ECLI:NL:RBOBR:2024:3663

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
82.075515.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het onthouden van zorg aan meerdere dieren op basis van de Wet Dieren

Op 12 augustus 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het onthouden van zorg aan meerdere dieren, in strijd met artikel 2.2 lid 8 van de Wet Dieren. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 26 april 2024, en de rechtbank heeft het vonnis bij verstek gewezen na het onderzoek ter terechtzitting op 29 juli 2024. De verdachte, geboren in 1955 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het verwaarlozen van verschillende dieren, waaronder honden, katten, kippen en paarden, die in onhygiënische en vervuilde omstandigheden werden gehouden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte verantwoordelijk was voor de verzorging van de dieren, maar sprak hem vrij van enkele specifieke tenlasteleggingen. De rechtbank vond dat niet alle feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, maar dat er voldoende bewijs was voor de verwaarlozing van de dieren. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van €5.000,- waarvan €2.500,- voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd een houdverbod voor dieren opgelegd en een meewerkplicht aan toezichtscontroles door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Landelijke Inspectie Dierenwelzijn.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een overtreding van de Wet Dieren door de dieren in ongeschikte omstandigheden te houden en hen de nodige zorg te onthouden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van houders van dieren en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke zorgplicht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 82.075515.24
Datum uitspraak: 12 augustus 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1955] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 april 2024. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 30 januari 2024 in Maria Hoop, gemeente Echt-Susteren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, als houder van één of meer dier(en), te weten meerdere honden katten, kippen, paarden en een kwartel, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers
A
heeft verdachte de bewegingsvrijheid van één of meer dier(en) op zodanige wijze beperkt dat de/het dier(en) daardoor onnodig lijden of letsel werd toegebracht en/of onvoldoende ruimte gelaten voor de fysiologische en ethologische behoeften van de/het dier(en), aangezien
- zes, althans één of meer, honden, (twee New Foundlanders en vier Cane Corso kruisingen) in een ruimte achter de paardenboxen werden gehuisvest in een verblijf dat bestond uit kaal beton en/of waar de ligplaats onvoldoende groot was om alle honden een ligplaats van de grond af te bieden en/of dat aan vier zijden dicht was (procesdossier p. 6) en/of
- vijf, althans één of meer, honden (Cane Corso) in een ren in de schuur werden gehuisvest in een verblijf waar de ligplaats onvoldoende groot was om alle honden een ligplaats van de grond af te bieden (procesdossier p. 6) en/of
- vier, althans één of meer, honden (Cane Corso/Boerboel) in een kleinere ren in de schuur werden gehuisvest in een verblijf waar nergens een mogelijkheid was voor de honden om zich terug te trekken of af te zonderen van de groep en/of waar geen ligplek van de grond af aanwezig was (procesdossier p. 7) en/of
- zestien, althans één of meer, katten in een ren in de voormalige hengstenstal werden gehouden in en verblijf waar nergens een mogelijkheid was voor de katten om zich te onttrekken aan de situatie (procesdossier p. 7) en/of
B
heeft verdachte niet ervoor zorggedragen dat één of meer van de dieren die ziek of gewond leken, te weten
- twee, althans één of meer, honden gelijkend op Cane Corso’s in de paardenstal dat/die vermagerd was/waren (procesdossier p. 6) en/of
- twee, althans één of meer, honden gelijkend op Cane Corso’s op de binnenplaats van de woning dat/die vermagerd was/waren (procesdossier p. 6) en/of
- vijf, althans één of meer, honden gelijkend op Cane Corso’s in een ren in de schuur dat/die vermagerd was/waren (procesdossier p. 6) en/of
- zestien, althans één of meer, katten in een ren in het stalgebouw, de voormalige hengstenstal, diarree had/hadden (procesdossier p. 8) en/of
- één kitten op de eerste verdieping van de woning met een oog dicht en vlooien over zijn lijf (procesdossier p. 8) en/of
- één of meer kippen in de stal met kippen die vermagerd was/waren en diarree had(den) (procesdossier p. 8) en/of één kwartel in de volière die mank liep, kale plekken op de rug en de kop had en waarvan de voetzool en de tenen opgezwollen waren (procesdossier p. 8-9) en/of
- één shetlandpony in het weiland welke chronisch hoefbevangen was en vermoedelijk PPID had (procesdossier p. 9) en/of
- één tinker in het weiland dat kreupel liep aan zijn achterbenen en waarvan de hoeven te lang waren en bekapt moesten worden (procesdossier p. 9)
onmiddellijk op passende wijze werden verzorgd.
C
heeft verdachte geen zorg gedragen dat een dier een toereikende behuizing heeft onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers werd(en)
- zes, althans één of meer, honden, waarvan twee New Foundlanders en vier Cane Corso kruisingen in een ruimte achter de paardenboxen gehuisvest in een verblijf waarvan de vloer was bezaaid met uitwerpselen (procesdossier p. 6) en/of
- een hond in de voormalige melkput gehuisvest waarvan de vloer was bezaaid met ontlasting (procesdossier p. 7) en/of
- zestien, althans één of meer, katten in een ren in de voormalige hengstenstal gehuisvest waarvan de vloer was bedenkt met bruine vlekken en diarree (procesdossier p. 7) en/of
- drie, althans één of meer, trekpaarden die in de wei liepen aangetroffen met een vervuilde vacht op de buik en ellebogen vol aangekoekte ontlasting veroorzaakt door het liggen in een vervuilde huisvesting (procesdossier p. 9);
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 27 februari 2024 in Maria Hoop, gemeente Echt-Susteren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, als houder van één of meer dier(en), te weten twee, althans één of meer, honden en twee, althans één of meer, katten aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft verdachte niet ervoor zorggedragen dat één of meer van de dieren die ziek of gewond leken te weten
- één hond (bruine teef ras Boerboel) waar uit de vacht vlooienontlasting en tevens levende vlooien uitkwamen (procesdossier p. 106) en/of
- één kat waar uit de vacht vlooienontlasting kwam (procesdossier p. 106);

onmiddellijk op passende wijze werden verzorgd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Nadere overwegingen van de rechtbank.

Ten aanzien van feit 1 subonderdeel A
Verblijf met vier zijden.
De rechtbank oordeelt dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is gebleken dat onvoldoende ruimte is gelaten voor de fysiologische en ethologische behoeften van deze dieren doordat de ruimte waarin zij verbleven aan vier zijden dicht was. Het enkele overleggen van een aantal bijlagen bij het requisitoir zonder nadere toelichting acht de rechtbank daartoe onvoldoende. De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen onder feit 1 subonderdeel A ten laste is gelegd wat betreft de eerste gedachtestreep voor zover dat toeziet op de ruimte die aan vier zijden dicht was.

Ten aanzien van feit 1 subonderdeel B
Kwartel.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de dierenartsverklaring van de heer Vogels van
1 februari 2024 waarin staat dat de kwartel gezond toont, vrijspraak dient te volgen voor hetgeen ten laste gelegd onder gedachtestreep zes voor zover dit betrekking heeft op de kwartel.

Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de enkele vaststelling dat de hond en de kat vlooien hadden, niet de conclusie kan dragen dat deze dus ziek of gewond leken. De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd.
Medeplegen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de ten laste gelegde - en hierna bewezen te verklaren gedragingen - sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte leverde een materiële en intellectuele bijdrage aan het houden en de verzorging van de dieren. Zo is uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat verdachte telkens bij de controles op het adres van medeverdachte [medeverdachte] aanwezig was en ook vragen beantwoordde. Meermalen is daar waargenomen dat verdachte werkzaamheden verrichtte met betrekking tot de verzorging van de dieren. Verder is gebleken dat verdachte als contactpersoon en opdrachtgever fungeerde van de hoefsmid die de hoefverzorging deed bij de paarden op het adres van de medeverdachte en ook dat hij bij de hoefverzorging assisteerde.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen in de bewijsbijlage komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 30 januari 2024 in Maria Hoop, gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een ander als houder van dieren, te weten meerdere honden katten, kippen en paarden, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers
A
heeft verdachte de bewegingsvrijheid van dieren op zodanige wijze
beperkt dat de dieren daardoor onnodig lijden of letsel werd toegebracht
en onvoldoende ruimte gelaten voor de fysiologische en ethologische behoeften
van de dieren, aangezien
- zes honden (twee New Foundlanders en vier Cane Corso kruisingen) in een ruimte achter de paardenboxen werden gehuisvest in een verblijf dat bestond uit kaal beton en waar de ligplaats onvoldoende groot was om alle honden een ligplaats van de grond af te bieden en
- vijf honden (Cane Corso) in een ren in de schuur werden gehuisvest in een verblijf waar de ligplaats onvoldoende groot was om alle honden een ligplaats van de grond af te bieden en
- vier honden (Cane Corso/Boerboel) in een kleinere ren in de schuur werden gehuisvest in een verblijf waar nergens een mogelijkheid was voor de honden om zich terug te trekken of af te zonderen van de groep en waar geen ligplek van de grond af aanwezig was en
- zestien katten in een ren in de voormalige hengstenstal werden gehouden in een verblijf waar nergens een mogelijkheid was voor de katten om zich te onttrekken aan de situatie en
B
heeft verdachte niet ervoor zorggedragen dat dieren die ziek of gewond leken, te weten
- twee honden gelijkend op Cane Corso’s in de paardenstal die vermagerd waren en
- twee honden gelijkend op Cane Corso's op de binnenplaats van de woning die vermagerd waren en
- vijf honden gelijkend op Cane Corso’s in een ren in de schuur die vermagerd waren en
- zestien katten in een ren in het stalgebouw, de voormalige hengstenstal, diarree hadden en
- één kitten op de eerste verdieping van de woning met een oog dicht en
- kippen in de stal met kippen die vermagerd waren en diarree hadden en
- één shetlandpony in het weiland welke chronisch hoefbevangen was en

vermoedelijk PPID had en

- één tinker in het weiland dat kreupel liep aan zijn achterbenen en waarvan de
hoeven te lang waren en bekapt moesten worden
onmiddellijk op passende wijze werden verzorgd en
C
heeft verdachte geen zorg gedragen dat een dier een toereikende behuizing heeft
onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers werden
- zes honden, waarvan twee New Foundlanders en vier Cane Corso kruisingen in een ruimte achter de paardenboxen gehuisvest in een verblijf waarvan de vloer was bezaaid met uitwerpselen en
- een hond in de voormalige melkput gehuisvest waarvan de vloer was bezaaid

met ontlasting en

- zestien katten in een ren in de voormalige hengstenstal gehuisvest waarvan de vloer was bedekt met bruine vlekken en diarree en
- drie trekpaarden die in de wei liepen aangetroffen met een vervuilde vacht op de buik en ellebogen vol aangekoekte ontlasting veroorzaakt door het liggen in een vervuilde huisvesting.
.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren onder de bijzondere voorwaarden van een houdverbod van dieren alsmede een meewerkplicht aan toezichtscontroles door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en/of de Landelijke Inspectie Dierenwelzijn en/of de politie. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van een geldboete van € 5.000,- subsidiair 60 dagen hechtenis. Verder vordert de officier van justitie oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 8.11a Wet Dieren, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - dieren zal houden voor de duur van tien jaren. Voorts vordert de officier van justitie dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overtreding van de Wet Dieren. Hij heeft samen met [medeverdachte] een grote hoeveelheid aan dieren verwaarloosd en in onhygiënische en vervuilde omstandigheden gelaten. Bij iedere controle op het adres van medeverdachte zijn overtredingen geconstateerd. Bij iedere controle was verdachte aanwezig. Ondanks de ontkenning dat hij op het adres woonde en hij niet de houder van de dieren was, acht de rechtbank hem mede verantwoordelijk voor de verzorging van de op het adres aanwezige dieren. Die verantwoordelijkheid heeft hij niet naar behoren ingevuld.
Strafmodaliteit.
De rechtbank acht oplegging van een deels voorwaardelijke geldboete passend en geboden. De rechtbank zal deze geldboete deels voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en zich te houden aan de volgende bijzondere voorwaarden: een houdverbod ten aanzien van dieren, alsmede een meewerkplicht aan toezichtscontroles door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Landelijke Inspectie Dierenwelzijn en de politie.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank heeft geoordeeld dat niet de gehele tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen is en dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57 Wetboek van Strafrecht
2.2, 8.11, 8.12 Wet dieren
1.6, 1.7 Besluit houders van Dieren.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel:
Een
geldboeteter hoogte van
€ 5.000,-subsidiair 60 dagen hechtenis
waarvan € 2.500,- eurosubsidiair 35 dagen hechtenis
voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Voorwaarde is, dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Houdverbod dieren
Veroordeelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - dieren houden.
-
Meewerkplicht toezichtscontroles
Veroordeelde werkt mee aan toezichtscontroles van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Landelijke Inspectie Dierenwelzijn en de politie met betrekking tot het houdverbod van dieren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.H.J.J. van de Wetering, voorzitter,
mr. S.J.H. van de Kant en mr. L.J. Verborg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. Beex, griffier,
en is uitgesproken op 12 augustus 2024.