ECLI:NL:RBOBR:2024:3759

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
C/01/402804 / HA ZA 24-216
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident betreffende aanpassing dagvaarding en verwijzing naar onderzoeksverslag in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 21 augustus 2024 een tussenuitspraak gedaan in een incident. De eiseres, een B.V., heeft een vordering ingediend tegen de gedaagden, die bestuurders en aandeelhouders zijn van een andere B.V. De eiseres heeft de Ondernemingskamer verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken binnen de B.V. waar zij aandeelhouder van is. Dit onderzoek heeft geleid tot een definitief onderzoeksverslag, waar de eiseres in haar dagvaarding naar verwijst.

De gedaagden hebben in het incident gevorderd dat de rechtbank de eiseres gebiedt om de dagvaarding aan te passen, zodat er geen verwijzingen naar het onderzoeksverslag worden gemaakt en dit verslag niet als productie wordt overgelegd. Zij beroepen zich op artikel 2:353 lid 3 BW, dat het aan anderen dan de rechtspersoon verbiedt om mededelingen aan derden te doen over het verslag, tenzij zij daartoe gemachtigd zijn.

De eiseres heeft echter aangevoerd dat zij op 7 juni 2024 een verzoek heeft ingediend bij de voorzitter van de Ondernemingskamer om te mogen citeren uit het onderzoeksverslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorzitter op 24 juni 2024 toestemming heeft gegeven voor het doen van mededelingen uit het verslag, waardoor de vordering van de gedaagden is afgewezen. De rechtbank heeft de gedaagden in de proceskosten van het incident veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/402804 / HA ZA 24-216
Vonnis in incident van 21 augustus 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. H.G.A.M. Spoormans,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
eisende partijen in het incident,
hierna samen te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
advocaat: mr. Ph.W. Schreurs.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte overlegging producties van [eiseres]
  • de incidentele conclusie van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
  • de incidentele conclusie van antwoord van [eiseres]
  • de akte uitlaten producties in het incident van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van 26 juni 2024
  • de akte overlegging productie van [eiseres] van 26 juni 2024
  • de akte uitlaten van [eiseres] van 17 juli 2024
  • het rolbericht van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van 17 juli 2024
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eiseres] is aandeelhouder van [A] B.V. (hierna: [A] ). [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waren bestuurders van [A] en zijn indirect (ook) aandeelhouders van [A] . [eiseres] heeft zich tot de Ondernemingskamer gewend met het verzoek een onderzoek te gelasten naar het beleid en de gang van zaken binnen [A] . De Ondernemingskamer heeft vervolgens onder andere een onderzoek gelast naar het beleid en de gang van zaken binnen [A] . Dit onderzoek is uitgevoerd en de onderzoeker heeft een definitief onderzoeksverslag (hierna: Onderzoeksverslag) uitgebracht. [eiseres] verwijst in de dagvaarding ter onderbouwing van haar vordering naar het Onderzoeksverslag en heeft dit verslag als productie overgelegd.
2.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] vorderen dat de rechtbank [eiseres] gebiedt om de dagvaarding zodanig aan te passen dat daarin geen verwijzingen worden gedaan naar de inhoud van het Onderzoeksverslag en waarbij het Onderzoeksverslag ook niet als productie wordt aangehecht en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de gelegenheid stelt om op deze aangepaste dagvaarding te reageren. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beroepen zich op artikel 2:353 lid 3 BW waarin is bepaald dat het aan anderen dan de rechtspersoon verboden is mededelingen aan derden te doen van het verslag, voor zover dat niet voor een ieder ter inzage ligt, tenzij zij daartoe op hun verzoek door de voorzitter van de Ondernemingskamer zijn gemachtigd. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is een dergelijk verzoek niet gedaan en is ook niet bepaald dat het verslag voor een ieder ter inzage ligt.
2.3.
[eiseres] voert in haar incidentele conclusie van antwoord diverse verweren, onder andere het verweer aan dat zij op 7 juni 2024 alsnog aan de voorzitter van de Ondernemingskamer heeft gevraagd [eiseres] te machtigen om uit het Onderzoeksverslag te mogen citeren en als productie over te leggen in de hoofdzaak.
2.4.
Vervolgens hebben partijen aktes genomen waaruit blijkt dat de voorzitter van de Ondernemingskamer bij beschikking van 24 juni 2024 [eiseres] (en ook [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ) heeft gemachtigd om mededelingen te doen uit het Onderzoeksverslag zover redelijkerwijs nodig is ter toelichting op en/of ondersteuning van bewijs van haar stellingen in het kader van deze procedure en om het Onderzoeksverslag met bijlagen in deze procedure in te brengen. Omdat de door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bedoelde machtiging inmiddels is verleend, is de rechtbank van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen.
2.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in het incident (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
2 oktober 2024voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.