ECLI:NL:RBOBR:2024:3799

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
01/235303-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en wapenbezit door verdachte in meerdere gevallen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen van iPhones, waarbij hij geweld heeft gebruikt en een (op een) pistool gelijkend voorwerp heeft getoond. De verdachte heeft in totaal vier diefstallen gepleegd en één poging daartoe, waarbij hij telkens via Marktplaats onder een valse naam afspraken maakte met de slachtoffers. Tijdens de overvallen heeft hij hen bedreigd met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is voor de geweldsdelicten, maar dat de ernst van de feiten zwaar weegt. Bij de doorzoeking van zijn woning zijn ook drugs en wapens aangetroffen, waaronder een vuurwapen en een gasdrukwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers van de diefstallen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de materiële en immateriële schadevergoeding is vastgesteld op bedragen variërend van €400 tot €4.160, afhankelijk van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte zich moet houden aan verschillende voorwaarden, waaronder behandeling voor zijn psychische problemen en het vermijden van contact met medeverdachten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.235303.23
Datum uitspraak: 26 augustus 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1997] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 augustus 2024, 29 mei 2024, 13 maart 2024 en 20 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 november 2023.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 maart 2024 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 11 september 2023 te Maarheeze, gemeente Cranendonck
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning [adres 2] , een telefoon (Iphone 13 Pro Max), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen (pistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend op die [slachtoffer 1] te richten en/of daarbij dreigend te zeggen dat ze de telefoon gratis mee zouden meenemen en/of dat zij, [slachtoffer 1] , op de bank moest gaan zitten totdat zij weg waren en/of dat als zij, [slachtoffer 1] , de politie zou bellen hij, verdachte, gegarandeerd terug zou komen en haar kapot zou schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 17 juli 2023 te Uden, gemeente Maashorst
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning [adres 3] , een telefoon (Iphone 14 Pro Max), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen (pistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend op die [slachtoffer 2] te richten en/of daarbij dreigend (in de Engelse taal) te zeggen dat ze de telefoon gratis mee zouden meenemen en/of dat als hij, [slachtoffer 2] , de politie zou bellen hij, verdachte, terug zou komen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te Uden, gemeente Maashorst
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning [adres 4] , een telefoon (Iphone 13 Pro Max), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of in die woning eveneens aanwezige [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen (pistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te richten en/of daarbij dreigend te zeggen dat ze geen politie mochten waarschuwen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 25 juli 2023 te Horst, gemeente Horst aan de Maas
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in de woning [adres 5] , een telefoon (Iphone 13 Pro Max) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] en/of de eveneens in die woning aanwezige [slachtoffer 6] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, een vuurwapen (pistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend op die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft gericht en/of daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft gezegd "nu de deur openmaken of ik schiet je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 5:
hij op of omstreeks 26 juli 2023 te Best
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning [adres 6] ,
een telefoon (Iphone 14), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door, in de directe nabijheid van de aldaar in die woning eveneens aanwezige [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , een vuurwapen (pistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend op die [slachtoffer 7] te richten en/of daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 7] te roepen "opkankeren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
T.a.v. feit 6:
hij op of omstreeks 19 september 2023 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 40 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 7:
hij op of omstreeks 19 september 2023 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 409 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 8:
hij op of omstreeks 19 september 2023 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, (al dan niet valselijk) voorzien van het merk Smith & Wesson, kaliber 9 millimeter, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool,

en/of

- een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een pepperspray pistool, merk Kolter, model RMG19, zijnde een voorwerp, bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen,

en/of

- munitie van categorie III, te weten 15 patronen kaliber 9 mm Luger en/of 8 patronen kaliber 9mm Para,

voorhanden heeft gehad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van de vijf gewapende overvallen op een woning, gaat de officier van justitie ervan uit dat verdachte een echt wapen heeft gebruikt. Ten aanzien van de overvallen die verdachte alleen heeft gepleegd, is daarvoor echter geen bewijs, maar ten aanzien van de overvallen tezamen en in vereniging gepleegd met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , heeft [medeverdachte 1] daarover een verklaring afgelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het gebruik van een echt wapen. Verdachte heeft alle tenlastegelegde feiten bekend, maar verklaart gebruik te hebben gemaakt van een gaspistool en niet van een echt vuurwapen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen.
Feit 1: diefstal met bedreiging met geweld van een iPhone 13 Pro Max van [slachtoffer 1] op 11 september 2023 uit de woning [adres 2] te Maarheeze (tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] )

Een proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 11 september 2023, p. 62-65, voor zover relevant:
Ik doe aangifte van een overval in een woning aan de [adres 2] te Maarheeze, gemeente Cranendonck, gepleegd op 11 september 2023. Ik ben door bedreiging met geweld gedwongen mijn telefoon af te geven. Omstreeks 19.05 uur belde er iemand aan. Ik verwachtte mensen omdat ik een iPhone 13 Pro Max te koop had staan voor 800 euro op Marktplaats. Op 10 september 2023 kreeg ik daarop een reactie van ‘ [medeverdachte 2] ’. Hij had interesse in mijn telefoon. Ik zat op de bank en zag een man en een vrouw aan komen lopen. Ik opende de deur en de man zei dat hij voor de iPhone kwam. Ik liet de mensen binnen. Ze liepen mij achterna naar de woonkamer. De man pakte de iPhone die op de eettafel lag en hij gaf de iPhone direct aan de vrouw. De vrouw pakte de iPhone aan en stopte deze in haar broekzak. De vrouw liep meteen terug naar de voordeur. De man draaide zich daarna ook om en liep haar achterna. De man draaide zich om toen hij bij de deurpost was welke tussen de woonkamer en de keuken ligt. Hij zei tegen mij: “we nemen hem gratis mee”. Ik zei: “nee, dat denk ik niet”. Hij zei: “dat denk ik wel”. Toen zette hij een pistool op mijn borst. Het pistool was zwart van kleur en was voor mijn gevoel best groot. Het pistool was iets groter dan het pistool wat de politie draagt. Hij zei, toen hij het pistool nog tegen mijn borst had gedrukt, dat als ik de politie zou bellen hij gegarandeerd terug zou komen en mij kapot zou schieten. Hij zei dat ik op de bank moest gaan zitten. Hij duwde mij met zijn linkerhand, welke hij op mijn borst plaatste, richting de bank. Hij heeft de hele tijd het pistool in zijn rechterhand gehad. Toen ik op de bank ben gaan zitten, liep hij richting de voordeur. Hij zei dat ik op de bank moest blijven zitten totdat ze weg waren. Ik zag vanaf de bank dat de man en vrouw samen wegliepen in de richting van de Floralaan.

Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , afgelegd bij de politie d.d. 6 november 2023, p. 256-272, voor zover relevant:
V: Bij de rechter-commissaris in Den Bosch heb je over de overval in Maarheeze verteld Zou je tegen ons kunnen vertellen hoe de overval in Maarheeze is gegaan?
A: Ja, we zijn daar heen gereden, hebben de auto een paar straten verderop gezet, en zijn we naar de woning gelopen en hebben aangebeld, of aangeklopt, dat weet ik niet meer. Toen deed daar een meisje de deur open. We zijn naar binnen gelopen. In de woonkamer en toen gaf ze de telefoon en de hoesjes aan mij en toen stopte ik die in mijn broekzak en ben ik naar de voordeur gelopen. Het was de bedoeling dat [verdachte] dan het pistool op haar zou richten en tegen haar zeggen dat we de telefoon gratis mee zouden nemen. En toen zijn we de deur uitgelopen, naar de auto gegaan en weg gereden.
(…)V: Wanneer hoorde jij dat [verdachte] een wapen ging gebruiken?
A: Hij had dat al gezegd dat hij dat ook bij de overvallen met die andere meiden had gedaan. Dus toen wist ik het al. Ik had het wapen niet eerder gezien die dag.
V: Hoe zag het wapen eruit?
A: Zwart, een handpistool.
V: Weet je het verschil tussen een revolver en een pistool?
A: Ja, een revolver heeft toch zo een rondje, bij dit wapen haal je zo de patronen er uit.
(maakt beweging als een houder die uit een pistool komt).
V: Bij de RC heb je verteld hoe de verpakking van het pistool er uit zag?
A: Ja, het was een zwart doosje, een beschermend doosje, van een Playstationcontroller
O:
Tonen foto etui, bijlage 1.
V: Is dit het doosje?
A: Ja.
(…)
V: Waar was het wapen vlak voor de overval?
A: Dat had hij in zijn auto in de achterbak en later op de achterbank of ergens. Ik denk voordat we vertrokken naar Maarheeze, op de parkeerplaats bij Strijp S.
V: Heb je op dat moment ook het wapen daadwerkelijk gezien?
A: Alleen het doosje, het wapen zelf niet.
V: Heb jij gezien dat [verdachte] het wapen uit het doosje haalde voor de overval?
A: Nee, ik heb toen weggekeken, ik wilde dat niet zien.
V: Waar droeg [verdachte] het wapen?
A: Achter zijn rug in zijn broeksband, ik heb dat niet per sé gezien, maar zag wel dat hij achter zijn rug met zijn handen bewegingen maakte.
V Weet jij nog wanneer tijdens de overval [verdachte] het wapen pakte?
A: Ja, op het moment dat we de woning verlieten en hij ook richting de deur liep. Ik zag toen het wapen.
V: Is dit het wapen
(foto bijlage 3)?
A: Dat weet ik niet, ik heb dat niet zo gezien.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van [verdachte] , afgelegd bij de politie d.d. 17 oktober 2023, p. 299-341, voor zover relevant:
p. 308
V: De volgende vragen gaan over een woning overval, gepleegd in Maarheeze aan de [adres 2] op maandag 11 september 2023 omstreeks 19:00 uur. Zegt jou dit iets?
A: Ja.
V: Via Marktplaats wordt door de aangeefster een iPhone 13 Pro Max te koop aangeboden voor een bedrag van 800,00 euro. Daar werd op gereageerd door ene [medeverdachte 2] . Ben jij degene die zich voordeed als [medeverdachte 2] ?
A: Ja.
(…)
V: In de woning, zegt de aangeefster, dat jij de iPhone van de tafel pakte en deze direct aan de vrouw die bij jou was doorgaf. Klopt dit?
A: Ja.
V: In de aangifte staat dat jij en die vrouw richting de voordeur van de woning liepen en dat jij gezegd zou hebben: “we nemen hem gratis mee”. Wat kun je hier over zeggen?
A: Klopt.
V: Aangeefster zegt in haar verklaring dat jij vervolgens een pistool in je hand had en op haar richtte en later ook tegen haar borst drukte. Is dit zo gebeurd?
A: Nee, ik heb hem niet tegen haar borst aan gedrukt. Het was in een deuropening, en die vrouw was groter dan ik, ze stond op een halve meter afstand. Ze stond zo dichtbij dat ik haar met mijn hand van me af heb geduwd en zij reageerde niet echt. Ze was in shock denk ik, maar ik heb geen pistool op haar borst geduwd.
V: Verder wordt er in de aangifte verklaard dat er gezegd werd door jou dat ze de politie niet mochten bellen omdat zij anders een groot probleem zou hebben. Wat is jouw reactie hier op?
A: Dat zou wel kunnen, ik heb sowieso gezegd dat ze geen politie mag bellen, maar wat ik daarna gezegd heb dat weet ik niet meer.

Een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het relaas van verbalisant OG-OOB-330 d.d. 19 september 2023, p. 167-171, voor zover relevant:
Op dinsdag 19 september 2023, omstreeks 06:00 uur, was ik aanwezig op locatie [adres 1] te Gemert. Dit betreft de woning waar verdachte [verdachte] op dat moment werd aangehouden. Ik stond aan de achterzijde van deze woning, op het platte dak van de schuur. Op het moment dat het instapteam de woning betrad, liet ik mij via het platte dak in de tuin zakken. Op het moment dat ik neerkwam hoorde ik een doffe klap.
(…)
Diezelfde dag, omstreeks 08:00 uur, nam ik telefonisch contact op met de coördinator van de doorzoeking op eerdergenoemd adres. Hierbij vroeg ik of dat de politiemedewerkers, belast met de doorzoeking, ook goed in de achtertuin hebben gekeken tijdens de doorzoeking. Ik hoorde hem zeggen dat dit niet het geval was.
Omstreeks 11:00 uur bekeek ik de foto’s van de achtertuin van eerdergenoemd adres. Ik zag hier, ter hoogte van de achterdeur, een zwart tasje of koffertje liggen.
Ik heb hierop wederom telefonisch contact opgenomen met het onderzoeksteam met de vraag of dat zij een zwart tasje of koffertje hebben zien liggen tijdens de doorzoeking. Dit was niet het geval. Hierop ben ik zelf naar het adres [adres 1] in Gemert gereden. Ik liep omstreeks 11:30 uur via de openstaande poort de achtertuin in en ik zag dat dit zwarte tasje of koffertje niet meer op de plek lag waar ik dit op de foto zag liggen. Ik keek naar het slaapkamerraam van de verdachte, gelegen aan de achterzijde op de eerste verdieping. Ik zag dat de kantelstand open stond. Ik zag dat het raamhor kapot was.
Ik gaf mijn bevindingen door aan het onderzoeksteam en heb dit adres kort hierna verlaten.
(…)
Ik was om 12:50 uur wederom op het adres [adres 1] in Gemert. Ik werd door moeder en broer van verdachte de woning binnengelaten. Ik zag het zwarte koffertje in de huiskamer op een strijkplank liggen. Ik hoorde de broer van verdachte zeggen dat hij dit koffertje, na de doorzoeking door de politie, in de achtertuin op de grond heeft zien liggen. Ik hoorde hem zeggen dat hij niet in het koffertje heeft gekeken, maar dit heeft opgepakt en binnen heeft gelegd. Ik hoorde zowel broer als moeder zeggen dat zij beiden niets van de inhoud af wisten en dat zij dit niet hebben aangeraakt.
Ik opende de ristsluiting van het koffertje en zag dat hier een zwart handvuurwapen met bruine greep in zat. Verder zag ik dat hier een patroonhouder, kogelmunitie, blauwe latex handschoenen en telefoonhoesjes in zaten.
Ik heb dit koffertje met genoemde inhoud overgedragen aan het onderzoeksteam die dit vervolgens in beslag namen en conform een veilige werkwijze hebben veiliggesteld.

Een geschrift, inhoudende de kennisgeving van inbeslagneming van een pistool, registratienummer PL2100-2023201088-18, p. 172-174, voor zover relevant:
Op 19 september 2023 is in de woning gelegen aan het [adres 1] te Gemert een zwart pistool, merk Smith en Wesson met patronen aangetroffen; goednummer: PL2100-2023201088-2115847; SIN-nummer AAQQ0771NL.

Een proces-verbaal onderzoek wapens van de politie Eenheid Oost-Brabant, DRR, afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing wapens munitie & explosieven, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 19 december 2023, p. 2-14 (aanvullend), voor zover relevant;
Het inbeslaggenomen voorwerp voorzien van goednummer, PL2100-2023201088-2115847 en sin AAQQ0771NL, betreft een pistool, zijnde een semi-automatisch, single-action,
centraalvuur pistool in het kaliber 9 millimeter.
(…)
Het is een voorwerp bestemd en geschikt om projectielen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie.
Derhalve is dit voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op
artikel 2, lid 1 categorie III onder I van de Wet wapens en munitie.
Nadere bewijsoverweging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gedreigd met een echt vuurwapen, zijnde het hierboven beschreven zwarte pistool. De rechtbank baseert haar oordeel op de verklaring die door medeverdachte [medeverdachte 1] is afgelegd. Zij beschrijft het zwarte hardcase doosje waarin het pistool zat. Zij herkent dit doosje wanneer haar de foto van het hierboven beschreven etui wordt getoond als het doosje dat vlak voor de overval op de achterbank lag en waaruit verdachte het wapen haalde dat is gebruikt. Zij zag dat verdachte het wapen in zijn broeksband stopte en het wapen tevoorschijn haalde bij het verlaten van de woning van aangeefster [slachtoffer 1] . In het door [medeverdachte 1] herkende doosje heeft de politie een echt vuurwaren gevonden. Dat [medeverdachte 1] niet weet of het aan haar getoonde wapen het wapen is dat door verdachte is gebruikt, doet daar niet aan af. Zij heeft verklaard in de auto te hebben weggekeken toen verdachte het wapen uit het zwarte hardcase doosje haalde, wel heeft zij het wapen tijdens de overval gezien. Dat zij niet in detail weet hoe het wapen eruit zag en dus niet weet of het door de politie getoonde wapen tevens het gebruikte wapen is acht de rechtbank daarom verklaarbaar.
Feit 2: diefstal met bedreiging met geweld van een iPhone 14 Pro Max van [slachtoffer 2] op 17 juli 2023 uit de woning [adres 3] te Uden (tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] )
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft duidelijk en ondubbelzinnig bekend de beroving samen met medeverdachte [medeverdachte 2] te hebben gepleegd, zodat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
  • Een proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] d.d. 18 juli 2023, p. 22-27;
  • Een proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 oktober 2023, p. 369-372;
  • De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2024.
Partiële vrijspraak.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of verdachte heeft gedreigd met een vuurwapen of een gaspistool. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor het gebruik van een vuurwapen. Aangever [slachtoffer 2] verklaart weliswaar dat hij direct wist dat het om een echt vuurwapen ging omdat hij uit Syrië komt en daar veel oorlog en geweld heeft gezien, maar verklaart tegelijkertijd dat hij er niet veel verstand van heeft. Om die reden zal verdachte van het gebruik van een vuurwapen (pistool) partieel worden vrijgesproken en verklaart de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Feit 3: diefstal met bedreiging met geweld van een iPhone 13 Pro Max van [slachtoffer 3] op 19 juli 2023 uit de woning [adres 4] te Uden
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft duidelijk en ondubbelzinnig bekend de beroving te hebben gepleegd, zodat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
  • Een proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] d.d. 24 juli 2023, p. 32-37;
  • De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2024.
Partiële vrijspraak.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of verdachte heeft gedreigd met een vuurwapen of een gaspistool. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor het gebruik van een vuurwapen. Om die reden zal verdachte van het gebruik van een vuurwapen (pistool) partieel worden vrijgesproken en verklaart de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Feit 4: poging tot diefstal met bedreiging met geweld van een iPhone 13 Pro Max van [slachtoffer 5] op 25 juli 2023 uit de woning [adres 5] te Horst
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft duidelijk en ondubbelzinnig bekend de beroving te hebben gepleegd, zodat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
  • Een proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 5] d.d. 25 juli 2023, p. 42-45;
  • Een proces-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6] d.d. 25 juli 2023, p. 49-50;
  • De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2024.
Partiële vrijspraak.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of verdachte heeft gedreigd met een echt vuurwapen. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende bewijs. Aangever [slachtoffer 5] verklaart dat hij aan het “plasticachtige” geluid bij het doorladen hoorde dat het geen echt pistool was, maar zich wel bedreigd voelde omdat hij niet zeker wist of het om een nepwapen ging. Ook verdachte heeft verklaard dat aangever doorhad dat het geen echt wapen was en hij daarom de telefoon heeft achtergelaten. Om die reden zal verdachte van het gebruik van een vuurwapen (pistool) partieel worden vrijgesproken en verklaart de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Feit 5: diefstal met bedreiging met geweld van een iPhone 14 van [slachtoffer 7] op 26 juli 2023 uit de woning [adres 6] te Best (tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] )
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft duidelijk en ondubbelzinnig bekend de beroving samen met medeverdachte [medeverdachte 2] te hebben gepleegd, zodat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
  • Een proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 7] d.d. 26 juli 2023, p. 54-59F;
  • Een proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 oktober 2023, p. 373-375;
  • De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2024.
Partiële vrijspraak.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of verdachte heeft gedreigd met een vuurwapen of een gaspistool. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor het gebruik van een vuurwapen. Om die reden zal verdachte van het gebruik van een vuurwapen (pistool) partieel worden vrijgesproken en verklaart de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Feit 6 en feit 7: opzettelijk aanwezig hebben van 40 gram cocaïne en 409 gram hennep.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft ter terechtzitting van 12 augustus 2024 duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat de op zijn slaapkamer aangetroffen cocaïne en hennep aan hem toebehoorden, zodat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
  • Een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 19 september 2023, p. 178-179;
  • Een geschrift, te weten een rapport NFiDENT d.d. 4 oktober 2023, zaaknummer 2023.10.04.171 (aanvraag 001), opgemaakt en ondertekend door ing. N. van Doorn;
  • De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2024.
Feit 8: voorhanden hebben van wapens en munitie van categorie II en III.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft ter terechtzitting van 12 augustus 2024 duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat de in de tuin en op zijn slaapkamer aangetroffen wapens en munitie van hem zijn, zodat het feit wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
  • Een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het relaas van verbalisant OG-OOB-330 d.d. 19 september 2023, p. 167-171;
  • Een geschrift, inhoudende de kennisgeving van inbeslagneming van een pistool, registratienummer PL2100-2023201088-18, p. 172-174;
  • Een geschrift, inhoudende de kennisgeving van inbeslagneming van een gasdrukwapen, registratienummer PL2100-2023201088-17, p. 162-163;
  • Een Een proces-verbaal onderzoek wapens van de politie Eenheid Oost-Brabant, DRR, afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing wapens munitie & explosieven, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 19 december 2023, p. 2-14 (aanvullend);
  • De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 augustus 2024.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte en opgesomde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. feit 1:
op 11 september 2023 te Maarheeze, gemeente Cranendonck,
tezamen en in vereniging met een ander, in de woning [adres 2] , een telefoon (iPhone 13 Pro Max) die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en de andere deelnemer aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen (pistool) dreigend op die [slachtoffer 1] te richten en daarbij dreigend te zeggen dat ze de telefoon gratis mee zouden meenemen en dat zij, [slachtoffer 1] , op de bank moest gaan zitten totdat zij weg waren en dat als zij, [slachtoffer 1] , de politie zou bellen hij, verdachte, gegarandeerd terug zou komen en haar kapot zou schieten;
T.a.v. feit 2:
op 17 juli 2023 te Uden, gemeente Maashorst,
tezamen en in vereniging met een ander, in de woning [adres 3] , een telefoon (iPhone 14 Pro) die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en de andere deelnemer aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend op die [slachtoffer 2] te richten en daarbij dreigend (in de Engelse taal) te zeggen dat ze de telefoon gratis mee zouden meenemen en dat als hij, [slachtoffer 2] , de politie zou bellen hij, verdachte, terug zou komen;
T.a.v. feit 3:
op 19 juli 2023 te Uden, gemeente Maashorst,
in de woning [adres 4] , een telefoon (iPhone 13 Pro Max) die aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en in die woning eveneens aanwezige [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend op die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te richten en daarbij dreigend te zeggen dat ze geen politie mochten waarschuwen;
T.a.v. feit 4:
op 25 juli 2023 te Horst, gemeente Horst aan de Maas,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in de woning [adres 5] , een telefoon (iPhone 13 Pro Max) die aan [slachtoffer 5] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen vergezellen en te doen volgen van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] en de eveneens in die woning aanwezige [slachtoffer 6] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend op die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft gericht en daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft gezegd: “nu de deur openmaken of ik schiet je neer”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 5:
op 26 juli 2023 te Best,
tezamen en in vereniging met een ander, in de woning [adres 6] , een telefoon (iPhone 14) die aan [slachtoffer 7] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en de andere deelnemer aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend op die [slachtoffer 7] te richten en daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 7] te roepen: “opkankeren”;
T.a.v. feit 6:
op 19 september 2023 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 40 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
T.a.v. feit 7:
op 19 september 2023 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 409 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
T.a.v. feit 8:
op 19 september 2023 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, (al dan niet valselijk) voorzien van het merk Smith & Wesson, kaliber 9 millimeter, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool,

en

- een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een pepperspraypistool, merk Kolter, model RMG19, zijnde een voorwerp, bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen,

en

- munitie van categorie III, te weten 15 patronen kaliber 9 mm Luger en 8 patronen kaliber 9mm Para, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht rekening te houden met de door het NIFP vastgestelde stoornissen waar verdachte aan lijdt. Een langdurige gevangenisstraf bijt met de noodzaak tot behandeling, om die reden wordt verzocht het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf te matigen en aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen zodat hij zo spoedig mogelijk kan beginnen met zijn (klinische) behandeling.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier diefstallen van waardevolle iPhones en één poging daartoe, waarbij aan de aangevers een (op een) pistool (gelijkend voorwerp) werd getoond en op hen werd gericht. Verdachte heeft dit alle keren gedaan door via Marktplaats onder een valse naam een afspraak te maken met de aangevers en er met de dure telefoons vandoor te gaan op het moment dat de koop zou worden gesloten.
In drie gevallen nam hij een jonge vrouw mee om vertrouwen bij de aangevers te wekken en de iPhone veilig te stellen door deze aan hen door te geven voordat hij een (op een) pistool (gelijkend voorwerp) trok.
Eén beroving heeft hij alleen gepleegd en de andere beroving is bij een poging gebleven omdat verdachte zich niet snel uit de voeten kon maken.
Uit de handelwijze van verdachte blijkt dat er steeds sprake was van een vooropgezet plan om aangevers hun telefoon afhandig te maken zonder daarvoor te betalen.
Verdachte heeft de aangevers bovendien beroofd in hun eigen huis, een plek waar zij zich nadien (langere tijd) niet meer veilig hebben gevoeld.
Daarnaast heeft verdachte gebruik gemaakt van een (imitatie)vuurwapen om zijn daad kracht bij te zetten en de buit te verzekeren. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, te meer omdat hieruit blijkt dat verdachte bereid was geweld te gebruiken voor zijn eigen financiële baten.
Naar aanleiding van de gewapende berovingen, heeft er een instap plaatsgevonden in de woning van verdachte. Bij de doorzoeking van de slaapkamer van verdachte is er een hoeveelheid van 40 gram – gelijkstaand aan 80 gebruikershoeveelheden – cocaïne en 409 gram hennepgruis en -topjes aangetroffen. Tevens had verdachte een vuurwapen en een gasdrukwapen (pepperspraypistool) met munitie op zijn kamer liggen. Het vuurwapen heeft hij uit het raam gegooid op het moment dat hem duidelijk werd dat hij zou worden aangehouden voor de berovingen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 13 februari 2024. Daaruit blijkt dat verdachte, die nu plotseling bij politie en justitie in beeld komt vanwege het plegen van vijf gewapende berovingen, amper een justitiële voorgeschiedenis kent. Om te bepalen of er sprake is van achterliggende problematiek, is verdachte psychologisch onderzoek door drs. M.H. Keppel (GZ-psycholoog). Op 15 april 2024 heeft zij een Pro Justitia-rapport uitgebracht. Beschreven wordt dat er bij verdachte sprake is van een borderline-persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, een gokstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis en anabole steroïden. Geadviseerd wordt om de woningovervallen in licht verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De overige feiten kunnen verdachte geheel worden toegerekend. Vanuit gedragskundig opzicht, kampt verdachte met langdurig bestaande multiple problematiek. Vanuit zijn afhankelijkheid van middelen en de gokverslaving was hij dusdanig in de problemen geraakt dat hij deze, vanuit de instabiliteit vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis, niet meer het hoofd kon bieden. Het risico op herhaling van ongeoorloofd/strafbaar gewelddadig gedrag wordt bij ongewijzigde omstandigheden, zonder adequate hulpverlening beoordeeld als matig tot hoog. Om het risico op recidive te verlagen en vanwege de veelheid en complexiteit van de problematiek, is een klinische behandeling van verdachte, bij voorkeur in een forensische verslavingskliniek, noodzakelijk. Wenselijk is dat er wordt ingezet op gedrags- en schematherapie, naast behandeling gericht op de verslavingsproblematiek. Het klinisch behandeltraject, met aansluitend een ambulant nazorgtraject en toezicht voor een langere periode, kan in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld een reclasseringstoezicht worden ingezet.
Ook de reclassering heeft op 11 juli 2024 een (aanvullend) advies uitgebracht waarbij de uitkomsten van het Pro Justitia-rapport zijn meegenomen. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld-hoog. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Als de strafoplegging het toelaat, wordt geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Ook wordt geadviseerd de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Mocht een (deels) voorwaardelijke straf niet tot de mogelijkheden behoren, kan het plan van aanpak worden uitgevoerd in het kader van een toekomstige VI-maatregel.
De rechtbank weegt mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond. Nadat verdachte aangaf te willen stoppen, is hij door zijn medeverdachte [medeverdachte 1] onder druk gezet om nog één overval te plegen omdat zij stelde dringend geld nodig te hebben. Daarnaast heeft verdachte openheid van zaken gegeven en de door hem gepleegde strafbare feiten in een vroeg stadium van het onderzoek toegegeven. Ook verder heeft verdachte zijn volledige medewerking aan het onderzoek verleend, onder meer door zich psychologisch te laten onderzoeken.
Op te leggen straf
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De oriëntatiepunten gaan voor een woningoverval met licht geweld of bedreiging uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging gaan de oriëntatiepunten uit van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en in geval van veelvuldige recidive een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden. De rechtbank overweegt dat de zwaarte van de onder 1 tot en met 5 bewezen verklaarde feiten tussen de uitgangspunten voor strafoplegging van voormelde strafbare feiten moet worden gezocht, waarbij opgemerkt wordt dat het bewezen verklaarde meer weg heeft van een straatroof met als strafvermeerderende factoren de plaats waar het delict is gepleegd en bedreiging met een wapen, dan van een woningoverval.
Voor vuurwapenbezit (in de woning) gaan de oriëntatiepunten uit van een gevangenisstraf van vier maanden. Op de overige feiten staan geldboetes (voorhanden hebben pepperspray(pistool), 1-50 patronen scherpe munitie en bezit 100-300 gram softdrugs) en een taakstraf (bezit 10-50 gram harddrugs).
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde – diefstallen met bedreiging met geweld, wapen- en drugsbezit – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is. De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de geweldsdelicten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het voorwaardelijke strafdeel dient als stok achter de deur, ter voorkoming dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan strafbare feiten. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden die door de reclassering zijn geadviseerd, behoudens het contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 2] . Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 2] hebben aangegeven na afloop van de zaak de relatie mogelijk te willen voortzetten, zodat dit verbod niet geïndiceerd is. Het contactverbod met de minderjarige medeverdachte F [medeverdachte 1] zal wel worden opgelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven zich aan deze voorwaarden te willen houden. De dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht acht de rechtbank – mede gelet op de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de straf die aan verdachte zal worden opgelegd – niet nodig.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de aard en ernst van het bewezen verklaarde – gelet op hetgeen daarover is overwogen – voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1).

De benadeelde partij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) vordert een bedrag van € 4.160,14, bestaande uit een materiële schadevergoeding van € 910,14 en een immateriële schadevergoeding van € 3.250,00. Ook wil [slachtoffer 1] dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] volledig voor toewijzing vatbaar is.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer 1] en dat hij verplicht is om de schade die zij daardoor heeft geleden te vergoeden.
Materiële schadevergoeding
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] als gevolg van het onrechtmatig handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden, bestaande uit de waarde van de gestolen iPhone. Uitgangspunt bij de begroting van de schade is dat [slachtoffer 1] in de toestand wordt gebracht zonder dat de onrechtmatige gedraging zou hebben plaatsgevonden, daarom zal de rechtbank voor de omvang van de schade uitgaan van de dagwaarde van de iPhone ten tijde van de diefstal en niet van het bedrag waarvoor de iPhone op Marktplaats is aangeboden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer 1] voldoende onderbouwd dat de dagwaarde van de iPhone € 910,14 bedroeg, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
Immateriële schadevergoeding
Gelet op het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan immateriële schade die is geleden als gevolg van de onrechtmatige daad worden toegewezen indien de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Tussen partijen is niet in geschil dat deze situatie zich in het onderhavige geval voordoet. De benadeelde partij heeft dan ook recht op een immateriële schadevergoeding.
Vervolgens is de vraag hoe hoog dit bedrag moet zijn. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag, mede gelet op de jurisprudentie, te hoog is. Het gevorderde bedrag ziet de rechtbank terug in gevallen waar sprake was van ernstigere vormen van diefstal met (bedreiging met) geweld. De rechtbank zal daarom van haar schattingsbevoegdheid gebruikmaken en vindt een immateriële schadevergoeding van € 2.000,00 passend en billijk. De rechtbank zal [slachtoffer 1] voor het overige gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de toegewezen materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, zijnde 11 september 2023, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente. Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade op grond van artikel 6:102 lid 1 BW.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2).

De benadeelde partij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) vordert een bedrag van € 4.029,00, bestaande uit een materiële schadevergoeding van € 1.029,00 en een immateriële schadevergoeding van € 3.000,00. Ook wil [slachtoffer 2] dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente, de nakosten en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] volledig voor toewijzing vatbaar is.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met daarbij de kanttekening dat verdachte heeft aangeboden om de inloggegevens van de iPhone aan het openbaar ministerie te verstrekken, zodat de iPhone aan [slachtoffer 2] teruggegeven had kunnen worden.
Beoordeling.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer 2] en dat hij verplicht is om de schade die [slachtoffer 2] daardoor heeft geleden te vergoeden.
Materiële schadevergoeding
Verdachte heeft de iPhone van [slachtoffer 2] weggenomen. [slachtoffer 2] heeft deze iPhone niet teruggekregen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat is komen vast te staan dat [slachtoffer 2] als gevolg van het onrechtmatige handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden, bestaande uit de waarde van de gestolen iPhone. Uitgangspunt bij de begroting van de schade is dat [slachtoffer 2] in de toestand wordt gebracht zonder dat de onrechtmatige gedraging zou hebben plaatsgevonden, daarom zal de rechtbank voor de omvang van de schade uitgaan van de dagwaarde van de iPhone ten tijde van de diefstal en niet van het bedrag waarvoor de iPhone op Marktplaats is aangeboden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer 2] voldoende onderbouwd dat de dagwaarde van de iPhone € 1.029,00 bedroeg, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
Immateriële schadevergoeding
Gelet op het bepaalde in artikel 6:106 BW kan immateriële schade die is geleden als gevolg van de onrechtmatige daad worden toegewezen indien de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Tussen partijen is niet in geschil dat deze situatie zich in het onderhavige geval voordoet. De benadeelde partij heeft dan ook recht op een immateriële schadevergoeding.
Vervolgens is de vraag hoe hoog dit bedrag moet zijn. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag, mede gelet op de jurisprudentie, te hoog is. Het gevorderde bedrag ziet de rechtbank terug in gevallen waar sprake was van ernstigere vormen van diefstal met (bedreiging met) geweld. De rechtbank zal daarom van haar schattingsbevoegdheid gebruikmaken en vindt een immateriële schadevergoeding van € 2.000,00 passend en billijk. De rechtbank zal [slachtoffer 2] voor het overige gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de toegewezen materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, zijnde 17 juli 2023, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente. Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade op grond van artikel 6:102 lid 1 BW.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3).

De benadeelde partij [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) vordert een immateriële schadevergoeding van € 400,00. Ook wil [slachtoffer 3] dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 3] volledig voor toewijzing vatbaar is.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer 3] en dat hij verplicht is om de schade die zij daardoor heeft geleden te vergoeden.
Gelet op het bepaalde in artikel 6:106 BW kan immateriële schade die is geleden als gevolg van de onrechtmatige daad worden toegewezen indien de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Tussen partijen is niet in geschil dat deze situatie zich in het onderhavige geval voordoet. De benadeelde partij heeft dan ook recht op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 400,00 in zijn geheel kan worden toegewezen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de toegewezen immateriële schadevergoeding vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, zijnde 19 juli 2023, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente. Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde [slachtoffer 4] (feit 3).

De benadeelde partij [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) vordert een immateriële schadevergoeding van € 400,00. Ook wil [slachtoffer 4] dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 4] volledig voor toewijzing vatbaar is.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer 4] en dat hij verplicht is om de schade die [slachtoffer 4] daardoor heeft geleden te vergoeden.
Gelet op het bepaalde in artikel 6:106 BW kan immateriële schade die is geleden als gevolg van de onrechtmatige daad worden toegewezen indien de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Tussen partijen is niet in geschil dat deze situatie zich in het onderhavige geval voordoet. De benadeelde partij heeft dan ook recht op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 400,00 in zijn geheel kan worden toegewezen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de toegewezen immateriële schadevergoeding vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, zijnde 19 juli 2023, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente. Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] (feit 5).

De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een immateriële schadevergoeding van € 3.000,00. Ook wil [slachtoffer 7] dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 7] volledig voor toewijzing vatbaar is.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer 7] en dat hij verplicht is om de schade die [slachtoffer 7] daardoor heeft geleden te vergoeden.
Gelet op het bepaalde in artikel 6:106 BW kan immateriële schade die is geleden als gevolg van de onrechtmatige daad worden toegewezen indien de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. Tussen partijen is niet in geschil dat deze situatie zich in het onderhavige geval voordoet. De benadeelde partij heeft dan ook recht op een immateriële schadevergoeding.
Vervolgens is de vraag hoe hoog dit bedrag moet zijn. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag, mede gelet op de jurisprudentie, te hoog is. Het gevorderde bedrag ziet de rechtbank terug in gevallen waar sprake was van ernstigere vormen van diefstal met (bedreiging met) geweld. De rechtbank zal daarom van haar schattingsbevoegdheid gebruikmaken en vindt een immateriële schadevergoeding van € 2.000,00 passend en billijk. De rechtbank zal [slachtoffer 7] voor het overige gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de toegewezen immateriële schadevergoeding vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, zijnde 26 juli 2023, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente. Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade op grond van artikel 6:102 lid 1 BW.
De vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] (feit 5).
De benadeelde partij [slachtoffer 9] (hierna: [slachtoffer 9] ) vordert een immateriële schadevergoeding van € 3.000,00. De benadeelde partij [slachtoffer 8] vordert een immateriële schadevergoeding van € 1.500,00. Ook willen Van Doren en [slachtoffer 8] dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen volledig voor toewijzing vatbaar zijn.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De benadeelden leggen aan hun vordering ten grondslag dat zij schade hebben geleden doordat zij van korte afstand zagen dat verdachte een vuurwapen op [slachtoffer 7] richtte en dat [slachtoffer 7] werd beroofd. De rechtbank begrijpt hieruit dat benadeelden een vergoeding wensen voor shockschade. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat shockschade voor vergoeding in aanmerking komt als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok is teweeggebracht door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe of latere (onverhoedse) confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok moet geestelijk letsel zijn voortgevloeid. Het bestaan van dat geestelijk letsel moet in rechte op basis van objectieve gegevens worden vastgesteld. In de rechtspraak over schokschade is in dat verband steeds overwogen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dit kan worden vastgesteld op grond van een waarneming door een psychiater, maar ook op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame psycholoog of huisarts.
Voorop staat dat er geen discussie kan zijn over hetgeen [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] is aangedaan, zoals ook ter zitting door [slachtoffer 9] en [slachtoffer 7] is verwoord. Aan de hiervoor weergegeven eisen gesteld aan een vergoeding voor shockschade is echter niet voldaan.
Door de benadeelde partijen is gesteld dat zij geestelijk letsel hebben opgelopen als gevolg van het waarnemen van het strafbare feit. Dat sprake is van geestelijk letsel, in de zin van een psychiatrisch erkend ziektebeeld, blijkt echter niet uit het dossier en evenmin uit de door de benadeelde partijen overgelegde stukken. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden door het strafbare feit. De rechtbank zal de benadeelde partijen daarom niet-ontvankelijk verklaren in de door hen gevorderde immateriële schade.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de op de aan de rechtbank overgelegde beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten twee bussen pepperspray, aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting zijn deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven en deze voorwerpen toebehoren aan verdachte en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f, 45, 57, 60a en 312 van het Wetboek van Strafrecht, 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1, 2 en 5:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van feit 4:
poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van feit 6:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 7:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 8:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7, feit 8:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan
16 maanden voorwaardelijken een
proeftijd van 2 jaren.
- Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
- Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • veroordeelde meldt zich binnen 48 uur na het ingaan van de proeftijd bij Novadic-Kentron, Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven, tel. 040-2171200. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • veroordeelde laat zich opnemen bij de FVK van Fivoor of soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo spoedig mogelijk na ontslag uit de PI, bij voorkeur aansluitend. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • veroordeelde laat zich behandelen door Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na ontslag uit de kliniek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij
een terugval in middelengebruik of gokgedrag kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • veroordeelde gebruikt geen drugs en anabole steroïden en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met medeverdachte [medeverdachte 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk en/of opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • veroordeelde neemt niet deel aan kansspelen of online spellen waarvoor hij dingen moet kopen.
- Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van feit 1:
 de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van
2.910,14 euro.
- Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 39 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Verdachte is niet gehouden tot betaling aan de Staat voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Voormeld bedrag bestaat uit 910,14 euro materiële schade en 2.000,00 euro immateriële schade, het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 2.910,14 euro, bestaande uit 910,14 euro materiële schade en 2.000,00 euro immateriële schade, het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Ten aanzien van feit 1:
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide
betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van feit 2:
 de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van
3.029,00 euro.
- Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Verdachte is niet gehouden tot betaling aan de Staat voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Voormeld bedrag bestaat uit 1.029,00 euro materiële schade en 2.000,00 euro immateriële schade, het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 3.029,00 euro, bestaande uit 1.029,00 euro materiële schade en 2.000,00 euro immateriële schade, het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Ten aanzien van feit 2:
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van feit 3:
 de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van
400,00 euro.
- Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van 400,00 euro, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Ten aanzien van feit 3:
 de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van 400,00 euro.
- Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van 400,00 euro, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Ten aanzien van feit 3:
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte jegens [slachtoffer 3] en jegens [slachtoffer 4] aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van feit 5:
 de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 7] , van een bedrag van 2.000,00 euro.
- Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 30 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Verdachte is niet gehouden tot betaling aan de Staat voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van feit 5:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 7] , van een bedrag van 2.000,00 euro, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Ten aanzien van feit 5:
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader aan een van beide
betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van feit 5:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] :
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Ten aanzien van feit 5:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] :
-bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

onttrekt aan het verkeerde op de lijst van in beslag genomen goederen opgenomen voorwerpen, te weten:
  • 1 bus Pepperspray (PL2100-2023201088-2115833, Zwart, merk: Policyjny Gaz);
  • 1 bus Pepperspray (PL2100-2023201088-2115842, Zwart, merk: Orginal).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. E.C.L. Pechaczek en mr. S.H. Schepers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 26 augustus 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal einddossier OB3R023050 / Bostulp van de politie Eenheid Oost-Brabant.