Aan het genoemde vereiste van volstrekte zekerheid over de uiterste wil van erflater is naar het oordeel van de rechtbank hier niet voldaan. Het concept testament van erflater is niet volledig, althans niet volledig ingevuld. Er is daarmee geen volstrekte zekerheid dat de inhoud van het concept testament (volledig) overeenstemt met de uiterste wil van erflater. Hierbij speelt het volgende.
Eisers stellen zelf al dat ten aanzien van een bepalingen in het concept testament van erflater niet kan worden gezegd of die overeenstemt met de door erflater geuite wens. Eisers doelen op artikel 11 van het laatste concept testament, waarin de notaris een clausule over testamentair bewind heeft opgenomen. Die clausule is niet volledig ingevuld. De notaris heeft opengelaten wie de bewindvoerder (-s) is (zijn). In het concept staat daarvoor steeds vermeld:
“
[+nog nader door u op te geven]”.
Ook heeft de notaris in de betreffende clausule twee optionele teksten opgenomen, die als volgt zijn gemarkeerd:
“
++ OPTIE ++
[…]
++ EINDE OPTIE ++”
Het is niet duidelijk wat de wens van erflater was op deze punten. Eisers merken in dat kader alleen op dat niet is gesteld of gebleken dat het testamentaire bewind daadwerkelijk is besproken.
Hier komt bij dat de notaris ook in de tekst van artikel 5.C.I.3 een optie heeft opgenomen. Dat artikellid wijst de verwachters aan in het kader van een tweetrapsmaking. Volgens de tekst zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de door erflater aangewezen verwachters. De tekst vermeldt vervolgens:
“
+optie:- mevrouw[eiseres 2][…]”
Of erflater deze optie uiteindelijk daadwerkelijk in zijn testament opgenomen wilde zien, is onduidelijk. Concrete aanwijzingen daarvoor ontbreken. Eisers merken daarover alleen op dat [eiseres 2] een onderdeel vormde van het hechte gezin en dat erflater haar als zijn dochter zag. Daaruit volgt niet de wil van erflater.
Eisers hebben geen verklaring van erflater zelf overgelegd, inhoudende dat hij de clausule over het bewind (artikel 11) uit het testament wil schrappen en dat hij [eiseres 2] in het kader van de tweetrapsmaking (in artikel 5) als verwachter opgenomen wil zien. De door eisers ingestelde vordering heeft tot doel dat wel vast te stellen. Maar de rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen dat dit overeenkomt met de uiterste wil van erflater.
Onder deze omstandigheden is er geen volstrekte zekerheid dat hetgeen is vastgelegd in het concept testament overeenstemt met de uiterste wil van erflater op het moment van zijn overlijden. Dit staat naar het oordeel van de rechtbank eraan in de weg om bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater het versterferfrecht buiten toepassing te laten.