ECLI:NL:RBOBR:2024:3577

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
21/2570
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om handhavend optreden tegen rookoverlast door een houtkachel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om handhavend op te treden tegen de door haar ervaren overlast van houtrook door het stoken van de houtkachel door de derde-partij. Eiseres heeft het college verzocht om handhaving vanwege hinderlijke rookoverlast. Het college heeft echter geen overmatige hinder geconstateerd tijdens drie controles en heeft daarom geen aanleiding gezien om handhavend op te treden. De rechtbank heeft het beroep eerder behandeld en verwezen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die het beroep gedeeltelijk terugwees naar de rechtbank. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en op 6 augustus 2024 geoordeeld dat het beroep ongegrond is. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een overtreding van het Bouwbesluit en dat het college terecht heeft afgezien van handhaving. Eiseres heeft aangevoerd dat de rook schadelijk is voor haar gezondheid, maar de rechtbank oordeelt dat er geen algemeen aanvaarde inzichten zijn over de schadelijkheid van rook van houtkachels. De rechtbank stelt dat de toezichthouder zorgvuldig heeft gehandeld en dat de controles representatief zijn voor het gebruik van de houtkachel. De rechtbank concludeert dat er geen overmatige hinder is en dat het college geen bevoegdheid heeft om handhavend op te treden. Eiseres doet ook een beroep op artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een inbreuk op dit artikel. De uitspraak is gedaan door mr. S.W.A.M.M. Delauw, rechter, en is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/2570

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven

(gemachtigden: mr. J.D. van Leeuwen en mr. E. van Klinken).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] uit [woonplaats] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om handhavend op te treden tegen de door haar ervaren overlast van houtrook door het stoken van de houtkachel door de derde-partij.
1.1.
Het college heeft dit verzoek met het besluit van 15 april 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 september 2021 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep eerder op 17 januari 2023 op zitting behandeld. Hierbij waren eiseres, de gemachtigden van het college en de derde-partij aanwezig.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep vervolgens naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) verwezen omdat zij zich niet bevoegd acht. De Afdeling heeft het beroep op 19 februari 2024 vervolgens gedeeltelijk teruggewezen naar de rechtbank, namelijk voor zover het verzoek betrekking heeft op de gestelde overtreding van het Bouwbesluit 2012 (het Bouwbesluit). Daarna heeft de rechtbank het onderzoek heropend over het gedeelte waartoe zij volgens de Afdeling bevoegd is.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2024. Hierbij zijn eiseres en de gemachtigden van het college verschenen.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de weigering van het college om handhavend op te treden tegen de door eiseres ervaren rookoverlast. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank beoordeelt het verzoek van eiseres dat betrekking heeft op de gestelde overtreding van het Bouwbesluit. De Afdeling heeft het beroep voor zover dat gaat over de Wet milieubeheer aan zich gehouden. Deze gang van zaken resulteert erin dat eiseres over één handhavingsverzoek nu twee procedures in eerste aanleg heeft lopen, terwijl de gestelde overtredingen met elkaar samenhangen. De rechtbank vindt dit vervelend voor eiseres, omdat dit onduidelijkheid met zich brengt over welke argumenten relevant kunnen zijn in welke procedure. Bovendien betekenen twee procedures ook twee zittingen waardoor zij meer tijd kwijt is aan de behandeling van haar beroep.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Deze beslissing staat aan het einde van deze uitspraak onder het kopje “Beslissing”. Hierna legt de rechtbank eerst uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Wettelijk kader

5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. Het bestreden besluit is genomen naar aanleiding van een verzoek om handhaving dat is ingediend voor 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vόόr 1 januari 2024, van toepassing blijft.

Inleiding

7. Eiseres woont op het perceel [adres] in [woonplaats] . Naast haar woont de derde-partij. Op 16 december 2020 heeft eiseres een melding ingediend bij het college vanwege het ondervinden van hinderlijke rookoverlast door het stoken van de houtkachel door de derde-partij. Volgens eiseres veroorzaakt de vrijgekomen rook bij haar ademhalingsproblemen en andere gezondheidsproblemen. Op 28 december 2020 is een controle uitgevoerd, hierbij is geen toegang gekregen tot de woning van de derdepartij. Tijdens de controle is door de toezichthouders geen overlast ervaren. Op 1 maart 2021 heeft eiseres het college verzocht over te gaan tot handhavend optreden. Het college heeft voorafgaand aan het bestreden besluit op drie momenten gecontroleerd naar mogelijke overlast door het gebruik van de houtkachel door de derde-partij. Tijdens deze controles is geen overmatige hinder geconstateerd. Het college heeft daarom geen aanleiding gezien om handhavend op te treden.

Is sprake van een overtreding van het Bouwbesluit?

8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat sprake is van overmatige hinder door het stookgedrag van de derde-partij waartegen het college had moeten handhaven. Zij voert hiertoe aan dat het college uitvoeriger onderzoek had moeten doen naar aanleiding van haar verzoek om te handhaven. Ook voert zij aan dat het college weldegelijk handhavend had moeten optreden.
8.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een overtreding. Hiervoor verwijst het college naar de TPO-rapportage. Nu geen overtreding is geconstateerd, kan niet handhavend worden opgetreden, aldus het college.
Kon het college zich baseren op de TPO-rapportage?
8.2.
Eiseres betoogt dat het onderzoek dat het college heeft verricht te beperkt is geweest. De focus is volgens haar teveel gericht geweest op hinderlijke geur. Voor het beoordelen van rookoverlast is volgens eiseres een momentopname onvoldoende. Ook wijst zij erop dat houtkachels vaak pas na 17.00 uur worden gestookt. Het college heeft onvoldoende in de avonduren gecontroleerd. Ook is tijdens de controles niet bezien of de derde-partij thuis was. Verder moet het onderzoek volgens haar ook zien op het aanmaken en bijvullen van de houtkachel. Ook dient te worden gekeken naar de rook die tijdens het aansteken uit de rookafvoer komt en de rook die bij eiseres terecht komt. Eiseres geeft aan dat het stappenplan van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) niet of slechts deels is gevolgd. Volgens eiseres is namelijk sprake van ‘verspreiding van de rookgassen naar woningen van derde’ (stap 3), wordt gestook bij een ‘negatief advies van de Stookwijzer’ (stap 5) en zijn bruine rookpluimen zichtbaar (stap 6). De vragen uit het stappenplan hadden dus met een ‘ja’ beantwoord moeten worden. Dat betekent dat het college overeenkomstig stap 10 van het Stappenplan een berekening van geuremissie had moeten uitvoeren. Dit heeft het college volgens eiseres ten onrechte nagelaten.
8.3.
Het college heeft bij de beoordeling of sprake is van schadelijke of hinderlijke verspreiding van rook, roet of walm gebruik gemaakt van het Stappenplan van de StAB. Verder vindt het college dat het TPO-rapportage van 17 mei 2021 zorgvuldig tot stand is gekomen en dat het daarom aan het besluit ten grondslag kon worden gelegd.
8.4.
In het kennisdocument Gezondheids- en hindereffecten door houtkachels van particulieren heeft StAB een stappenplan opgenomen dat door gemeentelijke controleurs gebruikt kan worden bij het optreden van hindersituaties aan de hand van klachten. De methode is een checklist met vragen waaruit moet blijken of er bij de houtstook, gezien vanaf de straat, of in voorkomende gevallen bij binnentreden, signalen zijn dat er sprake is van een objectiveerbare hindersituatie en of er sprake is van een bijzondere situatie waardoor verspreiding belemmerd wordt.
Het stappenplan bestaat uit de volgende stappen:
Stap 1: is er een klacht?
Stap 2: is de rookgasafvoer in strijd met regels uit het Besluit bouwwerken leefomgeving?
Stap 3: is er sprake van verspreiding van de rookgassen (op enig moment) naar de woningen van derden?
Stap 4: levert de plaatselijke situatie een belemmerde verspreiding op?
Stap 5: wordt gestookt terwijl negatief advies van stookwijzer.nl geldt?
Stap 6: zijn de rookgassen wit, grijs of zwart, is er sprake van geur? Temperatuur voldoende hoog?
Stap 7: wordt er vochtig of bewerkt hout of afval als brandstof gebruikt?
Stap 8: schat in of er sprake is van zeer goede tot slechte verbranding en bepaal
emissiewaarde.
Stap 9: schat in hoe lang en hoe vaak er gestookt wordt.
Stap 10: bepaal of er aanvullend een kwantitatieve methode moet worden toegepast. Deze stap komt alleen aan de orde als de vragen in de stappen 3, 5 en 6 positief worden beantwoord.
8.5.
In de TPO-rapportage van 17 mei 2021 staat:
“Informatie object
Adres [adres] […] [woonplaats]
Inspectie
Datum 1e controle 7 april 2021
Tijd omstreeks 16.25 uur
Datum 2e en 3e controle 8 en 9 april 2021
Type inspectie visuele controle
Tijdens de in totaal 3 uitgevoerde (her)controles heb ik het volgende geconstateerd:
a. Bij aankomst ter plaatse heb ik in de straat een matige “stookgeur” geroken. Ik heb geen “overmatige” stank en/of rook verspreiding geconstateerd. Tijdens de 2e en 3e controle heb ik helemaal geen “stookgeur” geroken.
b. Bij aankomst zag ik geen zwarte/grijze rookgassen uit de schoorsteen komen. Dat impliceert dat de verbranding in de houtkachel goed is.
[…]
d. Gemetselde schoorsteen steekt ca. 0,5 m boven de nokhoogte uit. Daarmee is een goede verspreiding en verdunning van rookgassen in de basis goed gewaarborgd. Dat neemt niet weg dat de “rookpluim” bij bepaalde weersomstandigheden omlaag wordt gezogen.
e. Bij binnenkomst heb ik geconstateerd dat de houtkachel in bedrijf was. Ik heb in het pand geen rook of stank geconstateerd. Dat impliceert dat er geen sprake is van een “lekkage” in de schoorsteen.
f. Ter plaatse van de houtkachel in de woonkamer zag ik wat stookhout staan (vaste brandstof) waarmee gestookt wordt. Het hout was droog. De eigenaar stookt niet alleen kloofhout. Echter, ik heb geen afval(stoffen) aangetroffen zoals plastics, geverfd hout etc.
g. Het rookkanaal bestaat uit traditioneel metselwerk. Het rookkanaal van de houtkachel voldoet (visueel) aan de eisen voor bestaande bouw als bedoeld in het Bouwbesluit 2012. De aansluiting tussen de houtkachel en de schoorsteen is een aandachtspunt.
[…]
i. In de tuin heb ik stookhout aangetroffen. Het hout is tegen de regen beschut. Het staat onder een afdak.
[…]
k. De eigenaar heeft verklaard dat het aantal stookuren per dag beperkt is tot ca. 3 a 4 uur. Volgens hem stookt hij alleen tussen 14.00 en 18.00 uur.
l. De eigenaar heeft verklaard dat hij het schoorsteenkanaal zelf schoonveegt. Hij liet vervolgens zijn schoorsteenveegset zien.
[…]
p. De woningscheidingsmuur bij de buurvrouw ( [adres] ) t.h.v. de houtkachel van de buurman voelt plaatselijk “lauw” aan maar de muur is niet warm. Volgens de NEN 6062 mag de buitenwand van een rookkanaal tot maximaal 75°C stijgen. Dat is hier niet het geval.
q. Ik heb in het pand (woning) bij de buurvrouw ook geen rook of stank geconstateerd.
[…]
Tijdens de 1e controle was het buiten ca. 6°C, veel wind met variabele windrichtingen.
Tijdens de 2e controle was het buiten ca. 9°C, redelijk stabiele weercondities (weinig wind).
Tijdens de 3e controle was het buiten ca. 13°C, stabiele weercondities (windstil).
[…]
Bevindingen van de controle/waarnemingen:
Er zijn geen overtredingen geconstateerd.”
8.6.
De rechtbank merkt eerst op dat geen algemeen aanvaarde inzichten bestaan over beantwoording van de vraag of, en zo ja, onder welke omstandigheden en bij welke frequentie, rook afkomstig van gebruik van een houtkachel schade aan de mens toebrengt. De rechtbank verwijst hiervoor naar (vaste) rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [1] Het college heeft bij het bepalen van het antwoord op de vraag of sprake is van schadelijke of hinderlijke verspreiding van rook, roet of walm gebruik mogen maken van het Stappenplan van de StAB. Uit de TPO-rapportage van 17 mei 2021 blijkt dat dit stappenplan ook daadwerkelijk is toegepast. De toezichthouders hebben op diverse data en tijdstippen en onder verschillende weersomstandigheden een controle uitgevoerd rondom de woning van eiseres, in de woning van eiseres en in de woning van derde-partij. Hoewel deze controles hoofdzakelijk doordeweeks overdag plaatsvonden en niet blijkt dat is gecontroleerd of de derde-partij thuis was, acht de rechtbank de controles representatief voor het gebruik van de houtkachel. Bij één van de controles is namelijk geconstateerd dat de houtkachel waar eiseres van stelt hinder te ondervinden, in gebruik was. De rechtbank is, gelet op de frequentie van de controles en de manier waarop is gecontroleerd tijdens deze controles, van oordeel dat het onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Het college heeft zich op de TPO-rapportage kunnen baseren. Gelet op de uitkomsten in de TPO-rapportage heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aanvullend onderzoek niet nodig was. De vragen 3, 5 en 6 uit het stappenplan zijn immers niet alle positief beantwoord. Er bestond dus voor het college geen aanleiding voor een berekening van de geuremissie, overeenkomstig stap 10 van het stappenplan. Er was ook anderszins geen aanleiding voor het college om nog verdergaand onderzoek uit te voeren.
Is sprake van een overtreding?
8.7.
Eiseres stelt dat de rook schadelijk is voor haar gezondheid en dat het college om die reden tot handhaving moet overgaan. Eiseres voert aan dat zij heeft gezien dat er donkere en soms zwarte rook uit de schoorsteen van derde-partij komt waaruit kan worden afgeleid dat er iets niet goed is met de branding of dat spullen worden verbrand die niet verbrand mogen worden. Ook heeft eiseres zelf tempratuurverschillen in haar huis gemeten en heeft ze een verhoogde hoeveelheid fijnstof gemeten. Ook wijst eiseres erop dat zij gezondheidsklachten heeft waar het college rekening mee had moeten houden. Volgens eiseres had het college weldegelijk handhavend moeten optreden.
8.8.
De rechtbank overweegt dat geen algemeen aanvaarde inzichten bestaan over de beantwoording van de vraag of, en zo ja, onder welke omstandigheden en bij welke frequentie, rook afkomstig van gebruik van een houtkachel schade aan de mens toebrengt. [2] De Wet milieubeheer, in het bijzonder bijlage 1 van die wet, die grenswaarden bevat voor fijn stof (PM10 en PM2,5), geeft geen uitsluitsel daarover. De door eiseres overgelegde stukken leiden niet tot het oordeel dat daaromtrent ten tijde van het nemen van het besluit wel algemeen aanvaarde inzichten bestonden. De strekking van deze stukken is dat houtrook ernstige gezondheidsrisico's met zich brengt, maar de publicaties geven geen eenduidige norm bij welke mate van blootstelling en onder welke frequenties en omstandigheden de rook schadelijk is voor de gezondheid. Daarom kan hieraan niet de betekenis worden gegeven die eiseres hieraan toekent. Ook voor zover eiseres heeft verwezen naar de door de WHO gehanteerde luchtkwaliteitsnormen bestaat geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Daargelaten dat deze normen binnen Nederland niet als bindend recht hebben te gelden omdat moet worden uitgegaan van de luchtkwaliteitsregels als bedoeld in titel 5.2 van de Wet milieubeheer, volgt daaruit niet of, en zo ja, onder welke omstandigheden en bij welke frequentie rook afkomstig van het gebruik van een houtkachel schade aan de mens toebrengt. [3] De rechtbank ziet geen aanleiding om op grond van wat eiseres heeft aangevoerd anders te oordelen.
8.9.
De rechtbank overweegt dat artikel 7.22 van het Bouwbesluit een restbepaling is die door het bevoegd gezag kan worden toegepast, indien naar zijn oordeel optreden tegen het gebruik van een bouwwerk, open erf of terrein vanwege gevaarzetting, dreigende aantasting van de volksgezondheid of overmatige hinder noodzakelijk is en meer specifieke bepalingen geen soelaas bieden. Uit dat artikel vloeit niet voort wanneer moet worden gesproken van overmatige hinder. Het is aan het college om dit in een concrete situatie vast te stellen. [4] Dat betekent dat aan het bevoegd gezag beoordelingsruimte toekomt die door de rechtbank terughoudend wordt getoetst.
De eigen waarneming van eiseres is niet leidend voor de vraag of een overtreding kan worden geconstateerd. Het gaat erom wat de toezichthouder heeft waargenomen. De toezichthouder is bij de derde-partij binnen geweest om de houtkachel te inspecteren. Aan de houtkachel waren geen bijzonderheden of defecten zichtbaar en de opslag van hout bestond uit schoon en droog hout. Bij huiscontrole zijn geen restanten gevonden van plastics of geverfd hout. Ook heeft de controleur vastgesteld dat droog hout werd gebruikt. Verder heeft de toezichthouder geconstateerd dat de scheidingsmuur lauw aanvoelt en daarmee voldeed aan NEN 6062. Gedurende de controles is door de toezichthouders geen zodanige stank of rook waargenomen dat sprake was onaanvaardbare geurhinder. Met betrekking tot de door eisers gemeten verhoogde fijnstof, overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat dit door de houtkachel van de derde-partij wordt veroorzaakt, waardoor het college hieraan niet meer gewicht heeft hoeven toekennen dan het heeft gedaan.
Niet in geschil is dat zich bij het gebruik van de houtkachel enige rookontwikkeling voordoet. Dit blijkt ook uit de TPO-rapportage en uit de door eiseres overgelegde opnamen. Dit gebruik, zoals dat blijkt uit de stukken, wijkt echter niet in aanzienlijke mate af van het normale gebruik van een houtkachel. Een dergelijk gebruik kan weliswaar hinder opleveren, maar om strijd met artikel 7.22 van het Bouwbesluit vast te stellen, moet die hinder ook overmatig zijn. Het college heeft zich onder verwijzing naar de TPO-rapportage in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat daarvan niet is gebleken. Voor zover eiseres stelt dat het gebruik van de houtkachel als overmatig hinderlijk wordt ervaren vanwege haar gezondheid, overweegt de rechtbank dat doorslaggevend is of objectiveerbaar sprake is van overmatige hinder. Het gaat er niet om wat iemand individueel als hinder ervaart, maar wat in algemene zin als overmatige hinder wordt ervaren. Bijzondere gevoeligheid telt voor de toepassing van artikel 7.22 van het Bouwbesluit niet.
8.10.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij gebruik van de houtkachel door de derde-partij geen overmatige hinder ontstaat als bedoeld in artikel 7.22 van het Bouwbesluit. Dat betekent dat geen sprake is van een overtreding. Het college heeft hierdoor geen bevoegdheid om handhavend op te treden en heeft dus terecht afgezien van handhaving.
8.11.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Wordt artikel 8 van het EVRM geschonden?

9. Eiseres doet een beroep op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) omdat ze als bewoner van haar woning blootstaat aan voor de gezondheid schadelijke emissies.
9.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een dusdanige hinder- of overlastsituatie dat er sprake is van schending van artikel 8 van het EVRM. In artikel 8 van het EVRM is bepaald dat een ieder het recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens kent het EVRM geen uitdrukkelijk recht toe op een schone en stille omgeving, maar kan artikel 8 in het geding zijn indien de overlast zodanig is dat die de betrokkene in ernstige mate in zijn gezondheid treft of hem belet in zijn woongenot en zijn privé- of gezinsleven. [5] Naar het oordeel van de rechtbank is zulke overlast in dit geval niet aan de orde en is er geen sprake van een inbreuk op artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verwijst hierbij naar de overwegingen onder 8.
9.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Er is geen sprake van een overtreding. Om die reden heeft het college terecht afgezien van handhaving.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.A.M.M. Delauw, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Duin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2024.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
1. Everyone has the right to respect for his private and family life, his home and his correspondence.
Artikel 7.22 van het Bouwbesluit 2012
Onverminderd het bij of krachtens dit besluit of de Wet milieubeheer bepaalde is het verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor:
a. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm of stof wordt verspreid;
b. overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein;
c. op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein, of
d. instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:313731, 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:690, 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3005, en 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3295.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:690, 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3005, en 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3295.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:690 en de uitspraak van 2 november 2011, Zie ECLI:NL:RVS:2022:3140.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4319.
5.Zie bijvoorbeeld EHRM Jugheli tegen Georgië, arrest van 13 juli 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0713JUD003834205, punt 62 en de daar aangehaalde rechtspraak