ECLI:NL:RBOBR:2024:3760

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
C/01/388343 / HA ZA 22-666
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling door curator van betalingen ontvangen door Nederlandse onderneming van Deense partij in het kader van witwasconstructie

In deze zaak vorderde Boris Kenneth Frederiksen, curator in het faillissement van Joko Components A/S, terugbetaling van door de Nederlandse onderneming Interfood B.V. ontvangen betalingen van Joko, die onderdeel bleek te zijn van een witwasconstructie. De curator stelde dat de betalingen onverschuldigd waren, omdat er geen rechtsgrond voor de betalingen bestond. De rechtbank Oost-Brabant oordeelde dat de curator zich zowel op Nederlands als op Deens recht beriep, waarbij de vorderingen op basis van onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW) en faillissementspauliana (artikel 64 DFw) werden ingediend. De rechtbank concludeerde dat Interfood gerechtvaardigd had mogen vertrouwen op de betalingen, die volgens hen nakoming door een ander betroffen (artikel 6:30 BW). De rechtbank wees de vorderingen van de curator af, omdat de curator niet had aangetoond dat de betalingen onverschuldigd waren en de vorderingen op basis van faillissementspauliana waren verjaard. De rechtbank oordeelde dat de curator de proceskosten moest vergoeden aan Interfood, die in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/388343 / HA ZA 22-666
Vonnis van 21 augustus 2024
in de zaak van
BORIS KENNETH FREDERIKSEN,
in hoedanigheid van curator in het faillissement van Joko Components A/S,
te Kopenhagen ( Denemarken ),
eisende partij,
hierna te noemen: de Curator,
advocaten: mr. J.L. van den Heuvel en mr. V.G.M. Leferink,
tegen
INTERFOOD B.V.,
te Bladel,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Interfood,
advocaten: mr. R.G.J. de Haan, mr. D.H. Tilanus en mr. J.W. Snel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 oktober 2022,
- de akte overlegging producties van de Curator van 14 december 2022 met producties 1-9,
- de conclusie van antwoord van Interfood van 8 maart 2023 met producties 1-27,
- de brief van de rechtbank van 22 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte aanvulling rechtsgronden van de Curator van 8 november 2023 met producties
10-12,
- de antwoordakte van Interfood van 7 februari 2024 met producties 28-30,
- het bericht van de Curator van 17 juni 2024 met producties 13-20,
- de mondelinge behandeling van 28 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt met daaraan gehecht spreekaantekeningen van de advocaten van beide partijen.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling waren namens de Curator aanwezig mr. Van den Heuvel en mr. Leferink, vergezeld van de heer J.C. Sølling en mevrouw A.R. Risager, Deense advocaten en kantoorgenoten van de Curator. Namens Interfood was aanwezig
mr. Tilanus, vergezeld van de heer [A] ( [functie 1] ), de heer [B] ( [functie 2] ), mevrouw [C] ( [functie 3] ) en de heer
P. Jakobsen (Deense advocaat van Interfood).
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Joko Components A/S (hierna: Joko ) is een Deense vennootschap. Op 19 maart 2021 heeft de Deense Bedrijfsautoriteit besloten tot het verzoeken van de verplichte ontbinding van Joko . Op 26 maart 2021 heeft een Deense faillissementsrechtbank de ontbinding van Joko bevolen en de Curator tot vereffenaar benoemd. Op verzoek van de Curator is op 8 april 2021 het faillissement van Joko uitgesproken, met benoeming van de Curator tot curator.
2.2.
Interfood is onderdeel van de wereldwijd opererende Interfoodgroep, die zich onder meer bezighoudt met de internationale handel in zuivelproducten in meer dan 100 verschillende landen.
2.3.
Op 26 februari 2020 heeft Interfood een koopovereenkomst gesloten met [D ] uit [plaats] ( [land] ) voor de levering van 1.920 kg weipoeder. De
Sales Confirmationheeft nummer [nummer 1] . Op de overeenkomst is op grond van artikel 14 van de toepasselijk verklaarde MPC Conditions Nederlands recht van toepassing.
2.4.
Op 3 maart 2020 heeft Interfood een koopovereenkomst gesloten met [E] uit [plaats] ( [land] ) voor de levering van 96.000 kg ongezouten boter. De
Sales Confirmationheeft nummer [nummer 2] . Op deze overeenkomst is op grond van de toepasselijk verklaarde MPC Conditions eveneens Nederlands recht van toepassing.
2.5.
Op 30 maart 2020, 31 maart 2020 (2x), 1 april 2020 en 7 april 2020 zijn van de Nykredit-bankrekening met nummer [nummer 3] op naam van Joko vijf bedragen overgemaakt naar een Nederlandse bankrekening op naam van Interfood. Het totaal overgemaakte bedrag is DKK 1.895.931,24.
2.6.
Op 4 november 2020 heeft Interfood via haar dochtermaatschappij Interfood Singapore Pte Ltd een koopovereenkomst gesloten met [F] uit [plaats] ( [land] ) voor de levering van 200.000 kg melkpoeder. De
Sales Confirmationheeft nummer [nummer 4] . Op deze overeenkomst is op grond van de toepasselijk verklaarde MPC Conditions Nederlands recht van toepassing.
2.7.
Op 27 januari 2021 heeft Interfood via haar dochtermaatschappij Interfood Singapore Pte Ltd een koopovereenkomst gesloten met [G] uit [plaats] ( [land] ) voor de levering van 100.800 kg melkpoeder. Het
Sales Contractheeft nummer [nummer 5] . Op deze overeenkomst is op grond van de toepasselijk verklaarde MPC Conditions Nederlands recht van toepassing.
2.8.
Op 12 februari 2021 (2x), 16 februari 2021, 17 februari 2021 en 24 februari 2021 zijn van de Union Bank AG-bankrekening met nummer [nummer 6] ten name van Joko vijf bedragen overgemaakt naar een Nederlandse bankrekening van Interfood. Het totaal overgemaakte bedrag is € 164.418,00.
2.9.
Op 24 juni 2021 is de voormalige boekhouder van Joko , [J] , door de rechtbank van Kolding veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar vanwege (kort gezegd) witwassen en btw-fraude, gepleegd in de periode van ongeveer 13 januari - 23 oktober 2020. De veroordeling ziet op het uitsturen van fictieve facturen op naam van Joko aan andere Deense bedrijven, het laten betalen daarvan op onder meer Joko ’s Nykredit-bankrekening met nummer [nummer 3] en het doorbetalen van ontvangen gelden naar buitenlandse bankrekeningen.
2.10.
Op 28 juni 2021 is de voormalige directeur en enig aandeelhouder van Joko , [H] , door de rechtbank van Kolding veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar vanwege (kort gezegd) witwassen, onder meer in de periode van ongeveer 1 juli - 23 oktober 2020 gepleegd via Joko ’s Nykredit-bankrekening met nummer [nummer 3] .
2.11.
Op 26 oktober 2021 heeft de Deense belastingdienst een brief aan de Curator gestuurd met een opgave van ten onrechte niet door Joko afgedragen btw. De brief vermeldt onder meer dat het kantoor van de Curator de belastingdienst op 1 juli 2021 afschriften van de twee hiervoor bedoelde strafrechtelijke vonnissen heeft gestuurd.
2.12.
Op 4 april 2022 heeft de Curator Interfood voor elk van de tien hiervoor genoemde betalingen (hierna: de Transacties) een brief gestuurd. De brief vermeldt onder meer:
“The trustee has in accordance with the Danish Bankruptcy Act reviewed the bankruptcy estate’s bank accounts etc. (…) The trustee has not been able to identify an operational justification of the payment, and thus the trustee assume that it was make by mistake. Consequently, I ask you to repay the amount to the bankruptcy within 10 days from today.”
2.13.
Op 4 oktober 2022 heeft Interfood een email gestuurd aan het kantoor van de Curator, die onder meer vermeldt:
“The amounts received relate to deliveries/sales of interfood to customers. Consequently, there is no legal merit to transfer the amounts back to the Estate. We assume that the Estate has access to the underlying book keeping and records of Joko Components A/S. Going further we would as a general principle therefore kindly refer the Estate to its records if further investigations are needed in respect of the operational reasons and intercompany relationships.”

3.Het geschil

3.1.
De Curator vordert, samengevat:
primairInterfood te veroordelen tot betaling van DKK 1.895.931,24 en van € 164.418,00, vermeerderd met wettelijke rente en kosten,
subsidiairde Transacties te vernietigen, en Interfood te veroordelen tot betaling van DKK 1.895.931,24 en van € 164.418,00, vermeerderd met wettelijke rente en kosten,
alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
Aan de vorderingen legt de Curator ten grondslag dat Interfood in 2020 vijf betalingen met een totale waarde van DKK 1.895.931,24 van Joko heeft ontvangen en in 2021 vijf betalingen met een totale waarde van € 164.418,00. Voor deze betalingen bestond geen rechtsgrond, zodat Interfood de bedragen moet terugbetalen aan de boedel van Joko . Na aanvulling van de rechtsgronden beroept de Curator zich naar Nederlands recht op onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW) en/of nietigheid (artikel 3:40 BW) en naar Deens recht op faillissementspauliana (artikel 64 DFw), schending van vennootschapsrecht (artikelen 136 en 127 Dv) en onrechtmatige daad.
3.3.
Interfood concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de Curator, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de Curator, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de Curator in de kosten van deze procedure. Interfood voert het verweer dat de betalingen van Joko nakoming door een ander in de zin van artikel 6:30 BW betroffen in verband met overeenkomsten tot levering van zuivelproducten aan vier Syrische klanten van Interfood, althans dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de betalingen nakoming door een ander betroffen (artikel 3:35 BW). Zij betwist de gestelde nietigheid. Ook voert Interfood het verweer dat de vordering van de Curator gebaseerd op Deense faillissementspauliana is verjaard en het verweer dat Interfood op grond van de Deense
Pengereglen(betaalregel) niet tot terugbetaling verplicht is. Tenslotte betwist Interfood de gestelde schending van Deens vennootschapsrecht en onrechtmatige daad.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal de vorderingen van de Curator afwijzen. Dit wordt hierna uitgelegd.
4.2.
De Nederlandse rechter is bevoegd van deze zaak kennis te nemen omdat Interfood woonplaats heeft in Bladel (artikel 4 Verordening (EU) Nr. 1215/2012). De Rechtbank Oost-Brabant is om diezelfde reden relatief bevoegd.
4.3.
De Curator beroept zich ter onderbouwing van zijn vorderingen zowel op bepalingen van Deens recht als op bepalingen van Nederlands recht. De rechtbank zal per rechtsgrond aangeven welk recht volgens welke regel van internationaal privaatrecht van toepassing is.
Onverschuldigde betaling 6:203 BW; nakoming door een ander 6:30 BW; gerechtvaardigd vertrouwen 3:35 BW
4.4.
De Curator vordert terugbetaling van het met de Transacties gemoeide bedrag op grond van onverschuldigde betaling door Joko aan Interfood.
4.5.
Het toepasselijke recht op de onverschuldigde betaling is volgens artikel 10 lid 3 van Verordening (EG) nr. 864/2007 (hierna: Rome II) het recht van het land waar de ongerechtvaardigde verrijking zich voordoet. Bij onverschuldigde girale betaling kan het land waar de bankrekening van de ontvanger van de betaling volgens het IBAN-nummer wordt gehouden worden aangemerkt als het land waar de ongerechtvaardigde verrijking zich voordoet. De Transacties zijn overgemaakt naar bankrekeningen van Interfood met Nederlandse IBAN-nummers. Dat betekent dat de vorderingen van de Curator die zijn gebaseerd op onverschuldigde betaling worden beheerst door Nederlands recht (artikel 6:203 BW).
4.6.
Tussen partijen staat vast dat er geen rechtstreekse zakelijke relatie tussen hen bestaat op grond waarvan Joko aan Interfood betalingen heeft verricht. Interfood verweert zich echter met het standpunt dat zij overeenkomsten naar Nederlands recht heeft gesloten met haar Syrische klanten en dat deze klanten voor de betalingen op grond van de overeenkomsten gebruik hebben gemaakt van een of meerdere tussenpersonen, waaronder Joko . Derdenbetalingen zijn in het internationale handelsverkeer gebruikelijk en betalingen uit EU-land Denemarken hoeven niet op voorhand vraagtekens op te roepen. De betalingen door Joko aan Interfood betreffen nakoming door Joko van verbintenissen van de Syrische klanten van Interfood, in overeenstemming met artikel 6:30 BW (nakoming door een ander dan de schuldenaar). In ieder geval heeft Interfood er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat dit het geval was (artikel 3:35 BW). Dit vormt de rechtsgrond voor de betalingen door Joko , zodat van onverschuldigde betaling volgens Interfood geen sprake is.
4.7.
De Curator betwist dat de Transacties zien op de door Interfood overgelegde koopovereenkomsten met Syrische klanten. Hij voert onder meer aan dat de bedragen van de Transacties niet overeenkomen met de verschuldigde factuurbedragen op grond van de koopovereenkomsten, dat de meeste Transacties niet verwijzen naar relevante referentienummers en dat de Transacties niet zijn verricht binnen de termijnen die van toepassing zijn op grond van de koopovereenkomsten.
4.8.
Interfood heeft toegelicht dat sommige van haar klanten gevestigd zijn in landen van waaruit het lastig kan zijn om internationale betalingen te verrichten, bijvoorbeeld vanwege lokale valutabeperkingen of vanwege beperkte toegang tot het internationale betalingsverkeer als gevolg van sancties. Syrië is zo’n land. De levering van zuivelproducten door Interfood valt niet onder de Europese sanctieregeling voor Syrië , maar rechtstreekse betaling via een bankoverschrijving vanuit Syrië is in veel gevallen desondanks niet mogelijk. Daarom betalen Syrische klanten Interfood veelal via tussenpersonen, waarbij de koopprijs en/of een voorschot daarop soms niet in één keer, maar via meerdere deelbetalingen wordt voldaan.
4.9.
Interfood stelt dat in dergelijke gevallen steeds per geval wordt bekeken op welke transactie een ontvangen betaling betrekking heeft. Soms is dat eenvoudig vast te stellen; bijvoorbeeld als bij een betaling het specifieke referentienummer van een koopovereenkomst wordt vermeld, zoals Interfood haar klanten verzoekt. Soms is meer uitzoekwerk nodig als de referentie ontbreekt. In de praktijk melden klanten van Interfood die betalingen via tussenpersonen verrichten aan Interfood dat een bepaalde betaling is verricht. Zij sturen Interfood dan bijvoorbeeld een betalingsbevestiging in de vorm van een SWIFT-betalingsbewijs of een bankafschrift van de bank van de betalende partij. Met behulp van deze informatie kan Interfood ontvangen betalingen koppelen aan specifieke transacties.
4.10.
In verband met de Transacties heeft Interfood onder meer de volgende documenten overgelegd.
Koopovereenkomst [D ]: betalingsbevestiging van Nykredit, bank van Joko , met betrekking tot een uitgevoerde betaling, met vermelding van referentienummer [nummer 1] .
Koopovereenkomst [E]: betalingsbevestigingen van Nykredit met betrekking tot vier uitgevoerde betalingen, zonder referentienummer; e-mails van de leverancier van de verkochte boter ( [I] ) inzake “Betalingen”, waarmee de betalingsbevestigingen aan Interfood zijn gezonden, onder verwijzing naar “het contract van [E] ”.
Koopovereenkomst [G]: SWIFT-betalingsbevestiging van Union Bank, bank van Joko , met betrekking tot een uitgevoerde betaling, met referentienummer [nummer 5] .
Koopovereenkomst [F]: twee SWIFT-betalingsbevestigingen van Union Bank met betrekking tot twee uitgevoerde betalingen, zonder referentienummer;
e-mailcorrespondentie tussen Interfood en haar dochtermaatschappij uit Singapore waarin onder verwijzing naar referentienummer [nummer 4] een overzicht wordt gegeven van alle van [F] ontvangen bedragen (waaronder vier betalingen op 12, 16 en 17 februari 2021).
4.11.
Interfood heeft onbetwist gesteld dat zij verkochte zuivelproducten pas verzendt nadat zij (voorschot)betalingen heeft ontvangen van de koper en dat het in het internationale betalingsverkeer niet ongebruikelijk is dat klanten soms later betalen dan aanvankelijk wordt overeengekomen.
4.12.
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat voldoende is onderbouwd dat de Transacties inderdaad zien op de vier door Interfood overgelegde koopovereenkomsten met Syrische klanten. In dit verband is niet doorslaggevend of Joko al dan niet identieke deelbetalingen van andere partijen op haar in randnummers 2.5 en 2.8 genoemde bankrekeningen heeft ontvangen.
4.13.
Indirecte betalingen vanuit Syrië zijn niet ongebruikelijk en de Curator heeft erkend dat die op zichzelf niet onrechtmatig zijn. Het enkele feit dat van indirecte betalingssystemen naast legitiem gebruik ook, zoals de Curator stelt, misbruik gemaakt kan worden betekent niet dat het ontvangen van betaling van een ander dan de schuldenaar in alle gevallen vragen moet oproepen. De Curator betwist niet dat de Syrische klanten de betalingsbevestigingen die zij (voor de [E] -koopovereenkomst: via [I] ) aan Interfood hebben gezonden, uitsluitend van Joko kunnen hebben verkregen. Anderen dan de bankrekeninghouder hebben geen toegang tot dergelijke informatie. Onder deze omstandigheden mocht Interfood naar het oordeel van de rechtbank de Transacties redelijkerwijs opvatten als desbewuste nakoming door Joko van betalingsverplichtingen van de Syrische klanten van Interfood.
4.14.
Het feit dat in Denemarken binnen Joko door de directeur en de boekhouder kennelijk een witwasconstructie was opgezet en btw-fraude werd gepleegd, maakt dit niet anders. De Curator heeft gesteld dat uit naam van Joko in Denemarken fictieve facturen zijn uitgezonden aan andere partijen. De grote bedragen die Joko daarop ontvangen heeft (zonder dat zij daarvoor goederen of diensten had verstrekt), heeft zij kennelijk gebruikt om betalingen te doen aan bedrijven die buiten Denemarken gevestigd zijn, waardoor zij dit geld wit waste. Eén van die bedrijven is Interfood. In het kader van deze constructie heeft Joko bovendien de in de fictieve facturen in rekening gebrachte btw in strijd met de wet niet afgedragen aan de Deense fiscus. Interfood betwist dat zij van dit alles op de hoogte was of had moeten zijn. De witwasconstructie binnen Joko is pas na het faillissement van Joko bekend geworden en heeft ook pas daarna in buitenlandse en Nederlandse media aandacht gekregen.
4.15.
In beginsel moeten deelnemers aan het girale betalingsverkeer vertrouwen kunnen hebben in de juistheid en rechtsgeldigheid van betalingen die ten gunste van hen worden verricht, tenzij er concrete aanwijzingen zijn van het tegendeel. Op een schuldeiser rust in algemene zin slechts een beperkte controleplicht na creditering van zijn rekening als gevolg van een betaling door een schuldenaar of door een derde, als hij mag aannemen dat deze voor een schuldenaar heeft betaald. Artikel 6:30 BW beoogt mede het belang te beschermen van de schuldeiser om een dergelijke betaling zonder nader onderzoek te accepteren. Zie o.a. memorie van antwoord bij artikel 6:30 BW (Kamerstukken II 1984/85, 17 541, nr. 8, in: Parlementaire Geschiedenis Boek 6, p. 1220) en de Toelichting-Meijers bij dit artikel (Parlementaire Geschiedenis Boek 6, p. 157-158).
4.16.
Zoals hiervoor is toegelicht, heeft Interfood girale betalingen van een Deens bedrijf ontvangen die concreet konden worden gekoppeld aan door Interfood aan Syrische klanten verkochte, en vervolgens daadwerkelijk geleverde, zuivelproducten. Interfood heeft daarbij van haar klanten onder meer bancaire documenten ontvangen die deze klanten alleen van Joko verkregen konden hebben. Voor een verdergaande onderzoeksplicht zoals door de Curator bepleit is onder deze omstandigheden geen plaats. De Curator stelt dat Interfood op zijn minst contact had kunnen opnemen met Joko (vergl. spreekaantekeningen par. 26), maar het waren nu juist de bestuurder en de boekhouder van Joko die de witwasconstructie en btw-fraude in Denemarken hebben opgezet en uitgevoerd. De rechtbank constateert dat de Deense betalingsbevestigingen die Interfood ontving de naam vermelden van deze boekhouder ( [J] ), en de SWIFT-betalingsbevestigingen de naam van de bestuurder ( [H] ).
4.17.
De Curator heeft ook aangevoerd dat Interfood geen beroep kan doen op artikel 6:30 BW omdat de inhoud of strekking van de verbintenis zich daartegen verzet. Hij stelt dat nakoming door een ander in het kader van een witwasconstructie niet onder het bereik valt van de wettelijke bepaling. De rechtbank is van oordeel dat dit argument niet opgaat. Beoordeeld moet worden of de inhoud of strekking van de onderliggende verbintenis tussen Interfood en haar Syrische klanten zich tegen nakoming door een derde verzet. Dit heeft de Curator niet gesteld en als het gaat om de verbintenis tot betaling van de koopprijs in het kader van een reguliere verkoopovereenkomst is dat ook niet aannemelijk.
4.18.
Het voorgaande betekent dat de Transacties kunnen worden aangemerkt als nakoming door Joko van de verbintenissen tot betaling van de Syrische klanten aan Interfood. Voor de Transacties bestaat dus een rechtsgrond en de betalingen zijn niet onverschuldigd gedaan.
Nietigheid 3:40 BW; onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
4.19.
De Curator beroept zich ook op onverschuldigde betaling omdat – naar de rechtbank begrijpt - de Transacties zonder rechtsgrond zouden zijn verricht vanwege hun nietigheid door strijd met de openbare orde en/of goede zeden, althans met een dwingende wetsbepaling (artikel 3:40 BW). Daarnaast wordt een beroep op de redelijkheid en billijkheid gedaan.
Geen strijd met dwingende wetsbepaling
4.20.
De Curator heeft uiterst summier verwezen naar strijd met enkele Deense wettelijke bepalingen. Zoals Interfood terecht heeft aangevoerd, is een dwingende wetsbepaling in de zin van artikel 3:40 lid 2 BW echter uitsluitend een bepaling uit een Nederlandse wet in formele zin. Een Deense wettelijke bepaling valt daar niet onder.
4.21.
De Curator heeft ook summier verwezen naar strijd met artikel 420bis Sr (de Nederlandse witwasbepaling). Interfood betwist dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Met onrechtmatige handelingen van Joko in Denemarken heeft zij niets te maken. Er loopt ook geen strafrechtelijk onderzoek tegen haar en zij had bovendien geen wetenschap dat de van Joko ontvangen betalingen eventueel afkomstig zouden kunnen zijn uit een misdrijf. Ter zitting heeft de Curator niet het standpunt ingenomen dat Interfood onderdeel was van de witwasconstructie van Joko . Hij heeft erkend dat het ontvangen van betalingen vanuit Syrië via tussenpersonen niet op zichzelf onrechtmatig is. Tegenover de gemotiveerde betwisting door Interfood heeft de Curator onvoldoende gesteld waaruit de schending van artikel 420bis Sr door Interfood zou bestaan.
4.22.
Om de hiervoor genoemde redenen wijst de rechtbank het beroep van de Curator op artikel 3:40 lid 1 BW af.
Geen strijd met openbare orde en/of goede zeden
4.23.
De Curator heeft ook aangevoerd dat sprake is van een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de openbare orde en/of goede zeden. De kern van zijn argument is dat alle Transacties zijn uitgevoerd als onderdeel van de hiervoor beschreven Deense witwasconstructie, waarvan Joko onderdeel (of in de woorden van de Curator: slachtoffer) was. Joko is door haar bestuurder en boekhouder misbruikt voor deze witwasconstructie. Zij stelt dat de gang van zaken bij Interfood vraagtekens had moeten oproepen, dat Interfood daarom nader onderzoek had moeten doen naar de door haar ontvangen betalingen en dat zij deze niet had mogen aannemen, omdat zij had moeten weten dat de Transacties werden uitgevoerd als onderdeel van een witwasconstructie.
4.24.
Naar inhoud is nakoming door een ander dan de schuldenaar niet in strijd met de openbare orde of goede zeden; dit is immers naar Nederlands recht juist toegestaan.
4.25.
De strekking van een rechtshandeling gaat enerzijds over de ook voor anderen te voorziene gevolgen ervan en anderzijds over de ook voor anderen kenbare motieven van degene die de rechtshandeling verricht. Vereist is dat de gevolgen of motieven ook voor degene tot wie de rechtshandeling is gericht voorzienbaar c.q. kenbaar zijn op het moment dat de rechtshandeling wordt verricht. Dit betekent dat de wetenschap van Interfood van belang is voor de vraag naar de eventuele nietigheid van de Transacties. En dat deze wetenschap moet worden getoetst naar het tijdstip waarop de Transacties zijn verricht.
4.26.
Interfood heeft gemotiveerd betwist dat zij wist of kon weten van de witwasconstructie binnen Joko op het moment dat zij de betalingen op haar bankrekeningen ontving. De Curator baseert zijn argumenten op een onderzoeksplicht van Interfood. Over deze onderzoeksplicht heeft de rechtbank hiervoor al geoordeeld dat zij de stellingen van de Curator niet volgt. Interfood mocht er immers onder de gegeven omstandigheden ten tijde van de betalingen in 2020 en 2021 gerechtvaardigd op vertrouwen dat Joko de betalingen desbewust deed ter nakoming van de verbintenissen van de Syrische klanten van Interfood. Dit betekent dat op het relevante tijdstip bij Interfood geen sprake was van de voor nietigheid vereiste voorzienbaarheid of kenbaarheid.
4.27.
Om de hiervoor genoemde redenen wijst de rechtbank het beroep van de Curator op artikel 3:40 lid 1 BW af.
Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar/nietig
4.28.
De Curator stelt tenslotte nog dat het witwassen van gelden door het verrichten van de Transacties naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en dus nietig is.
4.29.
Dit argument is niet verder uitgewerkt. Niet duidelijk is op welke andere gronden dan degene die hiervoor al zijn besproken sprake zou zijn van onaanvaardbaarheid of nietigheid die voor rekening zou komen van Interfood, zodat de rechtbank dit argument van de Curator verwerpt.
Deense faillissementspauliana; verjaring
4.30.
De Curator vordert subsidiair vernietiging van de Transacties op grond van faillissementspauliana naar Deens recht en terugbetaling van de met de Transacties gemoeide bedragen.
4.31.
Het toepasselijke recht op door een buitenlandse curator in Nederland ingestelde faillissementspauliana is naar huidig Nederlands internationaal privaatrecht het op het faillissement toepasselijke recht (de
lex concursus), dat het bestaan en de inhoud van de bevoegdheden van de curator bepaalt (HR 24 oktober 1997, NJ 1999, 316, Gustafsen/Mosk). Op het faillissement van Joko is Deens recht van toepassing, zodat deze vordering van de Curator wordt beheerst door Deens recht. Beide partijen hebben de rechtbank geïnformeerd over de inhoud van het relevante Deense recht door overlegging van een opinie van een Deense deskundige; Interfood van Professor K.S. Jensen, de Curator van Professor S.F. Hansen.
4.32.
Op grond van artikel 110 lid 1 van de Deense Faillissementswet (hierna: DFw) is de Curator bevoegd de vordering namens de boedel van Joko in te stellen. Hij beroept zich op artikel 64 DFw, dat onder meer bepaalt dat schenkingen die zijn verricht later dan zes maanden voor de peildatum kunnen worden vernietigd. In dit geval is de peildatum de datum waarop de Deense Bedrijfsautoriteit de verplichte ontbinding van Joko heeft verzocht, 19 maart 2021. De vijf betalingen die hebben plaatsgevonden in februari 2021 vallen binnen deze periode. Artikel 64 DFw bepaalt verder dat schenkingen die zijn verricht in de periode van zes maanden tot één jaar voor de peildatum onder omstandigheden kunnen worden vernietigd. De vijf betalingen die hebben plaatsgevonden in maart en april 2020 vallen binnen deze periode.
4.33.
Als meest vergaande verweer heeft Interfood zich erop beroepen dat de vorderingen van de Curator op basis van de Deense faillissementspauliana verjaard zijn. De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen inderdaad verjaard zijn en licht dat hierna toe.
4.34.
Of een rechtsvordering is verjaard wordt op grond van artikel 10:14 BW bepaald door het recht dat van toepassing is op de rechtsverhouding waaruit die rechtsvordering is ontstaan. Dat is in dit geval eveneens Deens (faillissements)recht.
4.35.
Artikel 81 lid 1 DFw bepaalt dat een vordering tot vernietiging kan worden ingesteld tot 12 maanden nadat het faillissementsvonnis is uitgesproken (in dit geval 8 april 2021). Een vordering kan ook worden ingesteld binnen zes maanden nadat de curator geacht kan worden in staat te zijn geweest om de vordering geldend te maken.
4.36.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Curator zijn vordering niet binnen de twaalfmaandentermijn (die liep tot 8 april 2022) heeft ingesteld. Wel twisten zij over de vraag of de Curator zijn vorderingen heeft ingesteld binnen de hiervoor genoemde termijn van zes maanden.
4.37.
De rechtbank gaat ervan uit dat de Curator de vordering heeft ingesteld op de datum waarop de onderhavige procedure aanhangig is geworden (vergl. artikel 29 Verordening (EU) Nr. 1215.2012, Brussel I-bis, en bijbehorende jurisprudentie over aanhangigheid en aanbrengen in geval van litispendentie). Naar Nederlands procesrecht is dit op de datum van uitbrengen van de dagvaarding, 26 oktober 2022.
4.38.
Op Interfood rust naar Deens recht de stelplicht en bewijslast van de verjaring. Interfood stelt dat de Curator in ieder geval vanaf 4 april 2022, de datum van de in randnummer 2.12 genoemde brieven aan Interfood, geacht kan worden in staat te zijn geweest om de vordering op basis van artikel 64 DFw geldend te maken. In die brieven heeft de Curator aanspraak gemaakt op terugbetaling van de Transacties. Dat zou betekenen dat de Curator zijn vorderingen uiterlijk 4 oktober 2022 had moeten instellen. Dit is niet gebeurd.
4.39.
De Curator betwist dat hij al op 4 april 2022 geacht kan worden in staat te zijn geweest om zijn vordering geldend te maken. Hij stelt dat hij op die datum nog niet wist waarom Joko de Transacties had uitgevoerd en dat hij compleet in het duister tastte omdat de boekhouding van Joko niet compleet was, de bestuurder van Joko niet bereikbaar was omdat hij in de gevangenis zat en de e-mailboxen van Joko waren verwijderd. Pas nadat Interfood de Curator op 4 oktober 2022 berichtte dat de Transacties verband houden met leveringen aan klanten van Interfood, wist hij dat – kort gezegd – sprake was van vernietigbare schenkingen. Hij stelt dat hij pas toen de mogelijkheid had om de paulianavordering geldend te maken.
4.40.
Partijen twisten over de vraag of de Curator zijn vorderingen uitsluitend baseert op de bankafschriften van Joko , en over de vraag welke gevolgen moeten worden verbonden aan het feit dat de Curator al kort na de faillissementsdatum (of mogelijk in zijn hoedanigheid van vereffenaar al daarvoor) de beschikking moet hebben gehad over de bankafschriften van Joko , waaruit de Transacties kenbaar zijn.
4.41.
Wat daarvan ook zij, de rechtbank is van oordeel dat de Curator in ieder geval op
4 april 2022 geacht kan worden in staat te zijn geweest zijn vordering geldend te maken. Op die datum zond hij immers brieven aan Interfood waarin hij meedeelde dat hij de bankrekeningen van Joko had onderzocht en dat hij geen
“operational justification”had kunnen identificeren voor de betalingen, zodat hij ervan uitging dat de betalingen per ongeluk waren verricht. De Curator verzocht Interfood om de door Joko betaalde bedragen binnen 10 dagen terug te betalen aan de boedel. Interfood werd op dat moment dus al buitengerechtelijk aangesproken vanwege betalingen zonder grondslag. Uit de brief van de Deense belastingdienst van 26 oktober 2021 volgt verder dat de Curator de belastingdienst al op 1 juli 2021, dus negen maanden voor de verzending van de brieven op 4 april 2022, afschriften heeft gezonden van de strafrechtelijke veroordelingen vanwege witwassen en btw-fraude door de bestuurder en de boekhouder van Joko . Uit beide vonnissen blijkt dat onder andere de Deense bankrekening van Joko met nummer [nummer 3] (van waaruit in 2020 ook betalingen aan Interfood zijn gedaan) werd gebruikt om betalingen naar het buitenland te verrichten met gelden die waren ontvangen op grond van fictieve facturen. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de Curator uiterlijk op 4 april 2022 bekend was met de essentie van het verwijt dat hij in de dagvaarding maakt aan Interfood op grond van de faillissementspauliana. Hij ging er op dat moment immers van uit dat de Transacties niet waren ingegeven door een commercieel doel en was toen ook al geruime tijd bekend met de witwaspraktijken van Joko . De rechtbank ziet niet in hoe de mededeling van Interfood op 4 oktober 2022 dat de Transacties betrekking hadden op leveringen/verkopen door Interfood aan klanten, voor de Curator noodzakelijk was om te kunnen beoordelen of hij een vordering gebaseerd op faillissementspauliana geldend kon maken tegen Interfood (zoals de Curator stelt). Zoals Interfood aanvoert zou die mededeling juist eerder een aanwijzing vormen dat, anders dan de Curator daarvoor had aangenomen, wél sprake was een commerciële rechtvaardiging voor de Transacties.
4.42.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van de Curator op basis van Deense faillissementspauliana zijn verjaard.
Beroep op Deens vennootschapsrecht; Lizardi-regel
4.43.
De Curator beroept zich ook op de nietigheid van de Transacties omdat een eventuele overeenkomst tussen Joko en derden om betalingen te verrichten aan Interfood in strijd is met artikel 136 en artikel 127 van de Deense vennootschapswet (hierna: Dv).
4.44.
Artikel 136 Dv bepaalt kort gezegd o.a. dat een vennootschap niet is gebonden aan overeenkomsten en verbintenissen die zijn aangegaan door daartoe bevoegde personen als zij buiten het vennootschappelijke doel vallen, of als de vertegenwoordigingsbevoegde persoon zijn bevoegdheden te buiten is gegaan, en de wederpartij dit wist of had moeten weten. Artikel 127 Dv bepaalt kort gezegd o.a. dat bestuurders van een vennootschap geen transacties mogen aangaan die bepaalde aandeelhouders of anderen een onrechtmatig voordeel kunnen opleveren ten opzichte van de vennootschap.
4.45.
Uit artikel 10:118 BW vloeit voort dat een corporatie wordt beheerst door het recht van de staat waarnaar zij is opgericht (de incorporatieleer). Het incorporatierecht strekt zich uit tot de onderwerpen die behoren tot het rechtspersonenrecht. Daaronder vallen onverbindendheid van rechtshandelingen wegens doeloverschrijding en, onder omstandigheden, de rechtsgevolgen en externe werking daarvan. Ook vallen daaronder kwesties die verband houden met taken, bevoegdheden en verplichtingen van organen (zoals het bestuur van een vennootschap). Omdat Joko is opgericht naar het recht van Denemarken is het toepasselijke incorporatierecht in deze zaak Deens recht.
4.46.
De vraag of op Joko of haar organen een beperking rust om bepaalde rechtshandelingen aan te gaan wordt dus beheerst door Deens recht. De zogenaamde Lizardi-regel maakt echter ook onderdeel uit van de Nederlandse rechtsorde waar het gaat om al dan niet dwingendrechtelijke bevoegdheidsbeperkingen van een rechtspersoon. Deze regel houdt in dat een beroep op bevoegdheidsbeperkingen (zoals bij doeloverschrijding of vertegenwoordiging) niet mogelijk is ten aanzien van een wederpartij die deze beperkingen niet kende en redelijkerwijze niet behoefde te kennen. In beginsel wordt de partij die in het internationale rechtsverkeer te goeder trouw is afgegaan op de handelingsbevoegdheid van haar wederpartij beschermd. Zie o.a. HR 28 januari 2005, NJ 2006, 469,
DIO/IMSen Asser/Kamer & Verhagen 10-III 2022 / [52], [55] e.v.
4.47.
De rechtbank heeft de Lizardi-regel ter zitting aan partijen voorgehouden. Interfood stelt dat zij niet wist en ook niet hoefde te weten dat sprake was van doeloverschrijding of andere bevoegdheidsbeperkingen naar Deens recht aan de kant van Joko , als daarvan al sprake was in verband met het verrichten van betalingen aan derden zoals Interfood. Op grond van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden mocht zij ervan uitgaan dat Joko desbewust betalingsverplichtingen van Syrische klanten van Interfood nakwam. De ontvangen betalingen waren voor haar niet ongebruikelijk in het internationale handelsverkeer met landen zoals Syrië . Via haar klanten ontving Interfood betalingsbewijzen van banken van Joko die die klanten alleen van Joko ontvangen konden hebben. Er was voor haar onder die omstandigheden geen aanleiding en ook geen verplichting om nader onderzoek te doen.
4.48.
De Curator stelt dat Joko door haar bestuurder en boekhouder is misbruikt voor witwaspraktijken en dat Interfood hoorde te weten dat de Transacties ongewoon en verdacht waren, zodat zij wel nader onderzoek had moeten doen naar ontvangst van betalingen van Joko .
4.49.
De rechtbank ziet niet hoe de argumenten van de Curator aansluiten bij de door haar te toetsen vraag of Interfood bevoegdheidsbeperkingen binnen Joko kende of redelijkerwijze behoorde te kennen die aan het verrichten van de betalingen aan Interfood in de weg stonden. Achteraf kenbaar geworden onrechtmatige witwashandelingen in Denemarken door de bestuurder en boekhouder van Joko , waarbij Joko en andere Deense partijen betrokken waren, zijn niet beslissend voor de kennis van Interfood van beperkingen in de bevoegdheid om betalingen aan derden te verrichten, als zo’n beperking in algemene zin binnen Joko al van kracht was. Dat betekent dat de Lizardi-regel in de weg staat aan het beroep van de Curator op artikelen 136 en 127 Dv.
Deense onrechtmatige daad
4.50.
De Curator beroept zich tenslotte op aansprakelijkheid voor onrechtmatige daad naar Deens recht, omdat Interfood voorafgaand aan het faillissement van Joko door feitelijk handelen of nalaten heeft meegewerkt aan de benadeling van de schuldeisers van de failliete vennootschap.
4.51.
Het toepasselijke recht op deze op onrechtmatige daad gebaseerde vordering is op grond van artikel 4 Rome-II het recht van het land waar de schade zich voordoet (
Erfolgsort). In dit geval is dat het land waar de schuldenaar ( Joko ) is gevestigd die geen verhaal biedt voor de schade die haar schuldeisers (crediteuren in het faillissement) lijden als gevolg van het onrechtmatig handelen door de derde, dus Denemarken .
4.52.
Voor aansprakelijkheid naar Deens recht voor onrechtmatig handelen moet worden aangetoond dat de aangesproken partij opzettelijk of nalatig heeft gehandeld of nagelaten, en dat sprake is van schade, causaal verband en voorzienbaarheid. De eerste vraag die moet worden beantwoord is echter wat de grondslag van de aansprakelijkheid van Interfood is, dus welke norm zij heeft geschonden.
4.53.
De Curator is hierover niet duidelijk. In algemene zin merkt hij op dat Interfood door het ontvangen van de Transacties heeft bijgedragen aan de grootschalige witwaspraktijk van Joko in Denemarken en dat een groot aantal indicatoren voor Interfood aanleiding had moeten zijn om de Transacties te onderzoeken. Interfood had moeten weten dat er een aanzienlijk risico bestond dat Joko of een derde (zoals de Deense belastingdienst) door de Transacties zou worden benadeeld. Hij verwijst daarbij ook naar de Code of business conduct van Interfood en naar internationale rapporten uit 2021 en 2024 over de risico’s van handelgerelateerd witwassen.
4.54.
Zoals Interfood terecht opmerkt volgt hieruit niet welke juridisch bindende norm van Deens recht Interfood naar de mening van de Curator heeft overtreden. Ook Professor Hansen laat zich hier niet over uit, anders dan in hypothetische zin. Uit een interne gedragscode of internationale rapporten volgen dergelijke normen niet. Ook als Joko , zoals de Curator stelt, voor het doen van derdenbetalingen een vergunning volgens het Deense financiële toezichtsrecht nodig had of in strijd met de Deense vennootschapswet handelde, is niet duidelijk welke norm Interfood als gevolg daarvan of door het aannemen van de betalingen zou hebben overtreden. En ook niet op grond van welke norm Interfood een op haar rustende onderzoeksplicht zou hebben geschonden. De Curator suggereert dat op grond van internationale sanctieregelingen tegen Syrië een onderzoeksplicht op Interfood zou rusten, maar van zo’n plicht is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat Interfood zou hebben meegewerkt aan witwassen of witwassen zou hebben gefaciliteerd.
4.55.
Nu niet is gebleken wat de grondslag is van de gestelde onrechtmatigheid van het handelen van Interfood, wijst de rechtbank het beroep van de Curator op aansprakelijkheid voor onrechtmatige daad naar Deens recht af.
Conclusie
4.56.
De gronden die de Curator heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn vorderingen worden verworpen. Dat betekent dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
4.57.
De Curator is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Interfood worden begroot op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
8.755,00
(2,50 punten × € 3.502,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
14.670,00
4.58.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van de Curator af,
5.2.
veroordeelt de Curator in de proceskosten van € 14.670,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de Curator niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt de Curator tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.M. Morel, mr. H.T.J.F. Verhappen en mr. J.A. van Voorthuizen en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.