ECLI:NL:RBOBR:2024:3695

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
C/01/404499 / HA ZA 24-319
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar kantonrechter in huur- en koopovereenkomst geschil

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 14 augustus 2024 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen over een huur- en een koopovereenkomst met betrekking tot een woning in Andorra. De eisende partij, bestaande uit twee eisers, vorderde verklaringen voor recht over de rechtsgeldigheid van de overeenkomsten en nakoming van de koopovereenkomst. De gedaagde partij, eveneens bestaande uit twee gedaagden, voerde aan dat er sprake was van huurkoop en verzocht om verwijzing naar de kantonrechter. De rechtbank oordeelde dat de zaak door de kantonrechter moest worden behandeld, omdat de vorderingen van de eisers betrekking hadden op een huurovereenkomst, wat onder de exclusieve bevoegdheid van de kantonrechter valt. De rechtbank concludeerde dat, ongeacht de kwalificatie van de overeenkomsten, de samenhang tussen de vorderingen vereiste dat de zaak als geheel door de kantonrechter werd behandeld. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten van het incident, en de zaak werd verwezen naar de kamer voor kantonzaken, locatie 's-Hertogenbosch, met een rolzitting op 29 augustus 2024. De rechtbank wees partijen erop dat zij niet verplicht waren om een advocaat te hebben in de verdere procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/404499 / HA ZA 24-319
Vonnis in incident van 14 augustus 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ( [land] ),
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. Y.H.M. van Mierlo te Breda,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. C.G. Huijsmans te Goes.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot verwijzing naar de kantonrechter
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

in de hoofdzaak

2.1.
[eisers] vorderen – samengevat:
I voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst en de koopovereenkomst d.d. 6 maart 2019 tussen partijen rechtsgeldig zijn overeengekomen,
II [gedaagden] te veroordelen om tot nakoming van de koopovereenkomst over te gaan, waarbij [gedaagden] op eerste verzoek van [eisers] moeten verschijnen op het kantoor van de transporterende notaris op een door [eisers] aangegeven datum en tijdstip om hun medewerking te verlenen aan de notariële levering van de woning, plaatselijk bekend als [adres] [woonplaats] ( [plaats] te [A] [land] ) aan [eisers] en aan het verstrekken van de hypotheek,
III te bepalen dat indien [gedaagden] na de datum van het vonnis en daartoe uitgenodigd, niet op eerste verzoek voldoen aan de veroordeling, het vonnis in de plaats komt van de ontbrekende instemmende wilsverklaring van [gedaagden] in de notariële
leveringsakte,
IV [gedaagden] te veroordelen om aan [eisers] te voldoen een bedrag aan boete van € 19.950,-, welk bedrag iedere dag met € 350,- oploopt (met een maximum van
€ 35.000,-) zo lang [gedaagden] niet tot nakoming van de koopovereenkomst overgaan,
V [gedaagden] te veroordelen aan [eisers] een bedrag van € 974,50 aan buitengerechtelijke incassokosten te voldoen.
2.2.
[gedaagden] voeren verweer. Zij stellen zich op het standpunt dat de afspraken tussen partijen gekwalificeerd moeten worden als een huurkoopovereenkomst. De vorderingen van [eisers] , die zien op een huurovereenkomst en (nakoming van) een koopovereenkomst, kunnen daarom niet worden toegewezen. [gedaagden] doen verder een beroep op de ontbindende voorwaarde in artikel 23 van de ‘koopovereenkomst’. De vorderingen onder II en III kunnen ook niet worden toegewezen, omdat zij voor wat betreft ‘het verstrekken van de hypotheek’ onvoldoende bepaalbaar zijn, aldus [gedaagden]
in het incident
2.3.
[gedaagden] vorderen dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken. Als de afspraken tussen partijen kwalificeren als een huurovereenkomst, heeft dat invloed op de bevoegdheid van de rechter. Volgens [gedaagden] moeten de afspraken waarover partijen een geschil hebben echter worden gekwalificeerd als huurkoop en is de kantonrechter op grond van artikel 93 aanhef en onder c Rv bij uitsluiting bevoegd om van dit geschil kennis te nemen.
2.4.
[eisers] voeren verweer. Zij stellen dat partijen hebben gesproken over een huurovereenkomst en niet over een huurkoopovereenkomst. Het is in ieder geval geen overeenkomst met een strekking als huurkoopovereenkomst. Nu de vordering niet als aardvordering kan worden aangemerkt, is de handelsrechter op grond van de koopovereenkomst tussen partijen bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen.

3.De beoordeling

3.1.
[eisers] wonen in [land] en [gedaagden] wonen in [land] . De zaak heeft daarmee een internationaal karakter. De rechtbank moet daarom ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering van [eisers] kennis te nemen. Op grond van artikel 25 Verordening Brussel I-bis [1] is deze rechtbank bevoegd, omdat partijen zowel in de schriftelijke ‘huurovereenkomst’ als in de schriftelijke ‘koopovereenkomst’ rechtbank ‘s-Hertogenbosch - dit is nu: rechtbank Oost-Brabant -hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen tussen hen en deze overeenkomsten naar Nederlands recht niet nietig zijn wat hun materiële geldigheid betreft.
3.2.
Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank betreft de vordering van [eisers] een onderwerp dat op grond van artikel 93 onder c Rv door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. De rechtbank licht dit toe. [eisers] vorderen onder meer een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst van 6 maart 2019 tussen partijen rechtsgeldig is overeengekomen. Omdat zaken betreffende een huurovereenkomst door de kantonrechter worden behandeld, moet deze zaak (alleen al daarom) worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. Dat [eisers] hun andere vorderingen hebben ingesteld op grond van de koopovereenkomst van 6 maart 2019, staat daaraan niet in de weg. In artikel 94 lid 2 Rv is namelijk bepaald dat indien een zaak meer vorderingen betreft en tenminste één daarvan een vordering is als bedoeld in artikel 93 onder c, deze vorderingen alle door de kantonrechter worden behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Nu beide overeenkomsten op dezelfde datum zijn ondertekend en in de koopovereenkomst (voor wat betreft de betaling en de juridische overdracht) wordt verwezen naar de huurovereenkomst, verzet de samenhang zich tegen afzonderlijke behandeling. Omdat zowel bij het oordeel dat sprake is van huurkoop als bij het oordeel dat sprake is van huur en koop de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, hoeft in het kader van dit incident niet te worden beoordeeld of de afspraken tussen partijen kwalificeren als een overeenkomst van huurkoop.
3.3.
Gelet op de forumkeuze voor rechtbank ’s-Hertogenbosch in de huurovereenkomst en in de koopovereenkomst, zal de zaak worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken, locatie ’s-Hertogenbosch.
3.4.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris advocaat € 614,00 (1 punt × tarief II)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 792,00
3.5.
Nu de zaak door de kantonrechter verder wordt behandeld, zijn [gedaagden] (alsnog) geen griffierecht verschuldigd als gedaagde partij en zijn [eisers] een lager bedrag aan griffierecht verschuldigd. Het (teveel) in rekening gebrachte griffierecht zal door de griffier van de rechtbank worden terugbetaald. Er bestaat dan ook geen aanleiding om, zoals [gedaagden] verzoeken, [eisers] te veroordelen tot vergoeding van het aan [gedaagden] in rekening gebrachte griffierecht.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst de vordering toe,
4.2.
veroordeelt [eisers] in de kosten van het incident van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in de hoofdzaak
4.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie ‘s-Hertogenbosch, op
29 augustus 2024 om 9.00 uur,
4.4.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
4.5.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
4.6.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.

Voetnoten

1.Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken nr. 1215/2012 d.d. 12 december 2012.