Op 12 augustus 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het onthouden van zorg aan meerdere dieren, in strijd met artikel 2.2 lid 8 van de Wet Dieren. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 26 april 2024, en de rechtbank heeft het vonnis bij verstek gewezen na het onderzoek ter terechtzitting op 29 juli 2024. De verdachte, geboren in 1955 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het verwaarlozen van verschillende dieren, waaronder honden, katten, kippen en paarden, die in onhygiënische en vervuilde omstandigheden werden gehouden.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte verantwoordelijk was voor de verzorging van de dieren, maar sprak hem vrij van enkele specifieke tenlasteleggingen. De rechtbank vond dat niet alle feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, maar dat er voldoende bewijs was voor de verwaarlozing van de dieren. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van €5.000,- waarvan €2.500,- voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd een houdverbod voor dieren opgelegd en een meewerkplicht aan toezichtscontroles door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Landelijke Inspectie Dierenwelzijn.
De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een overtreding van de Wet Dieren door de dieren in ongeschikte omstandigheden te houden en hen de nodige zorg te onthouden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van houders van dieren en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke zorgplicht.