Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 augustus 2024 in de zaak tussen
[verzoekster] , uit [vestigingsplaats] , verzoekster
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, het college
Inleiding
[naam] , [naam] en [naam] en de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van het college.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2.1 De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2 september 2024 tot en met 7 september 2024.
De aanvraag van 5 december 2023 was volgens het college niet voldoende compleet om een beslissing te kunnen nemen. Bij brief van 14 februari 2024 heeft het college verzocht om uiterlijk 11 maart 2024 de aanvullende verplichte gegevens te verstrekken. Bij brief van
28 februari 2024 is de aanvullingstermijn verlengd tot 8 april 2024. Op verzoek van verzoekster is deze termijn bij brief van 9 april 2024 verlengd tot 19 april 2024.
Het college heeft op 6 juni 2024 een voornemen tot weigering van de omgevingsvergunning aan verzoekster gestuurd. Daarbij heeft het college de mogelijkheid geboden om tot en met 25 juni 2024 een zienswijze in te brengen. Verzoekster heeft aangegeven deze termijn te gebruiken om ontbrekende informatie en motivering aan te leveren. Op 25 juni 2024 ontving het college bericht van verzoekster dat de adviseurs van verzoekster nog anderhalve week nodig hadden om de gevraagde informatie aan te leveren. In de brief van 27 juni 2024 heeft het college aangegeven een beslissing te nemen op de aanvraag zoals deze er op
25 juni 2024 lag en nadien ingediende stukken daarbij niet meer te betrekken. Het college heeft in die brief aangegeven op 9 juli 2024 een beslissing te nemen. Bij het bestreden besluit heeft het college de vergunning geweigerd, waarbij de inmiddels aangepaste natuurtoets van 21 juni 2024 is meegenomen. De laatste aanvullingen van het geluidonderzoek van 30 juni 2024 en de ruimtelijke onderbouwing van 3 juli 2024 zijn niet in de besluitvorming meegenomen.
Op grond van artikel 10.1.1 van de planregels zijn de voor “Natuur” aangewezen gronden bestemd voor:
a. behoud, herstel en ontwikkeling van aardkundige, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, waaronder bakenbomen;
b. behoud, herstel en ontwikkeling van kleinschalige natuur- en landschapselementen;
c. behoud, herstel, ontwikkeling en beleving van bos en natuur;
(…);
f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'theater': een theater met daaraan ondergeschikte horeca die de theaterfunctie ondersteunt, alsmede daghoreca met een maximale oppervlakte van 150 m²;
(…)
met bijbehorende voorzieningen.
Ter zitting heeft verzoekster haar verzoek gewijzigd in die zin dat wordt verzocht om het college op te dragen binnen een week na de uitspraak een besluit te nemen over het (alsnog) vergunnen van een tweedaags festival op vrijdag en zaterdag, waarbij sprake is van één podium en maximaal 1.250 bezoekers per dag op de vrijdag en zaterdag.
Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 11, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, omdat de aangevraagde activiteit volgens het college in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In dat kader wijst het college erop dat het projectgebied in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) is aangewezen als Natuur Netwerk Brabant (NNB). De regels in artikel 3.15 van de IOV zijn gericht op de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken en houden daarbij ook rekening met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte, cultuurhistorische waarden en kenmerken. Ecologische waarden en kenmerken zijn de aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate van stilte, donkerte, openheid, landschapsstructuur en belevingswaarde. De aangevraagde activiteit past niet binnen de doelstellingen van het NNB als vermeld in de IOV of in ieder geval is niet aangetoond dat dit het geval zal zijn, aldus het college. Evenementen zijn vanuit een goede ruimtelijke ordening op voorhand hier niet gewenst. Naast een motivering die aantoont dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening die aantoont dat er geen blijvende effecten optreden, moet die motivering voldoende robuust en sterk zijn om een toestemmende beslissing te kunnen verantwoorden en de beslissing juridisch houdbaar te kunnen dragen. Volgens het college is de door verzoekster aangeleverde informatie behorende bij de aanvraag niet volledig en biedt het onvoldoende aanknopingspunten waaruit zou kunnen blijken dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan en de IOV bevatten geen rechtstreekse afwijkingsmogelijkheden of uitzonderingsbepalingen voor activiteiten die niet in lijn zijn met het behoud en herstel van natuur. De beoogde locatie is een afgebakend gebied aan de bosrand van Herperduin, bedoeld voor een openluchttheater en ingericht voor kleinschalige en ingetogen producties voor zittend publiek. De aanvraag om omgevingsvergunning gaat over een meerdaags muziekfestival, waar versterkte muziek afgespeeld zal worden vanaf meerdere podia, inclusief een op- en afbouwperiode van drie weken met maximaal (naar verwachting) 4.500 bezoekers per dag. De aangevraagde activiteiten hebben geen ingetogen karakter, zijn aan te merken als zeer intensieve vorm van recreatie en hebben een forse impact op de omgeving, aldus het college.
Verzoekster voert aan dat het college bij toetsing aan de waarden van het NNB slechts mag toetsen of de verlening van een omgevingsvergunning leidt tot een ‘significante aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden’. In dat kader wijst verzoekster op de artikelen 2.10.2, 2.10.3 en 2.10.4 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de toelichting op artikel 3.15 van de IOV, waarin staat dat zolang er geen sprake is van een significante aantasting, er vanwege het NNB geen grond is om de activiteit tegen te houden. Uit de natuurtoets die [naam] heeft uitgevoerd, volgt volgens verzoekster dat van een dergelijke aantasting vanwege het evenement geen sprake is. Het college heeft volgens verzoekster op geen enkele manier aangetoond dat de conclusie van [naam] onjuist zou zijn.
Verzoekster stelt verder dat de weigering op basis van de ruimtelijke ordening is gebaseerd op het ontbreken van de laatste informatie uit het voornemen tot weigering. Deze informatie was echter vrijwel geheel bij de eerste aanvraag en bij eerdere aanvullingen ingediend. Verzoekster heeft voor de laatste aanvulling verzocht om uitstel, omdat vanwege het festival hoogseizoen het niet altijd mogelijk was de deskundigen binnen een kort tijdsbestek de aanvullende informatie te laten aanleveren. Op basis van de natuurtoets van 21 juni 2024, de akoestische inventarisatie van 30 juni 2024 en de ruimtelijke onderbouwing van 3 juli 2024 is aan de ontbrekende informatie beantwoord. Verzoekster acht het niet redelijk dat informatie die enkele dagen na de laatst gegeven aanvullingstermijn is aangeleverd, wat vooraf door verzoekster was aangekondigd, buiten beschouwing is gelaten. Wat de belangen van derden betreft wijst zij erop dat de afgelopen zeven jaar de vergunningen voor het [naam] festival nog nooit tot een bezwaarprocedure hebben geleid. Afgezien daarvan zou met een iets later besluit de belangen van derden niet geschonden zijn gezien de rechtsmiddelen die zij hebben. Een beslissing op een eventueel bezwaar zal, gezien de daarvoor geldende termijnen, sowieso na het evenement komen.
Het college stelt dat het verzoekster meer dan genoeg tijd heeft geboden om voldoende deugdelijke rapporten op te (laten) stellen en onderzoek uit te laten voeren. Het college is verder van mening dat het voldoende kennis in huis heeft om de inhoud van de door verzoekster ingediende rapporten goed te beoordelen. Daarbij wijst het erop dat het college de natuurtoets intern heeft laten beoordelen door de ecoloog, de adviseur ecologie en natuur en een landschapsplanoloog.
Afgezien van het vorenstaande valt de aangevraagde activiteit volgens het college ook niet onder ‘nieuwe ontwikkeling’ als bedoeld in artikel 3.18 van de IOV. Met acht area’s/podia is geen sprake van kleinschaligheid en bovendien wordt niet voldaan aan het criterium ‘ten behoeve van de natuurfunctie of het recreatieve medegebruik’. Hieraan is in de natuurtoets ten onrechte voorbijgegaan.
Over het niet meenemen van de rapporten van 30 juni 2024 en 3 juli 2024 heeft het college gesteld dat het had aangegeven vast te houden aan de termijn van 25 juni 2024 met het oog op de belangen van derden die voldoende mogelijkheid moeten krijgen een voorlopige voorziening te verzoeken om tijdig duidelijkheid te krijgen over de doorgang van het festival. Bovendien staat niet zonder meer vast dat als het college de te laat ingediende stukken wel bij zijn besluitvorming had betrokken er zonder meer een omgevingsvergunning voor het festival zou zijn verleend.
Over het gewijzigde verzoek ter zitting overweegt de voorzieningenrechter dat dit in feite een wijziging van de aanvraag betreft. Omdat het echter geen ondergeschikte wijziging van de aanvraag is, zal hiertoe een nieuwe aanvraag moeten worden ingediend. De voorzieningenrechter gaat in deze procedure daarom hieraan voorbij.
3 juli 2024 niet bij het nemen van het bestreden besluit zijn betrokken, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Hoewel in het bestreden besluit is aangegeven dat in de aanvraag ook bepaalde informatie over de aangevraagde activiteit ontbreekt die geen relatie heeft met de ligging van de festivallocatie in het NNB en op gronden met de bestemming “Natuur”, komt uit dit besluit, het verweerschrift en het verhandelde ter zitting naar voren dat de enige of in elk geval voornaamste weigeringsgrond is gelegen in de door het college gestelde onverenigbaarheid van de aangevraagde activiteit met de ligging van de locatie in het NNB en op de tot “Natuur” bestemde gronden. De voorzieningenrechter stelt vast dat alle relevante informatie die verzoekster hierover heeft aangeleverd, waaronder ook de door [naam] aanvullend verrichte natuurtoets van 21 juni 2024, is meegenomen bij de besluitvorming. In zoverre is niet aannemelijk dat de belangen van verzoekster onaanvaardbaar zijn geschaad vanwege het feit dat genoemde twee onderzoeken niet zijn meegenomen bij het nemen van het bestreden besluit, wat van die beslissing van het college ook zij.
6.4. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de gronden van verzoekster of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college een groter gewicht heeft mogen toekennen aan de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de locatie en de omgeving daarvan, waartoe ook het behoud van rust en stilte behoort, dan aan het belang van verzoekster bij het kunnen organiseren van een meerdaags festival. Hoewel hoofdstuk 3 van de IOV in dit geval geen rechtstreeks toetsingskader is, heeft het college de hierin weergegeven provinciale belangen, gezien de toelichting op artikel 3.1 van de IOV, mee kunnen wegen bij de vraag of de aangevraagde activiteit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college heeft mogen stellen dat een meerdaags festival als hier aan de orde niet past binnen de doelstellingen van het NNB zoals vermeld in de IOV. Ook als ervan wordt uitgegaan dat de activiteit niet leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNB-gebied, zoals in de natuurtoets is gesteld maar door het college wordt betwijfeld, maakt dit niet dat het college het festival dan zonder meer had moeten toestaan. De gronden waarop het festival is voorzien, hebben immers niet voor niets de bestemming “Natuur” gekregen en liggen niet voor niets in het NNB. Uit de natuurtoets blijkt dat het festival wel degelijk nadelige gevolgen kan hebben voor de flora en fauna in het NNB-gebied, ook al zouden deze negatieve effecten volgens de natuurtoets geen significante effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlak en samenhang van het NNB en door het treffen van maatregelen geheel dan wel deels kunnen worden weggenomen. Ook deze effecten kan het college, gezien zijn beleidsruimte, onwenselijk achten voor een natuurgebied. Dat elders in Nederland wel festivals worden toegestaan in natuurgebieden moge zo zijn, maar is inherent aan genoemde beleidsruimte. De voorzieningenrechter dient het bestreden besluit vanwege de beleidsruimte terughoudend te toetsen. Bij de belangenafweging neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat het houden van een festival niet valt onder een groot openbaar belang, ook al begrijpt de rechtbank dat veel mensen van een dergelijk festival kunnen genieten.
Over de financiële gevolgen voor verzoekster van een weigering tot vergunningverlening, overweegt de voorzieningenrechter dat uit de stukken blijkt, zoals bijvoorbeeld uit de brief van het college van 13 juli 2023, dat het college tijdig heeft aangegeven dat het feesten en evenementen op en nabij het openluchttheater niet vindt passen aan de rand van een bosgebied en dat het college die niet meer wil op deze locatie, zodat verzoekster rekening had moeten houden met een mogelijke weigering tot vergunningverlening. Het bestreden besluit is in zoverre ook in lijn met de beslissing van het college om in oktober 2023 een voorgenomen ‘foute apres ski party’ eveneens niet toe te staan op deze locatie, omdat grote feestavonden en evenementen volgens het college niet (meer) passen binnen de bestemming van het openluchttheater. Verder heeft het college aangeboden de kosten voor de aan te leveren onderzoeken en onderbouwingen te vergoeden, behalve die waarvoor opdracht is gegeven na 27 juni 2024.
De voorzieningenrechter ziet vanwege het voorgaande daarom geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Wel is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit, voor zover hierin is gesteld dat een beschrijving en een motivering/onderzoek naar de ecologische waarden en kenmerken van het natuurgebied en de toetsing aan de IOV zoals die gold op 5 december 2023 ontbreken, onvoldoende is gemotiveerd, omdat in het bestreden besluit niet concreet staat aangegeven welke informatie in de laatste natuurtoets van [naam] ontbreekt en waarom die informatie reeds op het moment van het nemen van het bestreden besluit moest zijn overgelegd. Dit gebrek kan echter bij de beslissing op bezwaar worden hersteld.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
8 augustus 2024.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
BIJLAGE
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Besluit omgevingsrecht
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…)
11. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Bestemmingsplan “Buitengebied Oss 2020”
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. behoud, herstel en ontwikkeling van aardkundige, natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, waaronder bakenbomen;
b. behoud, herstel en ontwikkeling van kleinschalige natuur- en landschapselementen;
c. behoud, herstel, ontwikkeling en beleving van bos en natuur;
d. ondergeschikt agrarisch medegebruik, gericht op de doelen onder a t/m c;
e. instandhouding van watergangen, sloten en andere waterpartijen, waaronder hun oevers en taluds;
f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘theater’: een theater met daaraan ondergeschikte horeca die de theaterfunctie ondersteunt, alsmede daghoreca met een maximale oppervlakte van 150 m2
(…).