Feit 5
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod (methamfetamine), in de periode 01 november 2022 tot en met 06 november 2022 te Oss en/of Lith, (beide) gemeente Oss, en/of Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal, en/of (elders) in Nederland.
Feit 6
Als leider deelnemen aan een criminele organisatie met (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (geboren op [2003] ) en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere personen, met het oogmerk het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet, in de periode van 03 november 2015 tot en met 03 februari 2023 te Oss en/of Lith, (beide) gemeente Oss, en/of Kerkdriel, gemeente Maasdriel, en/of (elders) in Nederland en/of Dubai (VAE).
Feit 7
Als leider deelnemen aan een criminele organisatie met (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer andere personen, met het doel om contante geldbedragen wit te wassen in de periode van 03 november 2015 tot en met 03 februari 2023 te Lith, gemeente Oss, en/of Kerkdriel, gemeente Maasdriel, en/of Waalwijk en/of Hellouw, gemeente West Betuwe, en/of (elders) in Nederland en/of Dubai (VAE) en/of een of meer plaatsen in Spanje en/of het Verenigd Koninkrijk.

Geldigheid van de dagvaardingen.

Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit de dagvaarding inzake parketnummer 71.151754.23 partieel nietig te verklaren, omdat het onderdeel ‘althans jegens [slachtoffer] enig (gewelds)misdrijf te begaan’ te weinig concreet is en daarom niet kan dienen als grondslag voor het onderzoek ter terechtzitting. Het is onvoldoende duidelijk op welk misdrijf de beschuldiging ziet waartegen verdachte zich dient te verweren. Ten aanzien van het bestanddeel ‘enig (gewelds)misdrijf’ kan geen strafmaat worden bepaald nu de tenlastelegging in het midden laat welk specifiek geweldsmisdrijf dan wordt bedoeld en de wet de hoogte van de strafbedreiging wel rechtstreeks koppelt aan het gronddelict dat gepoogd is uit te lokken.
Het standpunt van de officieren van justitie.
Het Openbaar Ministerie heeft zich onthouden van een standpunt.
Oordeel van de rechtbank.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding inzake parketnummer 71.151754.23 ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen zinsnede ‘althans jegens [slachtoffer] enig (gewelds)misdrijf te begaan’ onvoldoende concreet en duidelijk is. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken op welk ander (gewelds)misdrijf de verdenking van de poging tot uitlokking ziet. Op basis van een eventuele bewezenverklaring van deze zinsnede kan geen strafmaat worden bepaald. Gelet hierop kan verdachte zich niet op adequate wijze verdedigen.
Dit brengt mee dat de dagvaarding ten aanzien van voornoemde zinsnede niet voldoet aan de eisen gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding zal ten aanzien van dit onderdeel dan ook nietig worden verklaard. De rechtbank verklaart de dagvaarding voor het overige geldig, zodat deze inhoudelijk kan worden beoordeeld. Dit geldt ook voor de andere dagvaardingen.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.Het standpunt van de verdediging.

De raadsman is van mening dat de rechtsmacht ontbreekt ter zake van het gewoontewitwassen van in totaal €122.000,-- in Spanje en 1.870.000 Britse Ponden in het Verenigd Koninkrijk. Dit is ten laste gelegd onder feit 2 van de zaak met parketnummer 71.108855.23. Het gaat hier om een cumulatief tenlastegelegd feit – immers een specifiek gedachtestreepje dat ziet op een separaat feitencomplex – dat zich in zijn geheel in Spanje of het Verenigd Koninkrijk heeft afgespeeld. Rechtsmacht kan naar de mening van de raadsman niet worden gebaseerd op artikel 7 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Het standpunt van de officieren van justitie.
Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat verdachte een Nederlander is. Op grond van artikel 7 Sr is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Oordeel van de rechtbank.
Artikel 7, lid 1 Sr bepaalt dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld. Het is een feit van algemene bekendheid dat op witwassen ook straf is gesteld in het Verenigd Koninkrijk en Spanje. Er is daarom sprake van een dubbele strafbaarheid en aan de eisen van artikel 7 Sr is voldaan. De officieren van justitie kunnen derhalve worden ontvangen in de vervolging ter zake van de witwasfeiten gepleegd in Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Dit geldt tevens voor de andere ten laste gelegde feiten.

De overige formele voorvragen.

De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

Onderzoek 26Leon.

Het onderzoek 26Leon is op 3 oktober 2022 gestart naar aanleiding van de verdenking dat verdachte en zijn neef [medeverdachte 1] zich zouden bezighouden met het overtreden van de Opiumwet. Nadien vergaarde de politie meer informatie waaruit de verdenking naar voren kwam dat ook andere misdrijven werden begaan waarbij anderen betrokken waren en die zouden worden begaan in georganiseerd verband. In het onderzoek is veelvuldig gebruik gemaakt van veiliggestelde data uit verschillende cryptocommunicatie-platformen. De uit het opsporingsonderzoek voortgekomen bevindingen hebben geleid tot meerdere doorzoekingen, tot de aanhouding van een vijftal verdachten, en uiteindelijk tot de gelijktijdige vervolging van verdachte en zijn [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
Het standpunt van de officieren van justitie.
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, zoals uitgewerkt in het schriftelijk requisitoir d.d. 18 juni 2024.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit dat er – ten aanzien van de feiten 1, 3 en 5 (van
71.262135.22) feit 1 (van
71.108855.23) en de feiten 1, 2, 4 en 5 (van
71.237238.23) – onvoldoende bewijs voorhanden is, nu de verdenking enkel bestaat uit cryptoberichten. Daarnaast kan uit deze berichten geen ondubbelzinnige conclusie worden getrokken dat er gesproken wordt over verdovende middelen of medeplegen. Ook staat niet vast dat er telkens echte verdovende middelen zijn geleverd. De middelen zijn niet in beslag genomen en dus ook niet getest.
Met betrekking tot de feiten ten laste gelegd onder parketnummer
71.262135.22bepleit de verdediging het volgende. Ten aanzien van de voorbereidingshandelingen is de raadsman van mening dat bewijs ontbreekt ten aanzien van de ‘bulkboot’ (waarmee verdovende middelen zouden worden ingevoerd) en de voorbereiding van de invoer van 4000 kilo. Er heeft geen concrete afspraak plaatsgevonden over de bulkboot. Daarnaast blijkt met betrekking tot de 4000 kilo uit de berichten evident dat het enkel om 2000 stuks zou gaan in plaats van 4000 stuks. Met betrekking tot de voorbereiding van de invoer van 1200 kilo cocaïne merkt de raadsman op dat dit feit tevens als een voltooid delict ten laste is gelegd. De raadsman verzoekt de hiervoor genoemde voorbereidingshandelingen niet mee te nemen. Ten aanzien van dat voltooide delict is enkel sprake van betrokkenheid van verdachte bij de invoer van 200 kilo cocaïne. Dit betekent echter niet dat er sprake is van medeplegen. Er is geen wezenlijke bijdrage geleverd door verdachte. Het enkel informeren naar de vorderingen rondom de invoer is onvoldoende. Verdachte dient te worden vrijgesproken van dit onderdeel.
Inzake
71.108855.23heeft de raadsman het volgende naar voren gebracht. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte enige bemoeienis heeft gehad met de voorbereiding, organisatie en uitvoering van het transport van 50 kilo cocaïne naar Nederland. Daarnaast is geen sprake van een verlengde invoer, omdat verdachte geen beschikkingsmacht had over de verdovende middelen. Vrijspraak dient te volgen. Met betrekking tot het gewoontewitwassen onder feit 2 merkt de raadsman op dat uit de chatberichten niet is gebleken dat de €22.000,-- in Spanje is overgedragen. Dit dient te leiden tot vrijspraak. Dit geldt ook ten aanzien van de ten laste gelegde €160.000,--. Niet vaststaat dat het geldbedrag is opgehaald. Ten aanzien van feit 3 blijkt niet dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de poging tot uitlokking, ten laste gelegd onder
71.151754.23, is de raadsman van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat er via de inzet van enig uitlokkingsmiddel is gepoogd om uit te lokken. Van enige concretisering van plaats, tijd en modus operandi is geen sprake.
Wat betreft
71.237238.23het volgende. Ten aanzien van de (verlengde) uitvoer van 104 kilo cocaïne is de raadsman van mening dat uit de berichten onvoldoende blijkt dat het daadwerkelijk gaat om 104 kilo. Niet uit te sluiten valt dat het om verschillende partijen gaat. Verdachte dient te worden vrijgesproken. Voor het gewoontewitwassen, zoals ten laste gelegd onder feit 3, dient verdachte te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt niet dat de bedragen van €6.697.764,-- en €6.106.415,-- daadwerkelijk zijn ontvangen of uitgegeven. Financiële notities zijn daarvoor niet voldoende. Ook het aantreffen van de bedragen van €1.699.710,-- en €1.902.240,-- in de chatberichten is onvoldoende om witwassen te bewijzen, nu er geen geld in beslag is genomen. Tevens is niet gebleken dat het om echt geld ging. Met betrekking tot het aanwezig hebben van 2500 kilo MDMA is de raadsman van mening dat één bericht te onbepaald is om tot het bewijs daarvan te kunnen bijdragen. Daarnaast bevond de eventuele MDMA zich niet in de beschikkingsmacht van de verdachte. Vrijspraak dient te volgen. Tot slot merkt de raadsman ten aanzien van feit 6 en feit 7 op (de criminele organisatie) dat het fundament daaronder wegvalt indien de overige bewijsverweren worden gevolgd. Verdachte dient ook van deze feiten te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage, die van dit vonnis deel uitmaakt.

Identificatie van de cryptocommunicatie-accounts en gebruikte bijnamen.

Voor de bewijsvoering in deze zaak komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van het berichtenverkeer uit onderzoek 26Sassenheim, 26Lemont, 26Argus en 26Lytham dat in onderzoek 26Leon ter beschikking is gekomen. De vraag die dan ook allereerst moet worden beantwoord, is of de verdachten zijn te identificeren als de gebruikers van de relevante cryptocommunicatie-accounts.
Op basis van de in de bewijsbijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode de beschikking heeft gehad over en gebruik heeft gemaakt van meerdere cryptocommunicatie-accounts. Aan verdachte kunnen op basis van de bewijsmiddelen en de door de politie opgemaakte identificaties drie Exclu-accounts, één Encrochat-account, drie SkyECC-accounts en twee PGP-accounts worden gekoppeld. Bij de verdere bespreking van de bewijsoverwegingen gaat de rechtbank steeds uit van deze identificaties. Ook gaat de rechtbank uit van de uit het onderzoek blijkende aan crypto-accounts gekoppelde ‘nicknames’. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen tevens vast dat ten aanzien van verdachte gebruik werd gemaakt van bijnamen.
Dit geldt tevens voor de door de medeverdachten in het onderzoek 26Leon gebruikte cryptocommunicatie-accounts en bijnamen. Voor de beoordeling van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten is (enkel) de identificatie van de gebruikers van de in de bewijsbijlage genoemde accounts van belang, zodat de overige accounts die in het dossier voorkomen in dit vonnis onbesproken blijven.
Algemene bewijsoverwegingen.
Bewijsminimum
De rechtbank overweegt dat het dossier in zijn geheel moet worden beschouwd en dat de ten laste gelegde feiten en de gedachtestreepjes waarin de afzonderlijke feitelijke gedragingen zijn vervat niet los van elkaar, maar in onderling verband en samenhang, moeten worden bezien. Dit betekent onder meer dat bij de beoordeling van de feiten in het kader van een bepaald zaakdossier ook stukken uit andere zaakdossiers van het onderzoek moeten worden betrokken. Dat betekent ook dat cryptocommunicatie-berichten niet geïsoleerd moeten worden beschouwd, maar dat bij de interpretatie daarvan ook de overige communicatie (tussen de verschillende accounts) moet worden betrokken. Anders gezegd, de rechtbank gebruikt voor het bewijs meerdere chatberichten die de verdachten op verschillende tijdstippen en aan verschillende accounts hebben gestuurd en de reacties hierop. De inhoud van de chatgesprekken wordt daarnaast onder andere ondersteund door het versturen van foto’s, zorgvuldig bijgehouden administratie, observaties, bakengegevens en financiële gegevens. Bovendien wordt de inhoud van de afzonderlijke chatgesprekken door de inhoud van andere chatgesprekken (tussen andere betrokkenen) ondersteund. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van meerdere bewijsmiddelen uit meerdere bronnen en wordt aan het bewijsminimum voldaan. De rechtbank constateert dat de berichten – wanneer deze in onderlinge samenhang worden bezien – qua inhoud op elkaar aansluiten en dat ook de binnen de chats rondgestuurde foto’s hierbij passen. De verweren van de raadsman die zien op het bewijsminimum worden verworpen.
Duiding inhoud chatberichten.
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de chatberichten in het dossier voldoende houvast om conclusies te trekken ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank verenigt zich met de uitleg die de politie heeft gegeven aan de termen die in de chatberichten worden gebruikt. De rechtbank gaat er dus van uit dat er werd gecommuniceerd over onder andere cocaïne (“dure”, “boli”, “colo”), methamfetamine (“Ice”), MDMA (“M”), contant geld (“pap”), exclusieve merkhorloges (“klok”), transport (“tp”) en duizendtallen (“k”). Deze duiding is ook in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is uit andere strafzaken, de omstandigheid dat door middel van versleutelde berichten is gecommuniceerd, de samenhang tussen de chatberichten, de bedekte termen die onderling niet tot misverstanden leiden en de afbeeldingen die bij sommige chatberichten zijn gevoegd.
Verdachte heeft niets verklaard omtrent de betekenis en context van de chatberichten. Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. Bij gebrek aan een aannemelijke alternatieve uitleg door verdachte, ziet de rechtbank dan ook geen reden om een andere betekenis toe te kennen aan de chatberichten dan door de politie is gedaan.
Als de rechtbank, al dan niet naar aanleiding van een gevoerd verweer, in een concreet geval de interpretatie van de politie toch niet volgt, dan wordt dat in het vonnis gemotiveerd aangegeven.
Ook het feit dat geen van de stoffen – waarover in de chatberichten wordt gesproken – in beslag is genomen, is gewogen en is getest, staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring in de weg. Op basis van de in de chatberichten gebruikte termen, de soms bijgevoegde foto’s waarop de drugs pontificaal in beeld staan, het besproken (in- en verkoop)proces, de afgeschermde werkwijze (met versleutelde berichten, verborgen identiteiten door het gebruik van chatID’s) en de (door de verdachte besproken) hoogte van de met de aan- en verkoop van de middelen gemoeide geldbedragen, is het naar het oordeel van de rechtbank evident dat de berichten daadwerkelijk over verdovende middelen gingen en dat deze verdovende middelen daadwerkelijk zijn geleverd. Tot slot blijkt op geen enkele wijze uit de talloze berichten dat er iets anders is geleverd dan is afgesproken. De in dit verband door de raadsman gevoerde verweren worden verworpen.

Specifieke overwegingen met betrekking tot de tenlastegelegde feiten.

t.a.v. feit 1, parketnummer 71.262135.22: medeplegen van voorbereidingshandelingen Opiumwet.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen die in de bewijsbijlage zijn weergegeven. De verweren vinden hun weerlegging in de inhoud daarvan.
Voorbereiding van de invoer (naast voltooide invoer) van cocaïne.
Gelet op de bewezenverklaring van de onder feit 3 van parketnummer 71.262135.22 ten laste gelegde voltooide invoer van 1200 kilo cocaïne, zal de rechtbank de voorbereidingshandelingen ten aanzien van dit feit niet meenemen in de strafmaat. Een veroordeling in gevallen als deze heeft geen toegevoegde waarde voor de op te leggen straf. De rechtbank merkt op dat dit tevens geldt ten aanzien van de voorbereiding van de methamfetamine, als voltooid delict ten laste gelegd onder parketnummer 71-237238-23, feit 5.
Voorbereiding van de invoer van 4000 kilo cocaïne.
Het verweer dat verdachte enkel betrokken zou zijn geweest ten aanzien van de invoer van 2000 kilo cocaïne, wordt door de rechtbank verworpen. Uit de chatberichten blijkt dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en meerdere andere betrokkenen. Verdachte was op de hoogte van de volledige hoeveelheid cocaïne die Nederland werd ingevoerd. De rechtbank wijst op de berichten: “ [alias] had gezegd 4000 jullie 2 em wij 2” en “Wij doen 2000 ook.” Verdachte onderhield hieromtrent contact met andere investeerders en werd op de hoogte gehouden van de laatste (prijs)ontwikkelingen. Dat verdachte “enkel” 2000 kilo cocaïne afneemt om door te verkopen, is volgens de rechtbank niet van belang. Verdachte investeert namelijk – met anderen – geld om de gehele partij naar Nederland te krijgen. Deze investering is van belang om de cocaïne naar Nederland te verschepen.
t.a.v. feit 3, parketnummer 71.262135.22: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod (import 1200 kilo cocaïne).
Uit de chatberichten tussen verdachte en Encrochataccounts [encrochataccount van medeverdacht 1] ( [medeverdachte 1] ), [encrochataccount 1] en [encrochataccount 2] blijkt dat verdachte vanaf 26 maart 2020 contact heeft gelegd en onderhouden met [encrochataccount 1] over wanneer de boot met cocaïne binnen zou komen. Op het moment dat ‘de bak’ (container) in Nederland is aangekomen en onderweg is naar een loods, wordt verdachte op de hoogte gehouden van de laatste ontwikkelingen. Deze informatie speelt verdachte weer door naar [encrochataccount 2] en [encrochataccount van medeverdacht 1] . Nadat de bak is gelost, wordt er door verdachte contact gelegd met [encrochataccount 1] met de vraag welke stempels erop zitten en welke prijzen hij heeft gehoord. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte het hier heeft over een eventuele verkoopprijs van de ingevoerde cocaïne. Bij Encrochatgebruiker [encrochataccount 3] is in chatberichten d.d. 28 maart 2020 financiële informatie aangetroffen, waaronder een notitie over de betaling van “ [alias van verdachte] ”, een van de bijnamen van verdachte. Uit de notitie blijkt dat verdachte onder andere 310.000 en 440.000 heeft betaald, hetgeen overeenkomt met de notities die zijn aangetroffen in het Encrochat-account van verdachte.
Verdachte had wetenschap van de volledige hoeveelheid cocaïne die zich in de container bevond, investeerde geld om de container naar Nederland te verschepen, onderhield contact met andere investeerders en betrokkenen en hield [medeverdachte 1] op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Dat verdachte “enkel” 200 kilo cocaïne afneemt om door te verkopen, is naar het oordeel van de rechtbank – zoals ook hiervoor overwogen ten aanzien van de 4000 kilo – niet van belang. Verdachte draagt er met zijn investering aan bij dat de gehele partij naar Nederland wordt verscheept. Er is sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en meerdere betrokkenen voor de gehele 1200 kilo cocaïne. Dat leidt ertoe dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van deze gehele partij cocaïne.
t.a.v. feit 1, parketnummer 71.108855.23: medeplegen van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 50 kilo cocaïne.
De rechtbank stelt vast dat verdachte betrokken is geweest bij een transport van 50 kilo cocaïne van Ecuador naar Rotterdam in november 2020. Uit de chatberichten op 25 en 26 november 2020 blijkt dat verdachte op zoek was naar uithalers op terminal Rotterdam, want er zou een ‘klein vrachtje’ aankomen met ‘50 stuks achter de deur’. Uit de berichten blijkt dat verdachte bij de aankomst van de cocaïne en het (voorgenomen) uithalen betrokken is. Uit de Spaanse chatberichten blijkt dat verdachte een coördinerende rol heeft. Verdachte is op de hoogte van de arriverende container, is op de hoogte van de aankomstlocatie en heeft nauw contact met anderen waardoor hij kan bepalen waar de container zich precies bevindt. Uit het door verdachte verstuurde bericht: “Is Rotterdam bak binnen gekomen transit, gaat zaterdag weer door op andere boot. Koelcontainer. Zitten 50 stuks achter de deur, heb jij daar mensen voor toevallig. Krijg al twee dagen me mensen daar niet te pakken”, leidt de rechtbank af dat de container met 50 kilo cocaïne daadwerkelijk is aangekomen in Nederland. Dat het om cocaïne gaat, blijkt uit de chats met betrekking tot de herkomst van de vracht (‘Ecua’). Gelet op de inhoud van de chatberichten en de rol van verdachte, is de rechtbank tevens van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de invoer van deze partij cocaïne. De rechtbank merkt nog op dat het bewijs in deze zaak aan de magere kant is, maar dat de uit de chats blijkende handelwijze van verdachte (het regelen en coördineren van de invoer van cocaïne) past binnen de jarenlang gevolgde werkwijze van hemzelf (zie hierna). Deze werkwijze houdt in dat verdachten (voor eigen rekening), in samenwerking met anderen, grote hoeveelheden cocaïne importeren en daartoe via cryptoplatforms in nauw contact staan met elkaar. De rechtbank verwerpt het verweer.
t.a.v. feit 2, parketnummer 71.108855.23: medeplegen van gewoontewitwassen (€1.870.000,-- Britse ponden en (in totaal) €288.000,--).
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen die in de bewijsbijlage zijn weergegeven. De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de ten laste gelegde geldbedragen zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Het gaat om grote contante geldbedragen die – wat de Engelse ponden betreft – werden overgedragen via ondergronds bankieren. Verdachte had geen legale inkomsten en hield zich vele jaren structureel bezig met (internationale) drugshandel in georganiseerd verband. Met de grootschalige handel in harddrugs worden grote sommen (contant) geld verdiend.
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en daarmee niets tegen het vermoeden van witwassen ingebracht.
Verdachte heeft door zijn handelen de geldbedragen buiten het zicht van de autoriteiten gehouden. Hij heeft verhuld waar het vandaan kwam, van wie het was en aan wie het werd overgedragen. Het witwassen heeft een zodanige omvang en continuïteit gehad dat naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen kan worden dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Ook het medeplegen acht de rechtbank bewezen gelet op de uit de chats blijkende samenwerking met anderen.
t.a.v. feit 3, parketnummer 71.108855.23: medeplegen van gewoontewitwassen (€513.850,--)
Op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte een grote hoeveelheid aan contante geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen. De rechtbank wijst – onder andere – op de notities die (grotendeels) overeenkomen met de verschillende chatberichten en op de bakengegevens, waaruit kan worden afgeleid dat geld werd afgeleverd bij een stash locatie. Uit onderzoek is gebleken dat de vaste geldkoerier van verdachte – [medeverdachte 4] – ‘ [alias van medeverdachte 4] ’ wordt genoemd. ‘ [alias van medeverdachte 4] ’ was blijkens de chatberichten betrokken bij diverse geldtransporten in opdracht van verdachte.
Met betrekking tot het vermoeden van witwassen, het ontbreken van een verklaring van verdachte, het bestanddeel ‘een gewoonte maken van’ en het medeplegen verwijst de rechtbank naar de hierboven opgenomen overwegingen met betrekking tot parketnummer 71.108855.23, feit 2. Deze overwegingen gelden mutatis mutandis ook voor dit feit.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van dit feit.
t.a.v. 71.151754.23, poging tot uitlokking van moord of zware mishandeling.
Vrijspraak: de rechtbank acht dit feit niet wettig en overtuigend bewezen en overweegt als volgt.
Uit de Encro-berichten wordt duidelijk dat verdachte en zijn [medeverdachte 1] een probleem hebben met [slachtoffer] . Dit blijkt uit berichten van verdachte zoals “En heel snel want ga met hem kop voetballen geloofmij niu” en “Als 1 ding nog verkeerd zie of hoor van hem dan is 1 sms en is die zelfde dag of volgemde dag weg. Heb alles al klaar daarvoor. Adressen en jomgens wie meteen actie voeren.”, waarop wordt gereageerd door [medeverdachte 1] : “Ik zou niet afwachten als je de kans heb nu.” In de ochtend van 1 april 2020 wordt er door verdachte nagevraagd op welk adres [slachtoffer] woont. “ [adres] ” antwoordt Encrochatgebruiker [encrochataccount 4] dan. Tien minuten later wordt door verdachte voor het eerst contact gelegd met Encrochatgebruiker [encrochataccount 5] . Allereerst wordt de situatie uitgelegd: “Yes little stress mate but for the rest everything oke. Im waiting for the adres in [plaats in Spanje] i let you know. The muther fucker keep saying realy bad thing about [alias 3] . This guy we always helped en give money and now he is talking bad about [alias 3] and [alias 4] and saying he's going to kill them.” en “This problem have to be solved soon”. Tevens wordt er door verdachte een recente foto van [slachtoffer] opgevraagd en vervolgens doorgestuurd naar [encrochataccount 5] . Hierop antwoordt [encrochataccount 5] dat verdachte alle details aan hem door moet geven wanneer zij elkaar persoonlijk treffen. Op 4 april 2020 wordt door [encrochataccount 5] gestuurd: “Mate we meet up next week and I sort this for yous ok”.
De rechtbank is op grond van deze berichten van oordeel dat er aanwijzingen zijn dat verdachte met [encrochataccount 5] heeft gesproken over [slachtoffer] en dat daarin wordt besproken dat ‘het probleem’, de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] , dient te worden opgelost. Voor een bewezenverklaring van een poging tot uitlokking in de zin van artikel 46a Sr dient in de onderhavige zaak de vraag te worden beantwoord of verdachte daadwerkelijk heeft geprobeerd om [encrochataccount 5] te bewegen, door middel van een belofte en/of door het verschaffen van inlichtingen, om [slachtoffer] van het leven te beroven of zwaar te mishandelen. Hiervoor dient naar het oordeel van de rechtbank een dusdanig concreet plan te hebben bestaan, dat geen twijfel kan bestaan over de bedoelingen van verdachte.
Verdachte heeft wel enige inlichtingen verstrekt (een foto en mogelijk een verblijfadres), maar niet blijkt dat er nadere afspraken zijn gemaakt, gericht op het plegen van een concreet geweldsmisdrijf tegen [slachtoffer] . Onduidelijk is bijvoorbeeld of de ontmoeting tussen verdachte en [encrochataccount 5] daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en zo ja, wat daar dan is besproken. Tevens wordt in de berichten niet gesproken over een financiële vergoeding of over iets anders waaruit een belofte kan worden afgeleid. De rechtbank is al met al van oordeel dat het enkel doorsturen van een adres en een foto onvoldoende is om tot het oordeel te komen dat verdachte, tezamen en in vereniging, daadwerkelijk gepoogd heeft [encrochataccount 5] uit te lokken tot moord op of zware mishandeling van [slachtoffer] .
t.a.v. feit 1, 71.237238.23, medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A, B en C van de Opiumwet gegeven verbod (104 kilo cocaïne).
De rechtbank is van oordeel dat het namens de verdediging gevoerde verweer tot vrijspraak met betrekking tot de hoeveelheid, wordt weerlegd door de in de bewijsbijlage gebezigde bewijsmiddelen. Het verweer wordt verworpen. De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat sprake is geweest van het vervoeren van 104 kilo cocaïne en komt tot een bewezenverklaring van dit feit. De rechtbank is echter van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tevens te kunnen spreken van een verlengde uitvoer. Het dossier biedt te weinig bewijs om vast te kunnen stellen dat deze partij cocaïne naar het Verenigd Koninkrijk is gegaan. Verdachte wordt hiervan partieel vrijgesproken.
t.a.v. feit 3, 71.237238.23, gewoontewitwassen (totaal €16.406.129,--).
Op basis van de bewijsmiddelen in de bewijsbijlage kan worden vastgesteld dat verdachte een grote hoeveelheid aan contante geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen. De rechtbank wijst hier op de zeer gedetailleerde notities die zijn aangetroffen op de PGP-telefoons van verdachte. Uit deze notities blijkt overduidelijk hoeveel geld er is binnen gekomen en hoeveel geld er is uitgegaan.
Ook hier wordt voor het overige (vermoeden van witwassen, zwijgrecht verdachte, wetenschap verdachte, gewoonte en medeplegen) verwezen naar de bewijsoverwegingen over een van de andere witwasverdenkingen. De rechtbank komt op basis daarvan tot een bewezenverklaring van dit feit.
t.a.v. feit 4, 71.237238.23, medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (2500 kilo MDMA).
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen in de bewijsbijlage. De verdediging stelt dat verdachte nooit beschikkingsmacht heeft gehad over de 2500 kilo MDMA. De rechtbank volgt deze stelling niet. Het is immers verdachte die zelf in een chatbericht aangeeft dat hij nog ergens 2500 ‘M’ (MDMA) heeft staan die weg moet. De rechtbank verwerpt dit verweer.
t.a.v. feit 5, 71.237238.23, medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod (methamfetamine).
Uit de chatberichten die zijn opgenomen in de bewijsbijlage blijkt dat verdachte contact heeft met andere Exclu-accounts over “ice”. Er wordt, onder andere met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , gesproken over teststukjes, welke prijs gevraagd moet worden en over het afleveren op een adres in Beneden-Leeuwen. Dat het daadwerkelijk ging om methamfetamine blijkt uit de door verdachte gestuurde foto’s. Verdachte had blijkens de chatberichten een actieve en leidinggevende rol. Om die reden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging een hoeveelheid methamfetamine aanwezig heeft gehad, heeft afgeleverd, verstrekt en vervoerd.
t.a.v. feit 6 en 7, 71.237238.23, deelneming als leider aan de criminele organisatie.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de deelneming aan een criminele organisatie, omdat er voor de hiervoor genoemde feiten vrijspraak werd bepleit. De rechtbank heeft de raadsman grotendeels niet gevolgd in zijn verweren en overweegt als volgt.

Algemeen.

Van een ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr en artikel 11b Opiumwet is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen ten minste twee personen. Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en 11b Opiumwet kan slechts sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 11b Opiumwet bedoelde oogmerk. Daarbij geldt dat de verdachte in zijn algemeenheid moet weten (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van (Opiumwet)misdrijven. De verdachte hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt is niet vereist dat daarbij komt vast te staan dat de verdachte moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling binnen het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.

De organisatie.

De rechtbank is op grond van de geselecteerde bewijsmiddelen van oordeel dat sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband tussen – onder andere – verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] . Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de organisatie zich jarenlang op zeer grote schaal bezighield met criminele activiteiten met betrekking tot verdovende middelen, waaronder de (internationale) handel in verschillende soorten harddrugs. Het oogmerk van dit samenwerkingsverband was derhalve gericht op het plegen van dit soort misdrijven. Het op grote schaal witwassen van drugswinsten, onder andere via ondergronds bankieren, behoorde ook tot de dagelijkse werkzaamheden.

De rol van verdachte en andere leden van de organisatie.

Uit de vele chatberichten blijkt dat [medeverdachte 1] als leider van de organisatie kan worden bestempeld. Hij was betrokken bij het organiseren van de internationale handel in harddrugs en nam de strategische beslissingen. Hij stuurde verdachte en anderen aan, was (mede)verantwoordelijk voor de financiën en werd op de hoogte gehouden van de resultaten van de drugshandel. De rechtbank wijst ter illustratie op het volgende. Op 27 maart 2020 wordt [medeverdachte 1] door verdachte op de hoogte gebracht van het feit dat “het in de bak zit” en dat ze de bak aan het lossen zijn. Uit onderzoek is gebleken dat het hier gaat om de import van 1200 kilogram cocaïne. [medeverdachte 1] heeft het er vervolgens in een chat met zijn vriendin over dat ‘zijn bak met spullen’ binnen is en dat hij wat te vieren heeft. Op 4 januari 2023 geeft [medeverdachte 1] de opdracht aan verdachte om zijn schoonmoeder “pap” te brengen, omdat zij de rekeningen moet betalen. Hij geeft tevens aan dat hij zelf ook geld nodig heeft. Verder is [medeverdachte 1] actief betrokken geweest bij het regelen van een drugstransport naar Engeland. Op 24 januari 2023 laat hij namelijk aan verdachte weten: “Nieuw kuik is hier maatje en heeft tp naar engeland voor duure kune 400 stuks en en min is 50 en kost 2 rugge”. Vijf minuten later wordt [medeverdachte 1] door verdachte gebeld.
Uit de chatberichten en opgeslagen notities blijkt dat verdachte verantwoordelijk is geweest voor de dagelijkse leiding van de organisatie. Hij geeft onder andere opdrachten om geld, drugs en klokken (horloges) op te halen, te vervoeren en af te leveren. Daarnaast stuurt hij andere leden van de organisatie aan bij de uitvoering van verschillende werkzaamheden, houdt hij zich bezig met het transport en de in- en verkoop van drugs en houdt de financiële administratie nauwkeurig bij. Op 14 april 2016 regelt hij bijvoorbeeld dat er drugs wordt opgehaald, hoeveelheden worden afgeleverd in Etten-Leur en “pap” (geld) wordt opgehaald. Als hem op 15 september 2022 “ice” of een “base van ice” wordt aangeboden, geeft hij aan dat eerst de prijs nagevraagd moet worden voordat ze het product inkopen. Verdachte is blijkens de onderschepte pgp-berichten vanaf november 2015 tot het moment van zijn aanhouding in februari 2023 zeer actief en dagelijks bezig met zijn leidinggevende en coördinerende werkzaamheden voor de criminele organisatie.
[medeverdachte 3] hield zich bezig met transporten en het verrichten van hand- en spandiensten in opdracht van verdachte. Hij hield zich – onder meer – bezig met het vervoeren en afleveren van harddrugs, het ophalen van contante geldbedragen en exclusieve horloges om deze vervolgens weg te brengen naar anderen. Voor zijn werkzaamheden kreeg hij een financiële beloning van verdachte.
[medeverdachte 2] , de stiefzoon van verdachte, is door verdachte actief betrokken bij de criminele organisatie en vervulde daarin een vergelijkbare rol als [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 4] fungeerde binnen de organisatie als vaste geldkoerier en heeft in opdracht van verdachte zeer grote contante geldbedragen weggebracht en opgehaald, voornamelijk in het kader van ondergronds bankieren.
De rechtbank acht feit 6 en feit 7 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft gedurende de gehele ten laste gelegde periode als leider (dagelijks leidinggevende) deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op het plegen van drugsdelicten (feit 6) en gewoontewitwassen (feit 7).

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in de bijlage (2) uitgewerkte bewijsmiddelenoverzicht, komt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen is dat:
Parketnummer: 71.262135.22
Feit 1.
hij opeen of meertijdstippen inof omstreeksde periode(s)van 03 november 2015 tot en met 13 juni 2016 en/ofvan 21 november 2019 tot en met 03 februari 2023te Oss en/of Lith, (beiden) gemeente Oss, en/of Kerkdriel, gemeente Maasdriel, en/of Waalre en/of Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal, en/of Rotterdam en/of Arnhem en/of Roermond en/of Etten-Leur en/of (elders)in Nederland en/ofDubai (VAE) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen,(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en/ofverwerken en/ofverkopen en/ofafleveren en/ofverstrekken en/ofvervoeren en/ofvervaardigen en/ofbinnen en/ofbuiten het grondgebied van Nederland brengen van
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne en/of
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) amfetamine en/of
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) methamfetamine en/of
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) MDMA,
zijnde cocaïne en/ofamfetamine en/ofmethamfetamine en/ofMDMA(elk)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,en/of
- (een) hoeveelhe(i)d(en) (van (een) materia(a)l(en)) bevattende) enig(e) (ander(e)) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst Ivoor te bereiden en/ofte bevorderen, (telkens)
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegenen/of te doen plegenen/ofmede te plegen en/ofuit te lokken en/ofom daarbij behulpzaam te zijn en/ofom daartoe gelegenheid en/ofmiddelen en/ofinlichtingen te verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of(een) ander(en) gelegenheid en/ofmiddelen en/ofinlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of
- (een) voorwerp(en) en/ofvervoermiddel(en) en/ofstof(fen) en/ofgeld(en)en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en)voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemdwas/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),

hebbende hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)

- gechat en/ofgesproken en/ofinformatie ingewonnen/gedeeld en/ofoverlegd over
- de verkrijging/aankoop en/ofde verkoopprijs en/ofde kosten en/ofde kwaliteit en/ofhet (regelen van) transport en/ofde (handels)voorraad en/ofde verpakking en/ofde (af)levering en/ofde in-/uitvoer en/ofhet (daartoe) opzetten en/of(laten) testen van (een) traject(en)/route(s) en/ofde (internationale) handel van/in/voor een of meer van bovengenoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- de verkrijging/aankoop en/of(af)levering en/ofhet regelen van (een) (pre-)precursor(en)/grondstof(fen) - waaronder PMK - voor de bereiding van een of meer van genoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/ofde (wijze van) bereiding/productie van een of meer van die middelen en/of
- (de mogelijkheid tot en/of voorbereiding van) de invoer van een totale hoeveelheid van 4.000 kilogramof daaromtrent, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en),cocaïne en/ofhet (laten) bestellen van(een)hoeveelhe(i)d(en)van/uit die in te voeren totale(grote)hoeveelhe(i)d(en)cocaïne en/of
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een of meer van voornoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I besteld en/of laten bestellen, waarbij verdachte (onder meer) (op of omstreeks 09 juni 2020) heeft aangegeven mee te doen bij/voor (de invoer van) 2000 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, cocaïne en/of
- (een) (potentiële) leverancier(s) en/of(potentiële) koper(s) van/voor een of meer van voornoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I gezocht en/ofbenaderden/of een of meer van die middelen (aan elkaar) ter (ver)koop aangeboden en/of verkocht en/of (af)geleverd en/of - ter test - (een) container(s) met en/of (een) monster(s) van een of meer van die middelen aangeboden en/of (af)geleverd en/of aan/af laten leveren en/of
- in het kader van voormelde activiteit(en)(met elkaar) middels de cryptocommunicatiedienst(en)/-platform(s)PGP Safe en/ofEncroChat en/ofSkyECC en/ofEXCLU,althans een of meer cryptocommunicatiediensten/platform(s), en/of (een) pgp-/cryptotelefoon(s)gecommuniceerden/of contact gehad en/of gehoudenen/ofgeld ingelegd/geïnvesteerd en/of(een) betaling(en) verricht en/of laten verrichten en/of(een) (winst-/prijs-/betalings)afspra(a)k(en) gemaakt en/of(een) ontmoeting(en) gehad;
Feit 3.
hij inof omstreeksde periode van 01 maart 2020 tot en met 27 maart 2020te Lith, gemeente Oss, en/of via de Nederlandse territoriale wateren en/of te Rotterdam en/of (elders)in Nederlanden/of Dubai (VAE)tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen,opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een totale hoeveelheid van(ongeveer)1200‘stuks’/kilogram,althans een totale hoeveelheid van (ongeveer) 200 ‘stuks’/kilogram (van/uit een totale hoeveelheid van (ongeveer) 1200 ‘stuks’/kilogram), in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en),(van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk
geval enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 5.
hij inof omstreeksde periode van 05 april 2020 tot en met 07 mei 2020te Rotterdam en/of Etten-Leur en/of (elders)in Nederlanden/of Dubai (VAE)tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen,opzettelijk heeft verkocht en/ofafgeleverd en/ofverstrekt en/ofvervoerd een hoeveelheid van(ongeveer)25 kilogram,althans een hoeveelheid,(van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
71-108855-23
Feit 1
hij inof omstreeksde periode van 25 november 2020 tot en met 03 december 2020te Rotterdam, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen,opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van 50 kilogram, althans (een) hoeveelhe(i)d(en),(van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
hij inof omstreeksde periode van 01 juli 2020 tot en met 01 december 2020te Lith, gemeente Oss, en/of (elders)in Nederland en/of in Dubai (VAE)en/of te Londen (VK) en/of Macclesfield (VK)en/of(elders)in het Verenigd Koninkrijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen,van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van (aanzienlijke) contante geldbedragen, omvattende(onder meer)
-(opof omstreeks03 juli 2020) een geldbedrag van 22.000 euro en/of
-(inof omstreeksde periode van 28 juli 2020 tot en met 11 augustus 2020) een totaal geldbedrag van 1.870.000 Britse ponden en/of
-(inof omstreeksde periode van 09 november 2020 tot en met 16 november 2020) een geldbedrag van 100.000 euro en/of
-(inof omstreeksde periode van 09 november 2020 tot en met 11 november 2020) een geldbedrag van 160.000 euro, althans enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/ofde herkomsten/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/ofverhuld,en/of verborgen
en/of verhuld
- wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven geldbedrag(en) is/was of zijn/waren en/of
- wie bovenomschreven geldbedrag(en)(alle geldbedragen) voorhanden heeft/hebben gehad,en/of dit/deze geldbedrag(en) verworvenen/ofvoorhanden gehaden/of overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik gemaakt,terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dit/deze geldbedrag(en)- onmiddellijk of middellijk - afkomstigwas/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
Feit 3
hij inof omstreeksde periode van 08 september 2022 tot en met 03 februari 2023te Lith, gemeente Oss, en/of Waalwijk en/of 's-Hertogenbosch en/of Hellouw, gemeente West Betuwe, en/of (elders)in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen,van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van contante geldbedragen - een totaal van EUR 513.850,-of daaromtrent omvattende -, althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/ofde herkomsten/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/ofverhuld,en/of verborgenen/ofverhuld
- wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven geldbedrag(en) is/was of zijn/waren en/of
- wie bovenomschreven geldbedrag(en)voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
dit/deze geldbedrag(en) verworven en/ofvoorhanden gehad en/of overgedragenen/of omgezet en/of van bovenomschreven geldbedrag(en) gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) datdit/deze geldbedrag(en)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
71-151754-23
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2020 tot en met 04 april 2020 te Lith, gemeente Oss, en/of Vlijmen, gemeente Heusden, en/of (elders) in Nederland en/of Benalmádena (ES) en/of (elders) in Spanje en/of Dubai (VAE) en/of een of meer (andere) plaatsen op de wereld tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft gepoogd om een ander, te weten een persoon gebruikmakend van het EncroChat-account [encrochataccount 5] en/of (voor/bij verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)) werkend/bekend/gebruikmakend met/onder/van de nickname(s)/(gebruikers)na(a)m(en) ‘ [alias 1] ’ en/of ‘ [alias 2] ’, door (een) in artikel 47, eerste lid, onder 2° van het Wetboek van Strafrecht vermeld(e) middel(en), te weten door het verschaffen van gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en), te bewegen om [slachtoffer] te vermoorden of (zwaar) te mishandelen, althans jegens [slachtoffer] enig (gewelds)misdrijf te begaan, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) - aangegeven en/of gedeeld dat voornoemde [slachtoffer] – gebruik makend van EncroChat-account uncommonradio@encrochat.com - (nu) gek geworden is en/of (nu) ontspoord/doorgedraaid is en/of (nu) (gevaarlijk) te ver is gegaan en/of (zakelijk weergegeven)
- dat hij/zij met de kop van [slachtoffer] gaat/gaan voetballen en/of
- dat [slachtoffer] nu wel weet dat hij er aan gaat en/of
- dat het (nu) klaar/afgelopen is en/of ze er klaar voor zijn en/of
- dat ‘adressen en jongens’ zijn geregeld en/of beschikbaar zijn om meteen tot actie over te kunnen gaan en/of
- dat als iemand hem, verdachte, een verrader noemt, hij, verdachte, diegene meteen een gat in zijn kop schiet en/of
- dat als [slachtoffer] nog twee dingen verkeerd zegt, één sms voldoende is en dan dezelfde dag of de volgende dag weg is en/of
- dat (nadat [slachtoffer] dreigt alles op facebook te zetten) zij ‘het’ ( [slachtoffer] ) zo snel mogelijk op laten ruimen en/of
- (telefonisch) contact gezocht/opgenomen en/of gehouden met voormelde ander (gebruiker van het EncroChat-account [encrochataccount 5] en/of ‘ [alias 1] ’ en/of ‘ [alias 2] ’) en/of hem, die ander, (daarbij) ingelicht en/of laten weten (zakelijk weergegeven)
- dat die ‘mother fucker’ ( [slachtoffer] ) (nu) slechte dingen roept over ‘ [alias 3] ’ en/of ‘ [alias 4] ’ (zijnde (een) medeverdachte) en/of roept dat hij, [slachtoffer] , hem/hen - ‘ [alias 3] ’ en/of ‘ [alias 4] ’ (zijnde (een) medeverdachte) gaat vermoorden en/of
- ‘dit probleem’ snel moet worden opgelost, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of - (hiertoe) geïnformeerd en/of gezocht en/of navraag en/of (een) check(s) gedaan naar de (actuele) adres-/verblijfgegevens en/of een (recente) foto en/of (andere) persoonlijke informatie betreffende die [slachtoffer] en/of deze gegevens/informatie gestuurd naar en/of gedeeld met genoemde ander (gebruiker van het EncroChat-account [encrochataccount 5] en/of ‘ [alias 1] ’ en/of ‘ [alias 2] ’) en/of
- (hiertoe) het EncroChat-account van die [slachtoffer] actief gelaten en/of verlengd of laten verlengen en/of

-(hiertoe) met die ander (gebruiker van het EncroChat-account [encrochataccount 5] en/of ‘ [alias 1] ’ en/of ‘ [alias 2] ’) (een) afspra(a)k(en) gemaakt;

71-237238-23
Feit 1.
hij inof omstreeksde periode van 07 november 2015 tot en met 13 november 2015te Oss en/of Lith, (beiden) gemeente Oss, en/of Kerkdriel, gemeente Maasdriel, en/of 's-Hertogenbosch en/of Kapellebrug, gemeente Hulst, en/of (elders)in Nederlanden/of Dubai (VAE) en/of een of meer plaatsen in België en/of het Verenigd Koninkrijktezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht - al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 5 van de Opiumwet -, althansopzettelijk heeftverkocht en/ofafgeleverden/of verstrekten/ofvervoerd,in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een totale hoeveelheid van(ongeveer)104'stuks'/kilogram,althans (een) hoeveelhe(i)d(en),(van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2.
hij opof omstreeks28 mei 2016te Lith, gemeente Oss, en/of (elders)in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad een totale hoeveelheid van(ongeveer)190'stuks'/kilogram,althans (een) hoeveelhe(i)d(en),(van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3.
hij inof omstreeksde hierna te noemen periode(s)te Lith, gemeente Oss, en/of Waalwijk en/of Hellouw, gemeente West Betuwe, en/of (elders)in Nederland en/of Dubai (VAE) en/ofeen of meer plaatsenin Spanje en/of het Verenigd Koninkrijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen,meermalen,althans eenmaal, (van) (een) voorwerp(en), te weten de/het hierna te noemencontante geldbedrag(en),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dit/deze contant(e) geldbedrag(en) was/waren en/of wie dit/deze voorhanden had/hadden, en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragenen/of heeft omgezet en/of van dit/deze contant(e) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, te weten:
- inof omstreeksde periode van 01 februari 2019 tot en met 30 april 2020
- een totaal van EUR 6.697.764,-of daaromtrent, althans enig totaal, aan inkomende contante geldbedragen en/of
- een totaal van EUR 6.106.415,-of daaromtrent, althans enig totaal, aan uitgaande contante geldbedragen,in elk geval (een) contant(e) geldbedrag(en), en/of
- inof omstreeksde periode van 05 april 2020 tot en met 12 juni 2020
- een totaal van EUR 1.699.710,-of daaromtrent, althans enig totaal, aan inkomende contante geldbedragen en/of
- een totaal van EUR 1.902.240-of daaromtrent, althans enig totaal, aan uitgaande contante geldbedragen,in elk geval (een) contant(e) geldbedrag(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dit/deze contant(e)geldbedrag(en)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven, en hij, verdachte, van het plegen van witwassen aldus een gewoonte heeft gemaakt,
Feit 4
hij opof omstreeks10 juni 2020te Lith, gemeente Oss, en/of (elders)in Nederlandtezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad een totale hoeveelheid van(ongeveer)2.500 kilogram,althans (een) hoeveelhe(i)d(en),(van een materiaal bevattende) MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 5
hij inof omstreeksde periode van 01 november 2022 tot en met 06 november 2022te Oss en/of Lith, (beiden) gemeente Oss, en/of Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal, en/of (elders)in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad en/ofopzettelijkheeft verkocht en/ofafgeleverd en/ofverstrekt en/ofvervoerd (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 6
hij inof omstreeksde periode van 03 november 2015 tot en met 03 februari 2023te Oss en/of Lith, (beiden) gemeente Oss, en/of Kerkdriel, gemeente Maasdriel, en/of (elders)in Nederland en/ofDubai (VAE) als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten hem, verdachte, en/of[medeverdachte 1] en/of[medeverdachte 2] (geboren op [2003] ) en/of[medeverdachte 3] en/of een of meerandere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/ofl0a eerste lid Opiumwet;
Feit 7.
hij inof omstreeksde periode van 03 november 2015 tot en met 03 februari 2023te Lith, gemeente Oss, en/of Kerkdriel, gemeente Maasdriel, en/of Waalwijk en/of Hellouw, gemeente West Betuwe, en/of (elders)in Nederland en/ofDubai (VAE) en/ofeen of meer plaatsenin Spanje en/of het Verenigd Koninkrijk als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten hem, verdachte, en/of[medeverdachte 1] en/of[medeverdachte 4] en/of een of meerandere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het (gewoonte)witwassen van(aanzienlijke)contante geldbedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officieren van justitie.
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren en een geldboete van
€ 87.000,--. De officieren van justitie vorderen daarnaast om de gronden waarop het bevel tot voorlopige hechtenis is gebaseerd, uit te breiden met de grond: ‘ernstig gevaar voor vlucht’.
Een kopie van de vordering van de officieren van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat bij strafoplegging een aanzienlijk lagere straf moet worden opgelegd dan door de officieren van justitie is gevorderd. De rechtbank dient rekening te houden met de Wet Straffen en beschermen, omdat de pleegdata van 9 van de 14 feiten voor de inwerkingtreding van deze wet liggen. De verdachte heeft óók ter zake van feiten die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn gepleegd, te maken met de sterk versoberde VI-regeling. Daarnaast dient de rechtbank rekening te houden met het feit dat van geweldpleging niet is gebleken. De raadsman verzoekt verder uit te gaan van één criminele organisatie, omdat de handel in drugs per definitie leidt tot witwassen. Tot slot is de raadsman van mening dat een geldboete niets toevoegt, omdat er tevens een ontnemingsvordering aan de orde is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft gedurende een periode van ruim zeven jaar leidinggegeven aan een criminele organisatie gericht op het plegen van een breed scala aan Opiumwetdelicten en gewoontewitwassen van enorme geldbedragen. Verdachte heeft zich verder zevenmaal schuldig gemaakt aan het overtreden van de Opiumwet. Het ging hierbij – onder andere – om strafbare voorbereidingshandelingen van – kort gezegd – Opiumwetdelicten en de voltooide (internationale) handel in, het verkopen van, en het voorhanden hebben van verschillende soorten harddrugs. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen
De rechtbank zal de leidinggevende positie van verdachte binnen de criminele organisatie sterk laten meewegen in de strafmaat. Verdachte is, ondanks de vele criminele activiteiten waaraan hij zich jarenlang en bij herhaling schuldig heeft gemaakt, steeds buiten beeld van politie en justitie gebleven dankzij het gebruik van cryptocommunicatie en het feit dat hij de uitvoerende werkzaamheden met betrekking tot de voorbereidingshandelingen, het transport en de verkoop van harddrugs en het witwassen overliet aan andere, lager op de ladder van de organisatie staande personen, die daarmee ook de meeste risico’s liepen.
Het spreekt voor zich dat een organisatie met als doelstelling het plegen van misdrijven als hiervoor genoemd de rechtsorde ernstig en ontoelaatbaar ondermijnint. Hiertegen dient dan ook hard te worden opgetreden. Het gaat hier om een professionele drugs- en witwasorganisatie, waarbij het beramen en plegen van strafbare feiten ‘business as usual’ was. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat deze steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de (criminele) herkomst van gelden en andere goederen wordt verhuld. Door de vermenging hiervan met legale goederen wordt de integriteit van het financieel en economisch bestel ernstig schade toegebracht. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken en heeft kennelijk enkel gehandeld uit eigen financieel gewin.
De criminele organisatie heeft vele miljoenen euro’s verdiend. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de organisatie heeft stilgelegen in de periodes dat er (bij gebreke van beschikbare cryptocommunicatie) geen zicht is geweest op de activiteiten van de organisatie. De onderschepte berichten van pgp-safe, encro, SKY-ECC en Exclu laten een beeld zien van een zeer actieve organisatie die elke mogelijkheid om snel en veel geld te verdienen met drugshandel aangrijpt.
De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht – in strafmatigende zin – rekening te houden met de op 1 juli 2021 in werking getreden Wet Straffen en beschermen. De wet bevat geen overgangsbepaling zodat de regeling onmiddellijke werking heeft, in die zin dat op vonnissen van na 1 juli 2021 het nieuwe regime van toepassing is. Er is ook anderszins geen rechtsregel die de rechter voorschrijft om bij de strafoplegging met de gevolgen van de gewijzigde regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling rekening te houden. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank zich er wel rekenschap van gegeven wat de concrete gevolgen voor verdachte zijn van de op te leggen vrijheidsstraf.
Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en neemt geen verantwoordelijkheid voor de gepleegde feiten. Hij heeft zich aan de voorlopige hechtenis onttrokken en is niet op de inhoudelijke behandeling van zijn zaak verschenen.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de lange pleegperiode ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Dit met het oog op vergelding en speciale preventie: het voorkomen van het plegen van nieuwe strafbare feiten door verdachte. Daarnaast wil de rechtbank met deze straf anderen ontmoedigen soortgelijke strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan de door de officieren van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte met betrekking tot een aantal feiten (partieel) vrijspreekt en zij van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van de feiten voldoende tot uitdrukking brengt.
De officieren van justitie hebben gevorderd om tevens een geldboete van €87.000,-- op te leggen, omdat de verdachte een fors financieel gewin moet hebben gehad bij de gepleegde feiten. Gelet op de bij vonnis van heden aan verdachte opgelegde ontnemingsmaatregel ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een geldboete. Zij volgt de eis op dat punt dan ook niet.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Voorlopige hechtenis.

De rechtbank wijst toe het verzoek van de officieren van justitie tot uitbreiding van de gronden die geleid hebben tot de voorlopige hechtenis met de grond ‘vluchtgevaar’. De rechtbank is van oordeel dat het ernstig gevaar voor vlucht is gebleken uit het feit dat verdachte zich na een schorsing voor bepaalde tijd heeft onttrokken aan de verdere tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis en tot op heden voortvluchtig is.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn die zijn verkregen uit de baten van het strafbare feit.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het strafbare feit is begaan of voorbereid en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Niet valt uit te sluiten dat de inbeslaggenomen telefoons criminele informatie bevatten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht
2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Vrijspraak
Spreekt verdachte vrij van hetgeen onder parketnummer 71.151754.23 aan hem is ten laste gelegd.
Bewezenverklaring.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Parketnummer 71.262135.22:
Feit 1:
Medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid of inlichtingen te verschaffen, een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn, daartoe voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Feit 3:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 5:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Parketnummer 71.108855.23:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2
Medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Feit 3
Medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Parketnummer 71.237238.23:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 3
Medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Feit 4
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 5
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
en
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 6
Als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en 10a, eerste lid van de Opiumwet.
Feit 7
Als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf.
Legt op de volgende straf:
Een gevangenisstraf voor de duur van
15 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Beslissing over de in beslag genomen voorwerpen.
Legt op de volgende bijkomende straf en maatregel:
Bijkomende straf:
Verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen met de volgende nummers op de beslaglijst d.d. 17 mei 2024: 1, 2, 5, 7, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36 en 37.
Maatregel:
Onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen met de volgende nummers op de beslaglijst d.d. 17 mei 2024: 3, 4, 8, 38 en 39.
Voorlopige hechtenis.
Uitbreiding van de grondenwaarop het bevel tot voorlopige hechtenis is gebaseerd met de grond: “ernstig gevaar voor vlucht van verdachte”.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. F. van Buchem, leden,
in tegenwoordigheid van K.D.A.J. Hombergen, griffier,
en is uitgesproken op 30 augustus 2024.