ECLI:NL:RBOBR:2024:3640

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
C/01/350619 / HA ZA 19-620
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot verstrekking van stukken in civiele procedure met deskundigenbericht

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de eiseres in het incident, aangeduid als de vrouw, verzocht om verstrekking van bepaalde documenten door de gedaagde partij, aangeduid als de man. De vrouw stelt dat zij niet in staat is om adequaat te reageren op het deskundigenbericht omdat zij niet beschikt over alle relevante stukken die de man aan de deskundige heeft verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet heeft aangetoond dat hij de gevraagde stukken al aan de deskundige en de advocate van de vrouw heeft overhandigd. De rechtbank oordeelt dat de man verplicht is om de gevraagde documenten aan de vrouw te verstrekken, aangezien deze documenten essentieel zijn voor een eerlijke procesvoering en het beginsel van hoor en wederhoor in acht moet worden genomen.

De rechtbank heeft de vordering van de vrouw toegewezen en de man bevolen om binnen veertien werkdagen na betekening van het vonnis de gevraagde stukken te verstrekken. Daarnaast is de man veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 250,00 per dag voor elke dag dat hij niet aan deze verplichting voldoet, tot een maximum van € 10.000,00. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank heeft ook bepaald dat de zaak opnieuw op de rol zal komen voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van de vrouw op 28 augustus 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/350619 / HA ZA 19-620
Vonnis in incident van 31 juli 2024
in de zaak van
[eiseres in de hoofdzaak en in het incident],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. L. Proenings te Deurne,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak en in het incident],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat voorheen mr. A.H.A.C. Waals, nu mr. H.H.C. van de Kerkhof te Helmond.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 juni 2022 waarbij de deskundige is benoemd,
  • het deskundigenbericht,
  • de conclusie na deskundigenbericht van de man,
  • de akte na deskundigenbericht tevens houdende conclusie van eis dan wel verzoek in incident van de vrouw,
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling

in het incident

2.1.
De vrouw vordert dat de rechtbank de man beveelt om de volgende gegevens aan de vrouw te verstrekken:
1. originele (opdracht)overeenkomsten vanaf 2014 t/m januari 2017 van [A] B.V. en [B] B.V.,
2. kasboek vanaf 2014 t/m januari 2017 van [A] B.V. en [B] B.V.,
3. de e-mail van BWK van 22 maart 2023, met onder andere als bijlagen:
- 1 zip-file met auditfiles en documenten met onderbouwing van
jaarrekeningposten van [A] BV over de jaren 2015 t/m 2017, met een Word bestand met een tekstuele toelichting;
- 1 zip-file met auditfiles en documenten met onderbouwing van
jaarrekeningposten van [B] BV over de jaren 2015 t/m 2017, met een Word bestand met een tekstuele toelichting,
4. de jaarrekeningen 2018 t/m 2020 van [B] BV en [A] BV,
5. een kopie van de aangifteformulieren liquide middelen in de jaren 2014 t/m 11 januari 2017,
6. de jaarrekening 2021 van [B] B.V.,
op straffe van een dwangsom als hij aan dat bevel geen gehoor geeft.
2.2.
De vrouw legt aan haar incidentele vordering ten grondslag dat sprake is van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor. Zonder de hiervoor vermelde gegevens – waar de man en de deskundige wel over beschikken maar zij niet – kan zij niet inhoudelijk op het deskundigenbericht reageren. Bovendien heeft de man de onder 1 en 2 vermelde gegevens nog niet overgelegd, terwijl hem dat wel was bevolen in het vonnis van 23 februari 2022.
2.3.
De man voert verweer. Over de hiervoor onder 1 en 2 vermelde stukken stelt hij dat deze al aan de deskundige en aan de advocate van de vrouw ter hand zijn gesteld. Van de stukken onder punt 3 en 4 geeft de vrouw zelf aan dat de man deze aan de deskundige heeft verstrekt. Als de vrouw deze stukken wenst te ontvangen, zal zij zich tot de deskundige moeten wenden, te meer omdat de man niet langer over deze stukken beschikt en deze stukken zich nu bij de deskundige bevinden. Hetzelfde geldt voor de stukken vermeld onder 5 en 6. De man kan er niet verantwoordelijk voor worden gehouden als de deskundige stukken niet met de vrouw heeft gedeeld.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat de man niet van mening is dat de vrouw geen recht heeft op verstrekking van de door haar vermelde stukken.
2.6.
Voor wat betreft de stukken onder 1 en 2 oordeelt de rechtbank dat de man niet heeft onderbouwd dat hij deze al aan de deskundige en aan de advocate van de vrouw ter hand heeft gesteld. Het komt de rechtbank ook niet aannemelijk voor dat de vrouw vraagt om afgifte van die stukken, als zij daarover al beschikt. De man zal de stukken onder 1 en 2, waarvan de rechtbank de overlegging door de man al in haar vonnis van 23 februari 2022 heeft bevolen, aan de vrouw moeten verstrekken.
2.7.
Voor wat betreft de stukken vermeld onder de punten 3 tot en met 6 wijst de rechtbank erop dat zij in haar vonnis van 23 februari 2022 in deze zaak heeft overwogen:
“6.8. bepaalt dat partijen:
- nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken indien deze
daarom verzoekt. Partijen moeten de eventueel aan de deskundige te verschaffen
gegevens ook in afschrift aan elkaar toesturen;”
De man had dus de stukken onder 3 tot en met 6, die hij aan de deskundige ter beschikking heeft gesteld, in kopie aan de vrouw moeten sturen. Nu hij dat niet gedaan heeft, moet hij dat – in het kader van hoor en wederhoor – alsnog doen. Dat de betreffende stukken zich onder de deskundige bevinden, ontslaat de man niet van zijn verplichting. De man kan de door hemzelf aangeleverde stukken immers voor dit doel bij de deskundige opvragen. Bovendien heeft de deskundige zijn rapport inmiddels afgerond en is er voor hem in beginsel geen aanleiding om de door de man aangeleverde stukken onder zich te houden.
2.8.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de incidentele vordering toewijzen.
2.9.
Omdat de man niet vrijwillig heeft voldaan aan eerdere verzoeken van de vrouw tot afgifte van alle gevraagde stukken, zal de gevorderde dwangsom worden toegewezen. De dwangsom zal worden beperkt als volgt.
2.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak
2.11.
De rechtbank zal de vrouw, zoals verzocht, nog een termijn geven om te concluderen na deskundigenbericht.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
beveelt de man om binnen veertien werkdagen na betekening van dit vonnis afschrift te verstrekken van de in 2.1 onder de punten 1 tot en met 6 vermelde stukken,
3.2.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat hij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
3.5.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 augustus 2024voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van de vrouw.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.