ECLI:NL:RBOBR:2024:369

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
01.064764.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor roekeloos rijgedrag met dodelijke afloop op de A50

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 juli 2022 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op de A50 te Heeswijk-Dinther. De verdachte, een 19-jarige bestuurder van een Mazda, reed met een snelheid van ongeveer 200 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 120 kilometer per uur was. Tijdens het rijden was hij bezig met zijn telefoon, waarbij hij een video maakte van zijn snelheidsmeter. Dit leidde tot een ongeval waarbij een van de inzittenden, [slachtoffer 1], om het leven kwam.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, wat resulteerde in de dood van een ander. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 4 jaren. De rechtbank weegt in haar oordeel mee dat de verdachte als beginnend bestuurder alcohol had gedronken en dat zijn gedrag ernstige gevolgen heeft gehad voor de nabestaanden van het slachtoffer.

De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van het geval en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte geen strafblad had en dat hij berouw toonde over zijn daden. De rechtbank concludeerde dat de straf die werd opgelegd recht deed aan de ernst van het feit en de impact ervan op de betrokkenen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.064764.23
Datum uitspraak: 05 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2003] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 december 2023.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 januari 2024 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(een personenauto, merk Mazda), daarmede rijdende over de weg, te weten A50 , komende uit de richting van Uden , rijdende in de richting van Eindhoven , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
(aldaar) in een lichte bocht op/in de weg ( A50 ),
- met een snelheid van ongeveer 200 kilometer per uur, althans een te, althans zeer, hoge snelheid, althans een hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan (te weten 120 kilometer per uur), in elk geval met een hogere snelheid dan ter plaatse voor veilig verkeer verantwoord was, te rijden en/of
- (na het inhalen van een personenauto) van de linkerrijstrook naar de rechterrijstrook te wisselen en/of
- (een) handeling(en) te verrichten op/aan/met zijn, verdachtes, telefoon, te weten het filmen van zijn snelheidsmeter, zijn dashboard en/of de weg, en/of zijn, verdachtes, aandacht te richten op zijn, verdachtes, telefoon (die hij op dat moment in zijn hand vasthield) en/of
- (daarbij) niet voldoende aandacht te hebben voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate, te letten en/of blijven letten op het (direct) voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich daarop

bevindende verkeer en/of

- een voor hem, verdachte, in dezelfde richting rijdende vrachtwagen (op de rechterrijstrook) niet en/of niet tijdig op te merken en/of
- een (abrupte en/of plotselinge) beweging met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (naar links) te maken en/of
- de controle over de door hem, verdachte, bestuurde personenauto te verliezen, althans de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet, althans niet voldoende, voortdurend onder controle te houden en/of
- (vervolgens) in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet op zodanige wijze te regelen dat hij, verdachte, in staat was die personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg ( A50 ) kon overzien en waarover deze vrij was,

waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Mazda), daarmee
rijdende op de weg, te weten A50 , komende uit de richting van Uden , rijdende in de richting van Eindhoven , (aldaar) in een lichte bocht op/in de weg ( A50 ),
- met een snelheid van ongeveer 200 kilometer per uur, althans een te, althans zeer, hoge snelheid, althans een hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan (te weten 120 kilometer per uur), in elk geval met een hogere snelheid dan ter plaatse voor veilig verkeer verantwoord was, heeft gereden en/of
- (na het inhalen van een personenauto) van de linkerrijstrook naar de rechterrijstrook is gewisseld en/of
- (een) handeling(en) heeft verricht op/aan/met zijn, verdachtes, telefoon, te weten het filmen van zijn snelheidsmeter, zijn dashboard en/of de weg, en/of zijn, verdachtes, aandacht heeft gericht op zijn, verdachtes, telefoon (die hij op dat moment in zijn hand vasthield) en/of
- (daarbij) niet voldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de veiligheid en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of niet, althans in onvoldoende mate, heeft gelet en/of is blijven letten op het (direct) voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
- een voor hem, verdachte, in dezelfde richting rijdende vrachtwagen (op de rechterrijstrook) niet en/of niet tijdig heeft opgemerkt en/of
- een (abrupte en/of plotselinge) beweging met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto (naar links) heeft gemaakt en/of
- de controle over de door hem, verdachte, bestuurde personenauto heeft verloren, althans de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet, althans niet voldoende, voortdurend onder controle heeft gehouden en/of
- (vervolgens) in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was die personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg ( A50 ) kon overzien en

waarover deze vrij was,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren met als schuldcategorie roekeloos rijgedrag.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Er is sprake geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Volgens de raadsvrouw kan niet worden bewezenverklaard dat sprake is geweest van roekeloosheid. Verdachte dient van dat gedeelte van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal onderzoek plaats delict forensische opsporing verkeer, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 30 november 2022, dossierpagina’s 30-44.
Aanleiding onderzoek.Op dinsdag 12 juli 2022, omstreeks 23:09 uur (tijdstip melding politiemeldkamer) had op de
autosnelweg A50 nabij hectometerpaal 114.6 links, gelegen buiten de bebouwde kom van Heeswijk-Dinther in de gemeente Bernheze, een verkeersongeval plaatsgevonden.
Bij dit eenzijdig verkeersongeval was een personenauto merk: Mazda, type: 3, voorzien van kenteken [kenteken] , betrokken. Wij kregen de informatie dat, tijdens het ongeval, vier inzittenden in de Mazda aanwezig waren. De Mazda raakte in een slip waarna het voertuig van de rijbaan schoot en in een droge sloot tot stilstand kwam. Ten gevolge van dit verkeersongeval liepen de vier inzittenen lichamelijk letsel op en één daarvan overleed in het Radboud UMC te Nijmegen.

Scenario.Uit ons onderzoek ter plaatse en aan de hand van de verkregen data kwamen wij verbalisanten tot het navolgende meest waarschijnlijke scenario:Op dinsdag 12 juli 2022 reed de Mazda-bestuurder over de autosnelweg A50 Links, komend uit de richting van Uden , rijdend in de richting van Veghel . Nabij hectometerpaal 114,7 zagen wij bandensporen op rijstrook 1. Gelet op het drietal sporen bleek dat deze Mazda in een slip was geraakt. De Mazda slipte diagonaal over de linker rijbaan richting de rechter grasberm. De Mazda slipte door de grasberm waarna hij, met de linker achterzijde, tegen een droge slootwal botste. Doordat de Mazda met de linker achterzijde in contact kwam met de slootwand, vervormde het linker achterportier waarna dit achterportier open ging. De Mazda kwam roterend om zijn as in de sloot terecht. Tijdens deze rotatie is het mogelijk dat een van de inzitten uit het voertuig geworpen werd. Eén van de inzittenen werd, informatie die wij ter plaatse kregen, buiten het voertuig aangetroffen. De Mazda kwam na ongeveer 120 meter tot stilstand. Aan de hand van de aangetroffen sporen en de deformatie van het voertuig werd een indicatieve minimale snelheidsberekening gemaakt waaruit bleek dat de Mazda aan het begin van het aangetroffen slipspoor reed met een minimale snelheid van 110 km/h. De toegestane maximumsnelheid ten tijde van het ongeval bedroeg 120 km/h.

Een proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer 1] , opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 15 juli 2022, dossierpagina’s 57-59.
Aanleiding onderzoek.Op donderdag 14 juli 2022 om 23:15 uur kwamen wij naar aanleiding van een
verkeersongeval met letsel, voor een forensisch onderzoek aan bij de hoofdingang van
het Radboud UMC, Geert Grooteplein Zuid 10, 6525 GA Nijmegen.
Voorafgaande informatie.Voorafgaand aan het door ons ingestelde forensische onderzoek, verkregen wij de
volgende informatie:
Voorafgaande aan het onderzoek werd ons medegedeeld dat de overledene betrokken was
geweest bij een verkeersongeval op de A50 Links htm 114.6, ter hoogte van afslag
Veghel . Bij dit ongeval was een personenauto met vier inzittenden van de weg geraakt
en in een droge sloot gebotst. Bij deze botsing was de overledene uit het voertuig
geslingerd. De overledene was een passagier op de achterbank van het voertuig.

Samenvatting.Op basis van wat door ons werd vastgesteld, alsmede de resultaten van de schouw,wordt gesteld dat:- de genoemde persoon [slachtoffer 1] niet op natuurlijke wijze is overleden. Deforensisch arts deelde ons mede dat de doodsoorzaak van de overledene hersenletselbetrof.

Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 9] d.d. 13 juli 2022, dossierpagina 15.Ik was doende met een verkeersongeval op de A50 links, Heeswijk-Dinther ter hoogte van
hectometerpaal 114.6. Daar sprak ik naderhand van het incident twee ambulancemedewerkers. Zij verklaarden mij aldaar het volgende:
“Wij reden op de A50 richting Veghel . Wij kwamen vanuit Uden . Wij reden zelf ongeveer 120 kilometer per uur. Ter hoogte van de afslag Veghel-Noord haalde een rode Mazda ons in. Die Mazda had ongeveer een snelheid van tussen de 140 en de 160 kilometer per uur. Wij zagen beiden dat deze Mazda zowel links als rechts personenauto’s inhaalden op de snelweg. Vlak voor de afslag van Veghel zagen wij flauw licht in de berm. Vlak daarvoor zagen wij bandensporen op de weg. In het verlengde van die bandensporen op de weg zagen wij ook bandensporen in het gras richting de berm. Vervolgens reden wij door en draaiden wij bij de afslag om zodat wij terug konden rijden naar het flauwe licht in de berm. Wij kwamen terug bij de plek die wij zagen van de bandensporen en zagen daar een personenauto in de berm liggen. Wij zagen voor het voertuig een persoon liggen. Deze persoon lag ongeveer 5 meter aan de voorkant van de auto liggen. Hierna sloegen wij de ruiten in van de portieren aan de rechterzijkant van de personenauto. Dit om de passagiers van het voertuig te bevrijden. De bijrijder is via de bijrijdersportier eruit geklommen. Ook degene die achter de bijrijder zat, klom via de bijrijdersportier eruit. De bestuurder lag klem in de auto. Het linker- achterportier is eruit gegaan. Degene die achter de bestuurder zat, was daardoor waarschijnlijk uit de auto gevlogen. Tijdens dat de twee passagiers uit de auto klommen, haalde ik het middenconsole eruit. Deze zat in de weg.”
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 5] d.d. 12 juli 2022, dossierpagina’s 16-17.Vandaag, dinsdag 12 juli 2022, was ik omstreeks 23.05 uur onderweg vanuit mijn werk
naar huis. Ik reed over de A50 links, over de rechterrijstrook. Ik zag in mijn binnenspiegel dat er over de linkerrijstrook een auto met hoge snelheid aan kwam rijden. Ik reed toen zelf 120 of 130 km/u ongeveer. Ik zag dat de auto mij passeerde en dat hij wisselde van rijstrook, dus van de linker- naar de rechterrijstrook. Het viel mij op want voor mij op de rechterrijstrook, zag ik een vrachtauto rijden en ik dacht nog dat de auto nooit op tijd zou kunnen stoppen. Ik kan niet zeggen of de auto de vrachtauto heeft aangetikt, maar ik zag dat het leek alsof de auto de macht over het stuur kwijt was. Ik zag dat de vrachtauto naar de vluchtstrook verplaatste en ik zag de auto 90 graden draaide. Ik zag dat de auto hierna in de berm kwam, over de kop sloeg en hierna bij mij uit het zicht verdween. Ik heb de eerste afslag genomen om te keren en heb in de tussentijd 112 gebeld. Ik ben vervolgens weer terug gereden naar de plaats van het ongeval. Ik zag dat er een ambulance stopte net voor mij. Ik ben gestopt en zag daar een auto in de berm liggen. Ik zag dat er een vrouw naast de auto lag en ik zag dat er twee vrouwen de auto uit kwamen
.Over de snelheid van de auto kan ik alleen maar zeggen dat deze harder reed dan ik, misschien wel tussen de 160 en 180 km/u.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 6] d.d. 13 juli 2022, dossierpagina’s 10-11.
Rond 22.54 uur zijn we bij het feest weggegaan zie ik op mijn telefoon. [verdachte] was de bestuurder van de auto. [verdachte] zou mij thuis brengen. Ik zat naast [verdachte] , de Poolse vrouw zat achter [verdachte] , [slachtoffer 2] zat achter mij. Het was heel gezellig in de auto, we luisterden naar muziek. Het eerste gedeelte van de rit reed [verdachte] vrij normaal. Toen we op de snelweg reden reed [verdachte] heel snel. Ik heb sowieso gezien dat hij 140 km/h reed. Hij heeft ook nog harder gereden, maar ik kon toen niet meer zien hoe snel omdat ik de wijzer van de snelheidsmeter niet meer goed kon zien. Ik schat dat [verdachte] 160 km/h heeft gereden soms.
[verdachte] was nog steeds heel gezellig. Ik had zijn telefoon in mijn hand vast om muziek
op te zetten. [verdachte] pakte de telefoon uit mijn hand om een ander liedje op te zetten.
Ik zag dat [verdachte] de telefoon over pakte in zijn andere hand. Vervolgens keek [verdachte] op
en reed hij op een vrachtauto af. Ik denk dat [verdachte] die vrachtwagen niet gezien had.
Ik zag dat [verdachte] de telefoon weggooide en in een keer naar links stuurde om de vrachtauto te ontwijken. Vervolgens raakten we in de slip en kwamen wij in de berm terecht. Onze auto is toen 2 of 3 keer rond gedraaid.
Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt en ondertekent door verbalisant [verbalisant 7] d.d. 19 december 2023.Naar aanleiding van de verklaring van [getuige 2] onderzocht ik op donderdag 14 december 2023 nogmaals de veiliggestelde digitale gegevens van de telefoon van verdachte [verdachte] met als doel: onderzoeken of en op welke manier de telefoon kort voor of ten tijde van het verkeersongeval was gebruikt. De digitale gegevens waren veiliggesteld door verbalisant [verbalisant 8] van het Team Digitale Opsporing van de Eenheid Oost-Brabant. Ik zag dat het digitale gegevens betroffen van een iPhone 11. Het eigen nummer van het toestel was [telefoonnummer] . Eigenaar van het toestel was verdachte [verdachte] . In de tijdlijn van video's zag ik een video die gecreëerd was 12-07-2022 om 23:07:39 uur. Ik zag dat de video, zeer waarschijnlijk, gemaakt was door de bestuurder van de auto. De telefoon bevond zich op dat moment in de rechterhand van de bestuurder.
Ik zag dat de video de navolgende bestandsnaam had: [naam] .
Ik opende vervolgens de video met de applicatie VLC-media player. Ik zag dat de video een speelduur had van 9 seconden. Nadat de video was opgestart zag ik een deel van een dashboard van een auto en een snelheidsmeter die eensnelheid aangaf van ongeveer 200 km/u. In het vervolg van de video zag ik dat er gereden werd over een snelweg. Ik zag dat het voertuig op rijstrook 1 reed en vervolgens verplaatste naar rijstrook 2. Ik zag dat op rijstrook 2 een vrachtwagen reed. Vervolgens zag ik een mediascherm en hoorde dat er muziek werd afgespeeld. Vervolgens zag ik een hand van vermoedelijk een vrouw en hoor ik een gil. Daarna zie ik dat het beeld rommelig wordt en komt het beeld schokkend ten einde.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 12 juli 2022 reed in een personenauto, merk Mazda, met drie passagiers over de autosnelweg A50 komend uit de richting Uden en rijdend in de richting Veghel . De rechtbank stelt vervolgens vast dat verdachte – vanaf het moment dat hij de snelweg opkwam, tot het moment van het ongeval – met een fors hogere snelheid heeft gereden dan de aldaar toegestane snelheid van 120 kilometer per uur. Zo verklaren ambulancemedewerkers en getuige [getuige 1] over snelheden van 140 tot 180 kilometer per uur en heeft de getuige [getuige 2] , medepassagier van de auto, in ieder geval gezien dat verdachte 140 kilometer per uur reed. Gelet op het in de telefoon van verdachte aangetroffen filmpje is gebleken dat hij bij het naderen van de vrachtwagens – derhalve seconden voor het ongeval – zelfs 200 kilometer per uur heeft gereden.
Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte in aanloop naar het ongeval bezig is geweest met zijn telefoon. Uit het filmfragment aangetroffen op zijn mobiele telefoon blijkt dat verdachte terwijl hij aan het rijden was een filmpje heeft gemaakt van de snelheidsmeter die een snelheid aangaf van 200 kilometer per uur.
Verdachte heeft, vermoedelijk door de hoge snelheid en het filmen met zijn telefoon, de voor hem rijdende vrachtwegen te laat waargenomen. Vervolgens heeft hij geprobeerd de vrachtwagen te ontwijken waardoor de auto in een slip is geraakt. De Mazda slipte diagonaal over de linker rijbaan richting de rechter grasberm. De Mazda slipte door de grasberm waarna de auto, met de linker achterzijde, tegen een droge slootwal botste. Het [slachtoffer 1] is uit het voertuig geworpen en uiteindelijk overleden aan haar verwondingen.
Mate van schuld verdachte.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte zich bij dit ongeval zodanig heeft gedragen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
Bij de beoordeling van de schuldvraag komt het, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Bovendien verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, wat geldt als de zwaarste vorm van schuld. De rechtbank zal eerst beoordelen of sprake is van roekeloosheid. Met de Wet aanscherping strafrechtelijke verkeersdelicten heeft de wetgever een verandering beoogd met betrekking tot de invulling van het begrip roekeloosheid en daarmee het toepassingsbereik van dat begrip willen verbreden. Onder meer is in artikel 5a WVW 1994 door de wetgever strafbaar gesteld het opzettelijk zich zodanig in het verkeer te gedragen dat de verkeersregels ernstig worden geschonden, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is. Van roekeloosheid is ingevolge het bepaalde in artikel 175, tweede lid, WVW 1994 in elk geval sprake als het gedrag van de verdachte tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 kan worden aangemerkt. De rechtbank moet in dat kader beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. De verkeersregels.
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een aantal expliciet in artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 genoemde gedragingen, namelijk het overschrijden van de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid (sub g) en hij heeft tijdens het rijden zijn telefoon in zijn hand gehad en was daarmee aan het filmen (sub k). Verdachte heeft dus meerdere verkeersregels geschonden.
In ernstige mate.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake geweest van ernstig verkeersgevaarlijk gedrag, omdat verdachte meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels heeft geschonden, waarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte reed met een snelheid van ongeveer 200 kilometer per uur en op dat moment met zijn telefoon aan het filmen was waardoor zijn aandacht afgeleid was van de weg en de medeweggebruikers.
Opzettelijk.
Volgens de wetgever moet voor een overtreding van artikel 5a WVW 1994 het opzet van de verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft geschonden. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verschillende gedragingen van de verdachte – het fors overschrijden van de maximum snelheid en het tegelijkertijd filmen van verdachte met zijn telefoon – naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank verder dat verdachte ook kort voorafgaand aan het ongeval verkeersgevaarlijk gedrag heeft laten zien, namelijk dat hij zowel links als rechts personenauto’s heeft ingehaald en dat uit het dossier is gebleken dat verdachte als beginnend bestuurder alcohol heeft gebruikt voordat hij de auto instapte. Dit alles kan niet anders dan opzettelijk zijn gedaan.
Gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een gevaarlijke verkeerssituatie kan ontstaan als er wordt gereden met een enorme snelheid en er gelijktijdig wordt gefilmd. Dat het gevaar voor het leven van anderen zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt, blijkt uit het feit dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij het [slachtoffer 1] is overleden.
Conclusie.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gedragingen van verdachte in hun samenhang bezien, moeten worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW 1994. Ingevolge artikel 175, tweede lid, van de WVW 1994 is hiermee de schuldgradatie van roekeloosheid gegeven.
Dit betekent dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW 1994, zodat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
op 12 juli 2022 te Heeswijk-Dinther, gemeente Bernheze, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig een personenauto, merk Mazda, daarmede rijdende over de weg, te weten A50 , komende uit de richting van Uden , rijdende in de richting van Eindhoven , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos aldaar op de weg A50 ,
- met een snelheid van ongeveer 200 kilometer per uur te rijden en
- na het inhalen van een personenauto van de linkerrijstrook naar de rechterrijstrook te wisselen en
- handelingen te verrichten met zijn, verdachtes, telefoon, te weten het filmen van zijn snelheidsmeter, zijn dashboard en de weg, en zijn, verdachtes, aandacht te richten op zijn, verdachtes, telefoon die hij op dat moment in zijn hand vasthield en
- daarbij niet voldoende aandacht te hebben voor het verkeer en de veiligheid en de verkeerssituatie ter plaatse en in onvoldoende mate, te letten en blijven letten op het direct voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en het zich daarop bevindende verkeer en
- een voor hem, verdachte, in dezelfde richting rijdende vrachtwagen op de rechterrijstrook niet tijdig op te merken en
- een abrupte en plotselinge beweging met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto naar links te maken en
- de controle over de door hem, verdachte, bestuurde personenauto te verliezen, en
- vervolgens in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet op zodanige wijze te regelen dat hij, verdachte, in staat was die personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg A50 kon overzien en waarover deze vrij was, waardoor een ander genaamd [slachtoffer 1] werd gedood.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft gevraagd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het dossier van de huisarts blijkt dat verdachte zelf ook gebukt gaat onder hetgeen is gebeurd. Hij moet er mee leren leven dat door zijn verkeersgedrag zijn collega is overleden. De gevolgen zijn onbevattelijk. Verder heeft de raadsvrouw gevraagd het adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) toe te passen. Subsidiair heeft zij gevraagd in ieder geval rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het feit, te weten 19 jaar. Tot slot heeft de raadsvrouw gevraagd rekening te houden met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit.
Verdachte heeft met zeer hoge snelheid en al filmend met zijn telefoon een ongeluk veroorzaakt omdat hij moest uitwijken voor een vrachtwagen waardoor de auto in de slip is geraakt en over de kop is gevlogen. Als gevolg hiervan is het slachtoffer [slachtoffer 1] uit de auto geslingerd en overleden aan haar verwondingen. Verdachte heeft hiermee roekeloos rijgedrag vertoond. Hij heeft zich in het geheel geen rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die een bestuurder van een motorvoertuig heeft ten opzichte van andere verkeersdeelnemers of, in dit geval, zijn passagiers. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Door zijn rijgedrag heeft hij zeer ingrijpend en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer [slachtoffer 1] , in het bijzonder haar partner en drie jonge kinderen die verder moeten zonder hun moeder.
De rechtbank weegt verder in het nadeel van verdachte mee dat uit het dossier is gebleken dat verdachte de bewuste avond als beginnend bestuurder alcohol heeft gedronken voordat hij achter het stuur is gaan zitten. Naar eigen zeggen heeft hij die avond twee wodka-cola, een shotje en een Flugeltje gedronken. Na het ongeval is verdachtes bloed afgenomen en zijn bloed bevatte de nog toegestane grenswaarde. Echter, het bloed is pas 2,5 uur na het ongeval afgenomen en de rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat alcohol in het bloed wordt afgebroken na tijdsverloop, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte ten tijde van het ongeval te veel alcohol moet hebben gedronken, hetgeen mogelijk ook heeft meegespeeld bij de oorzaak van het ongeval. Tevens weegt de rechtbank mee dat verdachte kennelijk vaker gevaarlijk weggedrag heeft vertoond door (veel) te hard rijden, terwijl hij dat filmt, zo is gebleken uit andere op zijn telefoon aangetroffen filmpjes.
De rechtbank weegt daarnaast in het voordeel van verdachte mee dat hij ter terechtzitting oprecht berouw heeft getoond en het zichtbaar erg moeilijk heeft met het verlies van zijn collega door zijn handelen. Ook uit de overgelegde medische gegevens van verdachte blijkt dat hij gebukt gaat onder de dood van het slachtoffer [slachtoffer 1] .
Persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 19 december 2023. Hieruit blijkt het volgende:
“Betrokkene is een twintigjarige jongeman, die wordt verdacht van het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood en/of zwaar lichamelijk letsel ten gevolg, gepleegd op 12 juli 2022 te Heeswijk Dinther. (…). Betrokkene groeide tot zijn twaalfde/dertiende jaar op in [geboorteplaats] , waarna hij vanwege de oorlog met zijn familie vluchtte naar Nederland. Na een periode in een asielzoekerscentrum en het volgen van onder meer taalonderwijs, volgt betrokkene nu een opleiding in de beveiliging. Een opleiding waar hij in geval van een veroordeling mee moeten stoppen. Voorafgaand aan onderhavige zaak waren er geen problemen op de verschillende leefgebieden. Deze zijn ontstaan naar aanleiding van het ongeluk; betrokkene kende een periode depressieve klachten, waarvoor hij gesprekken had met de praktijkondersteuner van de huisarts. Zowel daar, alsook binnen het contact met de reclassering wordt een jongeman gezien met een vermijdende copingstijl, die zich terugtrekt c.q. isoleert en een kwetsbare indruk maakt. Inzet op traumabehandeling wordt als noodzakelijk gezien, maar is pas mogelijk na afsluiting van het juridische traject. Er worden geen indicaties gezien voor het opleggen van een reclasseringstoezicht.
Wij adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen. Zowel op het gebied van
handelingsvaardigheden als pedagogische beïnvloeding worden onvoldoende indicaties gezien voor toepassing van het jeugdstrafrecht.”
De verdediging heeft bepleit het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank overweegt het volgende. Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechter - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, het jeugdstrafrecht, indien daartoe gronden aanwezig worden gevonden in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 19 jaren had bereikt. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht. Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen overweegt de rechtbank het volgende.
Uit voornoemd rapport van de reclassering betreffende verdachte van 19 december 2023 blijkt dat verdachte zijn leven voor het ongeluk op orde had en dat hij geen problemen had op de verschillende leefgebieden. De reclassering ziet zowel op het gebied van handelingsvaardigheden als op het gebied van pedagogische beïnvloeding onvoldoende indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank volgt deze conclusie. De rechtbank zal om bovenstaande redenen het volwassenenstrafrecht toepassen.
De op te leggen straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat vanwege de ernst van het feit en in het belang van de verkeersveiligheid de bijkomende straf van een ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 jaar passend en geboden is.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 6, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
en
Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. J.J.A. Donkersloot en mr. S.H. Diepeveen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch en G.G. Dirks, griffiers,
en is uitgesproken op 05 februari 2024.
Mr. S.H. Diepeveen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2022149059-1, sluitingsdatum 3 februari 2023, aantal doorgenummerde pagina’s 1-74.